68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1919. 4. Agenda no. 5.) Benoeming van een onderwijzer aan gemeenteschool no. 4 vacature R. Hihma). De beraadslaging wordt geopend. De heer De Boer wil over de voordracht voor deze benoeming gaarne iets in 't midden brengen. Spreker heeft er eerst over gedacht of het niet goed zou zijn, om naar aanleiding van deze zaak en over wat hierin niet geheel zijn goedkeuring kan wegdragen een besloten vergadering aan te vragen, maar hij vindt het toch maar beter, om, waar het hier niet een persoonlijke zaak geldt, de behandeling geheel in het openbaar te doen geschieden. Spreker vindt een tegenstrijdigheid in wat als wen- schelijkheid in den oproep tot deze betrekking werd genoemd, en den uitslag van het onderzoek zooals die in deze voordracht tot uiting komt. In den oproep toch werd gezegd, dat het bezit der akte Fransch tot aanbeveling zou strekken Nu kent spreker beide heeren goed daarom juist stelde spreker er belang in, deze zaak in het openbaar te behandelen en hij weet, dat de heer Vaikema geen akte Fransch heeft. Er wordt gezegd, dat hij die wel kan halen, maar dat ligt nog in de toekomst en wat in de toekomst ligt is moeilijk uit te maken. De heer Steunebrink daaren tegen bezit de akte Fransch wel, die voldoet dus aan de wenschelijkheid in den oproep gesteld. Nu wordt in de stukken gezegd, dat een der overwegingen was om de voordracht zoo in te dienen, dat de heer Vaikema de akte wiskunde bezit, en dat dit bezit voor de school wenschelijk is. Spreker wil dat aannemen, hoewel dit voor den Raad moeilijk is uit te maken, maar hij vraagt Burgemeester en Wethouders af, die de voor dracht hebben opgemaakt, waarom dan niet in den oproep is gezegd, dat het bezit van de akte wiskunde voor deze school tot aanbeveling zou kunnen strekken. Steunebrink is ten genoege een achttal jaren bier ter stede werkzaam geweest, en zoo iemand solliciteert dan alleen naar een andere school in de gemeente, als hij groote zekerheid voor een benoeming heeft. Als er in den oproep gestaan had dat de akte wiskunde tot aanbeveling zou strekken, dan had hij zeker niet gesolliciteerd. Maar de oproeping heeft daarvan ge zwegen en daarom meent spreker had de voordracht moeten luiden: Steunebrink no. 1 en Vaikema no. 2. Er is maar één mogelijkheid dat het anders zou kunnen zijn, als n.l. no. 2 niet zoo'n goede onderwijs kracht was als no. 1. Maar de arrondissement-school opziener, mr. Hingst, zegt dat beiden uitnemende leerkrachten zijn en beiden zeer geschikt voor deze betrekking. En het hoofd van de school getuigt, dat beiden hunne klassen uitstekend in orde hebben. Is nu iemand met de akte wiskunde noodig voor deze school? Voor de beantwoording van deze vraag moet men afgaan op den oproep die daarvan niet repte. En dan meent spreker dat het verloop van deze sollicitatie niet overeenkomstig den gewonen gang van zaken is. Spreker wil niet aankomen met het feit dat de Raad niet eerst deze voordracht veertien dagen van te voren heeft gekend. Pas Zaterdag kwam zij toevallig ter kennis van de betrokkenen. Doch dat is een kleine kwestie waar spreker niets achter wil zoeken, hoewel 't wel eigenaardig is. Op grond evenwel van de feiten door spreker ontwikkeld, op grond ook van het feit dat iemand die jaren lang in gemeentedienst is werkzaam geweest, nu kans heeft om promotie te maken, wil spreker adviseeren om af te wijken van de voordracht en van de gewoonte, door ditmaal niet no. 1, maar no. 2 van de voordracht te kiezen. De Voorzitter antwoordt, dat de voordracht kan blijven zoolas die is. De Raad is bij machte om te kiezen tusschen no. 1, 2 en 3. Spreker meent even wel dat de heer De Boer wel wat losjes heen loopt over de capaciteiten van den als no. 1 voorgedragene wat het Fransch betreft. De heer Vaikema zal in den loop van dit jaar examen doen, en zijn leermeester heeft verklaard, dat hij alle kans van slagen heeft. De heer De Boer moet bovendien zeer voorzichtig zijn met de wenschelijkheid die in de oproeping geuit werd. Door de mededeelingen van het hoofd der school weet spreker, dat er behoefte is aan een leerkracht met akte wiskunde. In hoeverre nu de oproeping met de werkelijkheid klopt, daarover laat spreker zich niet uit, dat is een zaak die overgelaten is aan het hoofd en de schoolcommissie. Maar een feit is het, en daar heeft de Raad mee te doen, dat de no. 1 voorgedragene de akte wiskunde heeft, en meer dan waarschijnlijk dit jaar ook nog de akte Fransch zal halen, terwijl er voor de school thans meer behoefte is aan iemand met de akte wiskunde, dan aan iemand voor Fransch. Als de onderwijzer voor wiskunde ziek wordt, dan zit men vast, en dat is niet het geval met het Fransch. Er wordt door Burgemeester en Wethouders altijd op gelet, en niet alleen bij het onderwijs, dat als een goed ambtenaar promotie kan maken, voorstellen in die richting worden gedaan en dat niemand wordt achteruitgezet. Nog pas doet zich een dergelijk geval voor ten aanzien van een vacature van hoofd van een bewaarschool. Maar de kwestie loopt er tenslotte niet over of spreker dit of dat zoo zou hebben gedaan, of anders, maar wat op dit oogenblik beter is voor de school. En dat belang is, dat iemand met de akte wiskunde en op 't kantje af Fransch benoemd wordt, boven iemand die akte Fransch bezit, zonder wiskunde, terwijl beiden zeer goede onderwijzers zijn. De heer De Boer heeft nu zijn opinie gezegd, spreker heeft dat ook gedaan, de Raad kan nu wel tot stemming overgaan, meent spreker. De beraadslaging wordt gesloten. Uitgebracht worden op H. Vaikema 12 stemmen, op M. Steunebrink 11 stemmen, zoodat eerstgenoemde is benoemd. 5. (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot heffing van 18 opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantièmebelasting (bijlagen 5 en 10 van 1919). De Voorzitter merkt op, dat dit punt moet luiden voorstel tot vaststelling van een verordening tot heffing enz. De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschmidt wil nog een poging doen om het besluit tot heffing van 18 extra opcenten ongedaan te maken. Wat is toch het geval? Bij besluit van 19 September 1917 kocht men voor ruim 3 ton industrieterrein en hetgeen daar zal ver rijzen zal veelal het karakter dragen van een naam- looze vennootschap. Het spreekt vanzelf dat men voor de oprichting informeert naar de lasten die worden opgelegd en zoo zullen die opcenten zeker een be letsel zijn voor de vestiging, waar Leeuwarden voor industrie toch reeds weinig gunstig is gelegen. Dit geldt nieuwe zaken, maar voor de oude is het een klein kunstje om den zetel te verplaatsen en dan mist men niet alleen de 18 maar ook de 30 op centen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Maart 1919. 69 In Holland heeft men er reeds dit op gevonden dat men de naamlooze vennootschap gaat veranderen in een zaak onder firma. Spreker vindt het meer in het belang van de ge meente wanneer men zich met de oorspronkelijke 30 opcenten tevreden stelt. De Voorzitter merkt op, dat de heer Haverschmidt dus een poging wil doen om terug te komen op een besluit bij de behandeling der begrooting genomen. Spreker acht den Raad te hoog om bij de begrooting- behandeling wat te besluiten, en daar zoo spoedig op terug te komen. Maar misschien is de Raad bekeerd door de mededeelingen van den heer Haverschmidt, en wenscht hij wel op 't voorstel terug te komen. Maakt de heer Haverschmidt daar een voorstel van, vraagt spreker. De heer Haverschmidt is in antwoord aan den voor zitter van meening dat men door tegen te stemmen kan doen blijken van instemming met sprekers ziens wijze ten opzichte van deze verordening. De heer Nijholt hooit mompelen, dat degene die tegen de heffing is, tegen de verordening kan stemmen; hij wil daarvan ook nog een enkel woord zeggen. Hij vindt de manier om nu terug te komen op een pas genomen besluit, niet fair. Het voorstel is be handeld bij de begrooting, waarbij de heer Haverschmidt niet aanwezig was. Er is sinds dien tijd niets bij zonders gebeurd, dat aanleiding kan geven om op dat besluit terug te komen. Men kan toch niet zeggen, nu zijn er eenige leden, die er toen niet waren, wel, en een ander lid, dat er toen wel was, is er nu niet. Zou men nu toch op dat besluit terug komen door te stemmen tegen de verordening, die niets anders is dan een uitvloeisel van dat besluit, dan zou men valsch spel spelen. Het besluit is genomen. De vorm van de verorde ning is door den minister voorgeschreven. Nu gaat het niet aan om thans tegen de verordening te stem men, welker vaststelling louter formeel is, om zoo het besluit weer te niet te doen. Spreker verwacht dat de Raad zich daarvoor niet zal leenen. De beraadslaging wordt gesloten. De aangeboden concept-verordening wordt met al- gemeene stemmen vastgesteld. 6. Agenda no. 7.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordening tot heffing van leges (bijlage no. 8.) De beraadslaging wordt geopend. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Bij I merkt de heer Dijstra op, dat hij bezwaar moet maken tegen den prijs van de kiezerslijst. Die piijs wordt vastgesteld op 50.dat is onbetaal baar. Te veel corporaties zijn daarmee gemoeid, die men dat bedrag van 50.niet uit den zak kan kloppen. De heer Berghuis (Wethouder) antwoordt, dat de heer Dijstra er dan een voorstel van moet m aken om subsidies aan de kiesvereenigingen te geven, daar de prijs van 50.niets is dan de kostprijs. Burge meester en Wethouders hebben den kostprijs aan den drukker gevraagd en zij meenden ten opzichte van de kiezerslijst geen uitzondering te moeten maken, wat betreft het in rekeniDg brengen der juiste kosten. De heer Fransen vraagt, of hij het goed begrepen heeft, dat de gemeente enkel den kostenden prijs van het drukwerk in rekening brengt. De kiezerslijst kost thans evenwel slechts ƒ4.50 en de prijs zal nu ƒ50. worden. Dat verschil is wel wat heel groot. Hoe is dat te verklaren Heeft men er steeds zooveel bij gelegd De heer Berghuis (Wethouder) antwoordt beves tigend. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. (Agenda no. 8.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders a. tot verhooging van het subsidie ten behoeve van het stedelijk muziekkorps b. tot verhooging van den prijs der abonnements kaarten voor de concerten te geven in den Prinsentuin. Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit van 8 Mei 1917 is het subsidie voor het stedelijk muziekkorps, met het oog op de uit breiding van het korps zoodat ook symfonie-concerten zullen kunnen worden gegeven, gebracht van 5200. op 16000.later, bij de begrooting voor dit jaar, ten behoeve der muziekschool verhoogd tot 16500. Bij monde van haren voorzitter is de commissie voor het korps thans met het voorstel bij ons college ge komen het bedrag, te beginnen met 1919, met ƒ3000.te verhoogen om in de gelegenheid te zijn de belooning van de leden van het corps meer in overeenstemming te brengen met de tijdsomstandig heden. De bedoeling is voorts, dezen zomer in den Prinsentuin een tiental symfonie-uitvoeringen te laten geven boven de gebruikelijke 26 abonnementscon certen. Deze vallen echter niet onder die, welke het i orkest verplicht is te geven, zoodat er voor moet worden betaald, waartegenover de abonnementsprijs voor een seizoenkaart, thans ƒ1.50 bedragende, iets ware te verhoogen. Het ligt in het voornemen de kaart te stellen op 2.— bij en op 2.50 buiten inschrijving. Het abonnementsbedrag, dat in de be trekkelijke verordening op ten hoogste 1.50 is ge steld, moet daartoe eenige wijziging ondergaan. Om eenige speelruimte te hebben stellen wij U voor het te brengen op 3. Wij geven U dus in overweging te besluiten 1". in afwachting van onze nadere voorstellen ten aanzien van de wijziging der begrooting het subsidie ten behoeve van het stedelijk muziekkorps voor 1919 te bepalen op 19500. 2°. den prijs der abonnementskaarten voor de in den Prinsentuin te geven muziekuitvoeringen en ver makelijkheden, bedragende volgens artikel 7 der ver ordening op het gebruik en beheer van den Stads- of Prinsentuin, zooals dat artikel is vastgesteld bij raadsbesluit van 26 Februari 1901 (gemeenteblad 1901, no. 2) ten hoogste 1.50 per kaart, te bepalen op ten hoogste 3. De beraadslaging wordt geopend. Wanneer men nagaat, zegt de heer Haverschmidt, wat indertijd over deze zaak is gezegd door burge meester Patijn, door den wethouder Oosterhoff en door spreker, dan zal men moeten erkennen dat deze heeren volkomen gelijk hebben gekregen. De directeur is en blijft uitstekend op zijn plaats, het corps werkt met ijver, maar de menschen hebben geen voldoend bestaan omdat de bijverdiensten, waarop was gerekend, zijn achterwege gebleven. Wel zijn de volksconcerten goed bezocht, maar de abonnementsconcerten, die wat in het laadje moeten brengen, trekken geen publiek.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 3