t-s w.'^- v drr>~r-jL
40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1919.
De heer De Boer wenscht een opmerking te maken.
Wel niet zoozeer over het verslag zooals dat aan
Gedeputeerde Staten zal worden aangeboden, dan
wel naar aanleiding van enkele dingen in dat verslag
vermeld.
Daar staat n.l. in, dat de uitdeeling van klompen
begon den 6en Februari en eindigde op den 30en
Maart. Nu zullen de leden van den Raad zich her
inneren, dat bij de begrooting er op is gewezen, dat
het van groot belang geacht moec worden, met de
uitdeeling vroeger te beginnen en later te eindigen.
Een voorstel in dien geest werd ingediend, n.l. tot
verhooging van den betreffenden post, doch weer in
getrokken toen de wethouder te kennen gafals de
Raad wenscht, dat Burgemeester en Wethouders nog
royaler zijn, dan moet men dien wensch maar te
kennen geven, dan zullen Burgemeester en Wethou
ders daar gaarne gebruik van maken.
Ditmaal is evenwel, naar spreker vernam, de uit
reiking pas begonnen op 17 Februari, en het vorig
jaar op 6 Februari. We zijn dus niet vooruitgegaan
maar achteruit. Spreker zou graag weten wat daar
van de reden is, en hij hoopt dat we nu althans in
zoover vooruit zullen gaan, dat de verstrekking wat
royaler geschiedt, en dat de beëindiging later gesteld
wordt dan op 30 Maart. Anders zou men achteruit
zijn gegaan inplaats van vooruit.
De heer Schoondermark (wethouder) noemt de op
merking van den heer De Boer juist. Wel had
spreker gezegd, dat als de Raad wenschte dat Bur
gemeester en Wethouders royaler waren, dit zou ge
schieden, en slechts de heer De Boer had dien wensch
geuit de heer De Boer schijnt te meenen dat als
hij spreekt de heele Raad spreekt maar toch had
spreker ook beloofd, dat hij op des heeren de Boers
wensch zou letten. Dat is niet gebeurd en de oor
zaak hiervan is dat dergelijke dingen meest automa
tisch gebeuren. De uitvoering wordt n.l. opgedragen
aan een bepaalde categorie van ambtenaren, en nu
had dit jaar de ambtenaar hiermee belast, gewisseld
zonder dat spreker daarmede op de hoogte was.
Spreker kan toezeggen, dat de uitreiking nu zal ge
schieden in den geest zooals de heer De Boer zei.
Spreker hoopt dat de heer De Boer met deze toe
zegging tevreden kan zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
10. (agenda no 11.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verlenging van den termijn van ontrui
ming van onbewoonbaar verklaarde woningen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij raadsbesluit van den 8sten Februari 1916 no.
62 R/13 zijn de woningen Cambuursterpad no. 22,
Bontepapesteeg no. 10 boven en 12 beneden, Ritsuma-
straatje no. 18, Schoppershof nos. 40 en 44 en Achter
Dijkshoek nos. 401, 403, 405, 407 en 409 onbewoon
baar verklaard.
De termijn van ontruiming dezer woningen is ver
lengd bij raadsbesluiten van 5 September 1916 no. 391
R/189, 10 October 1916 no. 3354/239, 14 November
1916 no. 510 R/247, 27 Februari 1917 no. 640/54,
4 September 1917 no. 363 R/190, 26 Februari 1918,
no. 67 R/41 en 13 Augustus 1918 no. 355 R/170.
Blijkens mededeeling van den Gemeentelijken In
specteur voor het Woningtoezicht alhier bij schrijven
van 8 Februari 1919 no. 26, zijn deze woningen nog
niet ontruimd en wordt het niet raadzaam geacht,
met het oog op het nog steeds bestaand gebrek aan
woningen thans op ontruiming daarvan aan te dringen,
zoodat verlenging van den termijn van ontruiming
derhalve noodzakelijk is.
De gezondheidscommissie voor de gemeente Leeu
warden heeft zich blijkens haar advies, gegeven bij
schrijven van 18 Februari 1919, hiermee kunnen ver
eenigen, op grond waarvan wij de vrijheid nemen U
in overweging te geven het hierbij aangeboden ontwerp
tot een besluit Uwer vergadering te verheffen.
Ontwerp
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat tengevolge van het nog steeds
voortdurende gebrek aan geschikte woningen, de
de bewoners van eenige woningen, onbewoonbaar
verklaard bij raadsbesluit van 8 Februari 1916 no.
62 R/13 in de onmogelijkheid verkeeren een andere
woning te bekomen
dat de termijn van ontruiming dezer woningen reeds
werd verlengd bij raadsbesluit van 5 September 1916
no. 391 R/189, 10 October 1916 no. 3354/239, 14
November 1916 no. 510 R/247, 27 Februari 1917 no.
640/54, 4 September 1917 no. 363 R/190, 26 Februari
1918 no. 67 R/41 en 13 Augustus 1918 no. 355 R/170
dat de eveneens bij bovengenoemd raadsbesluit
onbewoonbaar verklaarde woningen Nieuweburen no.
80, le en 2e etage en Zuidvliet Haven no. 194
intusschen zijn ontruimd
dat het niet raadzaam is thans tot de ontruiming
van de overige woningen over te gaan, doch op grond
van bovenvermelde omstandigheid den termijn van
van ontruiming opnieuw te verlengen
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders
Gelet op het advies van de Gezondheidscommissie
voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij schrijven
van 18 Februari 1919 alsmede op de bepalingen der
woningwet
besluit
den termijn van ontruiming van de navolgende
woningen, alle onbewoonbaar verklaard bij raadsbe
sluit van 8 Februari 1916 no. 62 R/13, opnieuw te
verlengen en nader te bepalen op 8 September 1919,
te weten
Cambuursterpad no. 22, Bontepapesteeg nos. 10
boven en 12 beneden, Ritsumastraatje no. 18, Schop
pershof nos. 40 en 44 en Achter Dijkshoek nos. 401,
403, 405, 407 en 409, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, onderscheidenlijk sectie G no. 2245,
sectie A nos. 1195, 1196, sectie B no. 1716, sectie
G nos. 2843, 2845, 2743, 2744, 2745, 2746 en 2747.
Dit ontwerp-besluit wordt met algemeene stemmen
vastgesteld.
11. (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het leggen van een bouwverbod op een
gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden
sectie F no. 2714.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Uw besluit van den 24 December 1918 no.
626r/294 is bepaald, dat in de naaste toekomst voor
den aanleg van een straat en een plein, bestemd zijn
de gedeelten grond van het perceel kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 2714, op het
overgelegd kadastrale uittreksel, nader aangeduid met
de letters A. B. P., B. P. Q R. S., en C. D. E., een
besluit, dat volgens artikel 27 der Woningwet moet
voorafgaan aan het vestigen van het bouwverbod op
deze terreingedeelten.
Krachtens het 4e lid van genoemd artikel heeft
het betrekkelijk ontwerp-besluit met de noodige
teekeningen den vereischten tijd op de secretarie ter
inzage gelegen.
Bezwaarschriften zijn hiertegen niet ingebracht,
zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te
besluiten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1919. 41
vast te stellen het in ontwerp overgelegd en ter
inzage gelegen hebbend besluit, waarbij het verboden
is dat gebouwen worden gebouwd of herbouwd op
gedeelten grond, deel uitmakende van het perceel ten
kadaster bekend gemeente Leeuwarden Sectie F
no. 2714.
Ontwerp
De Raad der gemeente Leeuwarden
gelet op zijn besluit van den 24 December 1918
no. 626R/294 waarbij is bepaald, dat in de naaste
toekomst voor den aanleg van een straat en een
plein in verband met eene eventueele bebouwing van
de aan de gemeente behoorende perceelen, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden Sectie F nos. 2933 en
1283 tot en met 1287, gelegen tusschen den Gronin
gerstraatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad,
bestemd zijn de gedeelten grond van het perceel,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie F
no. 2714 op het overgelegd kadastraal uittreksel,
aangeduid met de letters A. B. P., B. P. Q. R. S., en
C. D. E.
overwegende, dat het wenschelijk is dien grond
daartoe met bouwverbod te bezwaren en wel van
perceel F no. 2714:
1. de strook gemerkt A. B. P., geel gearceerd,
ter grootte van 70 centiare, eigen aan J. Jurgens te
Leeuwarden
2. de strook gemerkt B. P. Q. R. S., geel gear
ceerd, ter grootte van 170 centiare, eigen aan W.
Andringa en L. Wijlgenbosch te Leeuwarden;
3. de strook gemerkt C. D. E., geel gearceerd,
ter grootte van 82 centiare, eigen aan IJ. Verhoeve
te Leeuwarden
overwegende, dat genoemde strooken niet meer dan
één derde gedeelte van den in het plan begrepen
grond van één en denzelfden eigenaar innemen, zijnde
toch het perceel in eigendom behoorende aan J. Jurgens
groot 8 Are 92 centiare, het perceel in eigendom
behoorende aan W. Andringa en L Wijlgenbosch,
groot 9 Are 48 centiare en het perceel in eigendom
behoorende aan IJ. Verhoeve, groot 38 Are 58 centiare,
zoodat niet behoeft te worden overwogen, waarom
niet tot aankoop of onteigening van de op den duur
voor straat- en pleinaanleg bestemde strooken grond
wordt overgegaan
overwegende voorts, dat in verband met den aan
leg van de straten op de aan de gemeente behoorende
perceelen gelegen tusschen den Groninger straatweg,
het Kalverdijkje en het Cambuursterpad waartoe bij
raadsbesluit van 24 December 1918 No. 626R/302 werd
besloten, strooken gronds, behoorende tot het ge
noemde kadastrale perceel F no. 2714, tot straten
zullen worden bestemd, welke liggen in het verlengde
van de met eene gele kleur op de mede bij dit be
sluit behoorende teekening geprojecteerde straten dat
door deze verlengde straatgedeelten, met eene gele
kruisar^ure op het bij dit besluit behoorend uitreksel
uit het kadastrale plan aangegeven, in beslag worden
genomen
a. van perceel 1, toebehoorende aan A. J. Annema
te Swichem, in het geheel groot 2000 c.A., 88 c.A.
b. van perceel 2, toebehoorende aan S. J. Meinardij
te Leeuwarden in het geheel groot 841 c.A., 350 c.A.
c. van perceel 3, toebehoorende aan J. Jurgens te
Leeuwarden in het geheel groot 892 c.A., 75 cA,
d. van perceel 4, toebehoorende aan W. Andringa
en L. Wijlgenbosch te Leeuwarden, in het geheel
groot 948 c.A., 50 c.A.
e. van de perceelen 5 en 6, toebehoorende aan D.
Hellema te Leeuwarden, in het geheel groot 2071
c.A., 105 c.A.
f. van de perceelen 7 en 8, toebehoorende aan G.
B. Lettinga, te Zweins, in het geheel groot 2256 c.A.
312 c.A.
g. van perceel 9, toebehoorende aan A. Bakker,
H. Jansma, R. W. Seinstra, W. Terpstra en S. Tig-
chelaar te Leeuwarden in het geheel groot 1192 c.A.,
42 c.A.
h. van perceel 10, toebehoorende aan P. Godhelp
te Leeuwarden, in het geheel groot 1260 c,A., 50 c.A. en
i. van perceel 11, toebehoorende aan IJ. Verhoeve
te Leeuwarden in het geheel groot 3858 c.A., 400 c.A.
dat echter op deze verlengstrooken, waarvan de
uiteinden, liggende op gemeentegrond, tot straat
worden aangelegd, geen bouwverbod behoeft gelegd
te worden, daar in verband met art. 2 der bouwver
ordening krachtens welk voorschrift het verboden
is te bouwen anders dan aan bestaande of weldra aan
te leggen straten de aanleg van deze strooken tot
straat verzekerd is
dat echter wel behoort te worden nagegaan of dooi
de voor straten bestemde strooken met de bovenbe
doelde gedeelten, waarop het bouwverbod rusten zal,
meer dan 1/3 van den grond aan een en denzelfden
eigenaar toebehoorende in beslag wordt genomen
dat blijkens de boven gegeven cijfers de strooken
van elk perceel aan één eigenaar toebehoorende, met
uitzondering van perceel 2, minder dan V3 der opper
vlakte beslaan
dat voor perceel 2 bij publieken verkoop zeer on
langs een dezerzijds veel te hoog geachte prijs werd
gevraagd, waardoor het toen niet wenschelijk is ge
oordeeld dit voor de gemeente aan te koopen
dat het perceel toen in handen gekomen is van een
persoon, die den grond als bouwgrond wil exploiteeren,
zoodat het voor de gemeente thans niet doenlijk is
dien grond in handen te krijgen, terwijl het niet
noodig is voor de overige perceelen te overwegen,
waarom niet tot aankoop of onteigening wordt over
gegaan
overwegende voorts, dat het ontwerp dezes met
uitvoerige kaart en grondteekening van den 13
Januari 1919 tot en met 10 Februari d.a v. op de
gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage gelegen
heeft en dat van die nederlegging kennisgeving en
bekendmaking is gedaan ingevolge de wet
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, het advies der Gezondheidscommissie voor de
gemeente Leeuwarden, gegeven bij schrijven van 21
December 1918,
alsmede artikel 27 der Woningwet
besluit
in het belang van stelselmatige bebouwing te ver
bieden, dat gebouwen worden gebouwd op strooken
grond, op het bijgaande kadastrale uittreksel met
enkele gele arpure aangeduid en kadastraal bekend
in sectie F no. 2714, hiervoren nader omschreven.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig dit voorstel.
12. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om met intrekking van een voorwaarde van
het raadsbesluit van 11 Juli 1914 aan Y. de Vries te
verkoopen het aandeel der gemeente in het kadastrale
perceel sectie O no. 9191gedeelte van een terrein aan
de Oeverstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij raadsbesluit van 11 Juli 1916 no. 295"/158 werd
aan H. Visser te Vledder in koop afgestaan tegen
den prijs van 2.per M2. het aandeel der gemeente
in de sloot, die het perceel no. 9815, waarop aan
genoemden Visser vergunning was gegeven tot straat-
aanleg, ten zuiden begrenst, onder voorwaarde dat
de sloot zou worden gedempt.
De overdracht heeft nimmer plaats gehad en het
is ook niet waarschijnlijk dat Visser hierop nog aan
spraak zal maken. Inmiddels ligt dit strookje te