82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 April 1919. legateeren. Stel, dat een minvermogende een graf koopt en als vermogend man sterft. Zijn graf heeft hij dan toch voor zeer weinig geld gekregen. Om hiertegen te waken ware een bepaling op te nemen, dat eerst bij het overlijden een graf mag gekocht worden. Dit kan echter onmogelijk de bedoeling zijn en familiegraven zijn daardoor uitgesloten. Voorts is het, als de inkomsten van het hoofd van het gezin door zijn dood zijn opgehouden en de weduwe onverzorgd achterblijft, onbillijk haar ook nog een hoogen prijs voor het graf te laten betalen. Artikel 11 geeft thans aan Burgemeester en Wet houders de bevoegdheid grond buiten de afdeelingen tot het maken van afzonderlijke grafkelders af te staan. Bij aanneming der moties zal dit niet meer mogelijk zijn, daar de afdeelingen verdwijnen. In artikel 1 van Ontwerp III zou, ingeval van die aanneming, moeten worden genoemd de standaardprijs voor een graf, met de bepaling, dat deze prijs ver mindert naarmate de lagere klasse, waarin bet ge zinshoofd is aangeslagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen. Do rechten volgens de artikelen 413, geheven naar de afdeelingen, zouden óf gelijk moeten zijn óf geheven worden naar het inkomen. Van het al of niet laten behouden van een onder scheid in de soort van graven, hangt het af of ver schillende artikelen van het ontwerp verder van be lang blijven of moeten vervallen. Tenslotte moet het volgende onder de oogen worden gezien. De begraafplaats zal vermoedelijk veel kortoren tijd hare bestemming behouden dan wanneer de aange boden ontwerp-verordeningen worden gevolgd. Ongeveer 1/3 van de begravingen geschiedt name lijk in huurgraven deze wordon na 10 jaren ontruimd, zoodat in b.v. 40 jaar niet 2 maar 8 lijken in een huurgraf begraven zijn. Zijn er alleen eigen graven, dan zullen zij, die vroeger aangewezen waren op huurgraven of kosteloos begraven werden, ook allen eigen graven krijgen, ecbter voor zeer weinig geld, soms wellicht zelfs voor niets. Of zij dan wel volle graven zullen laten ont ruimen inplaats van voor iets meer geld een nieuw graf te koopen, valt zeer te betwijfelen wie kosteloos een nieuw graf kunnen krijgen, doen het zeker niet. Er worden dan op de begraafplaats derhalve slechts twee maal zooveel lijken begraven (in ieder graf 2) als er graven zijn. Er zijn op de Noorderbegraafplaats 6500 graven, hierin kunnen derhalve 13000 lijken be graven wordenbij een aantal begravenen van onge veer 400 per jaar, zal alzoo na een goede 30 jaar de begrafplaats vol zijn. Dan moet dus wederom een terrein voor een nieuwe begraafplaats worden gezocht; reeds na 30 jaar zal de gemeente opnieuw een zoo groote uitgaaf moeten doen, terwijl thans, met het oog op het ontruimen der huurgraven, der gebruikgraven en der eigen graven op de laagste afdee lingen, op 70 a 80 jaar is gerekend. Het aannemen van de voorgestelde moties is finan- ciëol voor de gemeente derhalve zeer bezwaarlijk. Een ander bezwaar is nog, dat de begraafplaats door de verschillende wijze, waarop naast elkander gelegen graven zullen worden onderhouden en ver sierd of niet versierd, geen fraai aanzicht zal ver krijgen en dat bovendien voor de nabestaanden de neiging zal verdwijnen om fraaie steenen of monu menten op de graven te plaatsen, waar de begraaf plaats als geheel toch weinig sierlijk wordt. Om al deze redenen kunnen wij ons met de voor gestelde moties niet vereenigen en raden U aan ze te verwerpen en de verordeningen vast te stellen, zooals deze in ontwerp zijn voorgedragen. De beraadslaging wordt geopend. De heer De Vries wil iets zeggen over het door Burgemeester en Wethouders uitgebrachte prae-advies. Spreker leest daarin „Het doel van de moties is, om in het vervolg niet meer van den te besteden prijs de plaats van een graf te doen afhangenhet gevolg, dat voor dezelfde beschikkingsrechten op dezelfde graven zeer verschillende prijzen zullen moeten worden betaald". Hier is de bedoeling der moties goed uitgesproken en spreker meent, dat hier principiëel niets tegen is. Ook wel ten opzichte van andere zaken wordt dat zelfde principe toegepast. Het advies zegt ook: „Het beginsel, dat aan de moties ten grondslag strekt, is moeilijk voor discussie vatbaar". Spreker dacht, toen hij dit las, dit wordt een gunstig prae-ad vies, want Burgemeester en Wet houders zijn het met het principe eens. Hoe verder spreker evenwel las, hoe meer spreker tot ander inzicht kwam en hij vindt het zeer eigenaardig en hij begrijpt niet, waarom in een afwijzend prae-advies de weg wordt afgesneden om er het woord over te voeren. Toch zou spreker wel wenschen, dat over het beginsel eens werd gesproken. Indien Burge meester en Wethouders het beginsel aanvaarden, dan zijn de practische moeilijkheden wel te omzeilen. Spreker heeft een korte schets van een regeling gemaakt, zooals die bij aanvaarding van het beginsel zou moeten luiden. Hij heeft zich de zaak zoo ge dacht De begraafplaats wordt één afdeeling. Ieder die een graf wenscht te koopen, betaalt daarvoor een uniformen prijs van bijv. 5.per graf. Waar en op welke manier de plaatsen der graven zullen worden aangewezen, moet nader worden bepaald. Verder zullen voor elke begrafenis begrafenisrechten moeten worden geheven met inachtneming van het beginsel van progressie, d. w. z. naar verhouding van ieders aanslag in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen. Door dezen eenvoudigen maatregel zouden veel tegenwerpingen van Burgemeester en Wethouders zijn voorkomen, b.v. dat men voor zich door een strooman een graf zou kunnen laten koopen. Die moeilijkheden konden worden opgelost, door bij de begraving speciale rechten te heffen. En door te be palen, dat degene die een graf kocht, daar 10 jaar begrafenisrechten op heeft, waarna desverlangd die termijn zou kunnen worden verlengd, zou een ander bezwaar van Burgemeester en Wethouders, omtrent den korten duur der begraafplaats, zijn vervallen. Wat aangaat de plaats van grafkelders, er is niets geen bezwaar tegen om die over 't geheele kerkhof te verdeelen en niet op één speciale afdeeling te hebben. Een eigenaardig bezwaar van Burgemeester en Wethouders is, dat dan geen versieringen meer zullen worden aangebracht. Spreker gelooft dat niet, maar daarover behoeft eigenlijk ook niet gediscussieerd te worden, omdat dit een kwestie van smaak is. Spreker heeft wel eens menschen van groote verdienste mee begraven op een stille en eenzame plaats niet doorgaans menschen met groote verdiensten, die komen op een andere plaats en hij kreeg altijd den indruk, dat het daar beter en mooier was dan op andere afdeelingen. De Voorzitter merkt op, dat de toelichting van don heor De Vries geheel naast diens motie is. De motie spreekt er van, dat de prijs der graven niet gelijk mag zijn, nu wordt wel een uniforme prijs in uitzicht gesteld. Wat de eerste motie betreft, omtrent de plaats van het graf, daar is misschien niet veel tegen, maar de tweede motie spreekt van een wisselende prijs der graven, terwijl nu dezelfde prijs wordt ge vraagd en enkel verschillende begrafenisrechten worden Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 April 1919. 83 voorgesteld. Dat is een geheel nieuw denkbeeld, dat niet in de motie ligt. De heer De Vries is van meening dat zijn motie ruimte biedt voor een opvatting volgens de toelichting. Spreker heeft rekening willen houden met de bezwaren door Burgemeester en Wethouders aangevoerd. En ook bij de heffing van begrafenisrechten volgens een progressieve schaal, blijft men binnen 't raam der motie. In de practijk is 't immers precies hetzelfde hoe men den prijs betaalt, of als begrafenisrechten met den prijs er bij of door een verhoogden prijs. De heer Nijholt zou graag een nadere motiveering van Burgemeester en Wethouders hebben. Kunnen Burgemeester en Wethoirders met de eersto motie wel meegaan, waarin het principe ligt opgesloten, dan zijn we klaar zegt spreker. De tweede motie betreft de uitvoering en spreker geeft toe, dat de toelichting eenigszins anders is, dan de samenstelling der motie aangeeft. Doch waar een wil is, is een weg. Be zwaren kunnen wel worden ondervangen, als wij het maar eens zijn over het principe. Zijn Burgemeester en Wethouders niet tegen het principe, dan hebben wij slechts aan een ambtenaar op te dragen om een plan uit te werken, en 't zou spreker verwonderen als het dan niet spoedig in orde was. Noodig is het dus in de eerste plaats te weten hoe Burgemeester en Wethouders over het beginsel denken. De Voorzitter is er van overtuigd dat het geen nut zal hebben dat men hierover discussieert, omdat men elkaar toch niet overtuigt. Het is een kwestie van gevoel, zooals b.v. ook de geloofskwestie een kwestie van gevoel is, en daar kan men lang over discussieeren, maar men wordt niet overtuigd door argumenten. Men kan deze dingen enkel uitmaken door te stemmen ja of neen. Daarom lijkt het spreker gewenscht direct maar te laten stemmen over het voorstel van Burge meester en Wethouders om de moties te verwerpen. Do heer Nijholt vraagt de stemming zoo te doen plaats hebben dat over de moties afzonderlijk kan worden beslist. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om trent de eerste motie wordt aangenomen met 13 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heerenOosterhoff, Dijstra, Tulp, Berghuis, De Vos, Van Weideren baron Rongers, De Haan, Attema, Haverschmidt, Beekhuis, Van Sloter- dijck, Schoondermark en Fransen. Tegen de heeren Zandstra, Terpstra, Nijholt, Collet, Tiemersma, De Boer, Schaafsma, Dijkstra en De Vries. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders omtrent de tweede motie wordt met algemeene stem men aangenomen. Aan de orde is de ontwerp-verordening. De Voorzitter deelt namens Burgemeester en Wet houders mee, dat de artikelen omtrent salarissen thans niet zullen worden behandeld. Waarschijnlijk in de volgende vergadering komt in behandeling het voorstel der salariscommissie, en het is gewenscht om dan ook de salarissen der begraafplaats-beambten te behandelen. Die salarisvoorstellen wijken n.l. af van die welke hier zijn gedaan, o.a. wat betreft de periodieke ver hoogingen en spreker verzoekt derhalve om art. 31 van ontwerp I en enkele andere artikelen als niet geschreven te beschouwen. De heer Van Sloterdijck zou toch nog graag een vraag doen betreffende de beteekenis van het le lid van art. 31. Heeft de directeur ook vrije woning, of niet? De Voorzitter. Neen De heer Van Sloterdijck. Dan is het gewenscht dat het duidelijker omschreven wordt. Zoo 't er nu staat kan men er beide uit opmaken. De Voorzitter belooft, dat Burgemeester en Wet houders er om zulllen denken. De art. 127 van ontwerp I worden met algemeene stemmen vastgesteld. Bij artikel 28 merkt do heer Dijkstra op, dat hij zich met het voorgestelde in alinea 3 niet kan ver eenigen. Daar staatOp denzelfden dag mag meer dan één begraving plaats hebben, doch niet dan met een half uur tusschenruimte. Spreker zou dat half uur tusschenruimte willen doen vervallen, daar er in de practijk toch niets van terecht komt. De motieven van den directeur zijn, dat als twee a drie begrafenissen tegelijk op het kerkhof komen, dat het dan een gevlieg en gedraaf wordt. Maar de directeur is ook zonder bepaling wel bij machte om dat te voorkomen, terwijl het voor de betrokkenen een lastige geschiedenis is, om dat half uur precies te regelen. Spreker meent dat volgens verordening geen rijtuigen op de begraafplaats worden toegelaten, en waar dat zoo is, daar gevoelt spreker veel meer voor een regeling zooals die in andere groote steden is„wie eerst komt, eerst maalt". Eerst wordt de begraving waarmee men bezig is in orde gemaakt, en dan komt de volgende. Een derge lijke bindende bepaling is echter in de practijk niet uitvoerbaar, terwijl een regeling gebaseerd op de practijk zich tusschen directeur en belanghebbenden zeer gemakkelijk laat vinden. Te meer waar er een wachtlokaal is op de begraafplaats. De heer Schoondermark (wethouder) merkt op dat men bij toepassing van het systeem „wie eerst komt, eerst maalt", vaak zal moeten wachten. Blijft de bepaling, dan zal men ook een half uur moeten wachten. Maar dan is hot vooraf geregeld en dan kan men dus thuis wachten. Dat lijkt spreker beter. Anders zou het kunnen gebeuren, dat een begrafenis een half uur moet staan wachten in regen en wind. Wat bezwaar is er, dat dat wachten in huis geregeld wordt? Spreker ziet niet in wat voordeel de heer Dijkstra kan bedoelen. Bij een epidemie, als bijzondere omstandigheden zich voordoen, kan er natuurlijk van zoo'n voorschrift worden afgeweken. De heer Dijkstra heeft in de practijk ervaren, dat de directeur die zaken van te voren wel regelt en dat dit beter werkt dan voorschriften in de verorde ning. Thans wordt het al geregeld met degenen die komen om een graf, terwijl als men er een bindende bepaling van maakt, daar in de practijk toch niets van zal terecht komen. De heer Schoondermark (wethouder) In de eerste alinea van art. 28 staat reeds dat de directeur opgaaf moet hebben van den dag en het juiste uur waarop men wenscht te begraven. Als de directeur dan het uur opgeeft, met inachtneming van de bepaling van alinea 3, dan regelt het zich vanzelf. De heer Dijkstra: Het is practisch onuitvoerbaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 6