96 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 April 1919.
Het is echter een feit, dat er in de salarissen wan
verhoudingen bestaan, sommigen kunnen zich in
weelde baden, anderen kunnen nauwelijks rond komen.
Men kan van iemand, die f 6000.inkomen heeft,
niet bepaald zeggen dat hij tot de misdeelden be
hoort. Dat men van dat bedrag niet zou kunnen rond
komen wil spreker niet beoordeelen.
De salarissen der lagere ambtenaren en werklieden
moeten worden verhoogd, dat is een eisch des tijds.
Nu zegt men dat in verband daarmede ook de
salarissen der hoogere ambtenaren dienen verhoogd
daar anders de verhoudingen worden verbroken.
Spreker kan daarin niet meegaan, er is tegenwoor
dig een jacht naar hooge salarissen. Dat allemaal
goed te keuren gaat spreker te ver. Dat de verhou
dingen moeten worden bestendigd, onderschrijft spreker
niet, want do bestaande verhoudingen zijn veelal
wanverhoudingen worden de hooge salarissen steeds
weer verhoogd, dan maakt men daarmee de wanver
houdingen nog erger en ergerlijker.
De heer Schaafsma stelt het op prijs, om ten aan
zien van deze salarisverhooging ook zijn meening
kenbaar te maken. De meening zou kunnen post
vatten dat spreker ten opzichte van de salarieering
een ander beginsel was toegedaan dan de heer Zandstra,
doch dat is z i. niet het geval.
De besluiten der commissie hadden ook sprekers
stem, en dat op de gronden door den heer Tulp ont
wikkeld. De wanverhoudingen worden grooter, zegt
de heer Zandstra, en spreker geeft dit toe, maar dat
is een gevolg van de maatschappelijke verhoudingen
en daar moet rekening mee gehouden worden. Voor
een bekwaam directeur van de bedrijven, die zijn
opleiding aan een hoogeschool genoot, moet 5000.
a f 6000.worden gegeven. En nu meent spreker,
hij was jarenlang zelf ambtenaar en lid van een
ambtenaarsorganisatie, dat als een gestudeerde van
Delft een dergelijk salaris geniet, men iemand die
een andere academische opleiding genoot, niet minder
kan geven. De organisaties vragen zelf dat men de
ambten zal rubriceeren en groepeeren. De vergelijking
van een gestudeerde van Delft met iemand, die op
een andere academie ging, is dus niet onjuist.
Wat nu de salarisverhouding van den burgemeester
aangaat, we leven in een geheel anderen tijd dan
vroeger. Men kan zich nu best voorstellen, dat ook
tot burgemeester wordt benoemd iemand die geen
geld heeft. Vroeger moest men geld hebben om bur
gemeester te worden, maar heeft nu do burgemeester
geen geld, dan is een salaris als het voorgestelde
niet zoo abnormaal hoog.
Spreker kan om deze redenen geheel met de voor
stellen der commissie meegaan.
De heer Collei zal vóór het voorstel-Zandstra stem
men, maar niet op dezelfde motieven als door den
heer Zandstra aangevoerd. Z. i. moet het initiatief
wat deze subsidiën betreft, uitgaan van Gedeputeerde
Staten. De toelichting door den heer Zandstra ge
geven, onderschrijft spreker niet.
De Voorzitter geeft lecture van het het voorstel-
Zandstra en merkt op, dat waar dit voorstel er van
spreekt, dat de salarissen van burgemeester, secretaris
en ontvanger met ingang van 1 Januari 1919 zijn
verhoogd, zeker 1 Juli 1918 is bedoeld.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 11
tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heerenTerpstra, Tiemersma,
Zandstra, Dijkstra, Nijholt, Collet, Beekhuis, De Vries
en De Boer.
Tegen stemmen de heeren Tulp, Dijstra, De Haan,
Schaafsma, Berghuis, Haversmidt, De Vos, Van Wei
deren baron Rengers, Oosterhoff, Van Sloterdijck en
Schoondermark.
De heer Tulp beantwoordt de verschillende sprekers.
De heer Zandstra is reeds beantwoord.
De heer Haverschmidt begon met de opmerking
dat de commissie met kwistige hand de verhoogingen
heeft uitgedeeld. Dat is, zegt spreker, een kwestie
van appreciatie, verband houdende met de vraag:
hoe snel slaat je pols tegenwoordig. Spreker consta
teert dus dat de pols van den heer Haverschmidt
niet zoo snel klopt als van de commissie. De commissie
was unaniem van meening, dat er goed moest worden
ingegrepen, omdat de loonen op een laag peil stonden
en zij, plus den toeslag, niet voldoende meer waren,
De cijfers van de duurte door den heer Do Haan
gegeven, kon de commissie niet als grondslag aan
nemen, omdat zij de toekomst in 't oog moest vatten.
Hoe die toekomst zal zijn is niet te zeggen, de
commissie moest er dus eenigszins een slag naar slaan.
Zij hoopt dat zij een goeden slag geslagen heeft.
De heer Haverschmidt sprak van bevoorrechting,
doch de commissie heeft wel gewerkt naar een vaste
lijn. In enkele gevallen moest evenwel van die lijn
worden afgeweken, omdat sommige salarissen anders
te laag zouden blijven.
De, stadsartsen zijn op f 1000.gebleven, omdat
die voor veertien dagen zijn benoemd en ook omdat
een herziening van den geneeskundigen dienst wordt
voorbereid.
Wat het armhuis aangaat was de heer Haverschmidt
van oordeel, dat de vader een te grooten sprong zou
doen. Spreker antwoordt, dat men in 't algemeen spre
kend van den vader te veel vergeet, dat de vader èn de
moeder beiden daar werk doen. Als men nu rekent,
dat zij elk de helft van 't salaris verdienden, dan is
dat zeker niet te hoog. Men denkt vaak alleen aan
het salaris van den man, maar de man en de vrouw
verdienen hot samen.
Het voorstel om de regeling naar Burgemeester en
Wethouders te zenden om prae-advies is niet gesteund.
Spreker achtte dat ook niet meer noodig. De com
missie heeft indertijd hare voorstellen naar Burge
meester en Wethouders gezonden ter kennisneming,
en ze zonder ingrijpende op- of aanmerkingen terug
ontvangen. Men mag dus aannemen dat Burgemeester
en Wethouders er mee accoord gaan.
Wat de kosten zijn, daaromtrent deelt spreker mee,
dat hij indertijd aan den gemeente-secretaris heeft
gevraagd of het niet mogelijk zou zijn, hiervan een
berekening te maken. Doch 't was niet mogelijk om
hiervan eene beraming te geven, omdat door 't ver
vallen van vier werkliedenklassen straks een geheel
nieuwe indeeling zal moeten plaats hebben en men
niet weet hoe dat zal geschieden. Spreker kan dus
tot zijn spijt op het oogenblik niet zeggen hoeveel
deze regeling thans meer zal kosten. Daar is niets
aan te doen.
De heer De Haan heeft gesproken over verschil
lende zaken die straks bij de vaststelling van een
ambtenaren-reglement aan de orde zullen komen.
Hoe de verhooging van den commies-redacteur,
ten bedrage van 500.zal worden verdeeld In
't algemeen heeft de commissie er naar gestreefd om
het verschil in minimum- en maximumsalaris door
drie deelbaar te maken, maar dat ging niet altijd. In
dit geval zou zij 't aldus willen zien geregeldle
jaar 200.2e jaar f 200.en 3e jaar 100. De
commissie heeft zich op het standpunt geplaatst dat
liefst zoo spoedig mogelijk de verhoogde salarissen
moeten worden uitbetaald. Deze regeling gaat in met
1 Januari 1919. De verhoogingen komen dus ook met
Januari. En hoe 't nu precies moet gaan met iemand
die op 16 Januari is benoemd, of die op 16 Januari
of 1 Februari zijn verhooging zal krijgen, dat zal in
Verslag van de handelingen van den
de te verwachten salarisverordening worden vastgesteld.
De betaling van het salaris bij overlijden zal
eveneens bij het reglement moeten worden geregeld.
Wat betreft de personen beneden de 18 jaar, bij
de gemeentereiniging is iemand van 16 a 17-jarigen
leeftijd. Die zal f 450.— a/600.moeten verdienen,
en in verband daarmee zal spreker straks voorstellen,
het uitgetrokken salaris van 900.a 1200.tot
dat bedrag te verminderen.
Omtrent de periodieke verhoogingen bereikten de
commissie van alle kanten aanvragen om korte perio
dieke verhoogingen voor te stellen, terwijl een aan
vraag pleitte voor geen peiiodieke verhooging, doch
gevoelde veel voor periodieke verhooging op korten
termijn. De commissie verklaarde niet op dat laatste
standpunt te staan, omdat doorgaans het levens
onderhoud ook elk jaar stijgt voor gezinnen. En dat
de ambtenaren na drie jaar nog niet op de hoogte
van hun taak zouden zijn, daarmee is de commissie
't niet eens. Een ambtenaar heeft zijn leerperiode
achter den rug en als die dan na drie jaar nog niet
ten volle bekwaam is voor zijn werk, dan is hij niet
geschikt. Is hij in drie jaar tijds niet de practijk van
zijn vak machtig, dan krijgt hij dat niet gauw later.
De heer De Haan meent dat de heer Tulp hem ten
aanzien van één punt niet heeft begrepen. Spreker
had niet bedoeld wanneer de verhoogingen zullen
ingaan voor de bestaande ambtenaren, maar voor nog
te benoemen ambtenaren.
Te dien aanzien kan men een verschillend systeem
toepassen. Bijvoorbeeld door de verhoogingen tweemaal
per jaar te doen ingaan, öf bij !t begin der maand,
óf op den dag van indiensttreding. Spreker verwacht
dat die regeling nog komt bij bet ambtenaren-reglement.
Ten aanzien van de opklimming constateert spreker
een enorm verschil tusschen ambtenaren en het onder
wijzend personeel van lagere-, middelbare- en hoogere
onderwijsinrichtingen. Is het nu de bedoeling dat ook
voor de onderwijzers en leeraren dit systeem van
opklimming om het jaar wordt ingevoerd? Dat heeft
eenige reden van bestaan, want anders blijft er een
te groot verschil.
Spreker wil niet verder in discussie treden over de
vraag of het mogelijk is voor een ambtenaar werk
zaam in een vak van eenige beteekenis, (spreker wijst
vooral op de gemeentewerken), om zich in drie jaar
van alle finesses van den werkkring op de hoogte te
stellen. Ik ben, zegt spreker, meer dan 45 jaar ambte
naar geweest en heb ambtenaren leeren kennen in
verschillende betrekkingen, maar het vordert heel wat
routine om een vak in alle onderdeelen onder de knie
te krijgen. Voor de technische vakken is dat een
onmogelijkheid in drie jaar, daar geef ik de verzeke
ring van.
Wat aangaat den kindertoeslag, meent spreker, dat
eerst van de commissie zou moeten uitgaan de inleiding
tot het bespreken van deze zaak. Deze aangelegenheid
kan, meent spreker, beter bij de algemeene beschou
wingen worden besproken, dan straks, nadat al 't
andere reeds zal zijn afgehandeld.
De Voorzitter merkt op, dat wat betreft het ingaan
der periodieke verhoogingen de bestaande verorde
ningen reeds bepalingen bevatten. Do verordeningen
blijven van kracht, alleen de cijfers van het salaris
daarin genoemd, ondergaan wijziging. De commissie
stelt voor, dat alles vast te stellen in één verordening
komt die verandering aan de orde, dan kan nader
hieromtrent een regeling worden getroffen, door een
algemeene bepaling vast te stellen, wanneer periodieke
verhoogingen zullen ingaan.
Wat aangaat de kwestie van den kindertoeslag,
spreker stelt zich voor dat afzonderlijk in behandeling
te brengen.
van Leeuwarden van Woensdag 30 April 1919. 97
De bedoeling is, de in het rapport genoemde punten
eerst in behandeling te brengen, behalve punt a en
om daarna te beslissen over de bedragen van de
salarissen.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Punt b van het voorstel der commissie wordt met
algemeene stemmen aangenomen.
Bij punt c vraagt de heer Nijholt of de uitdrukking
„akten en diploma's", niet nader dient te worden
omschreven. Men kan akten en diploma's hebben die
heelemaal geen beteekenis hebben voor 't werk dat
men verricht.
De heer Schaafsma (wethouder) acht dit laatste
natuurlijk mogelijk. Maar 't is vrijwel absurd om te
veronderstellen dat een opzichter van de gemeente
werken f 50.zou kunnen krijgen voor bijvoorbeeld
een akte nuttige handwerken. Zoo'n absurde toepassing
mag men niet veronderstellen. Een opzichter van de
gemeentewerken zal natuurlijk slechts ƒ50.krijgen
voor akten die verband houden met het vak.
De Voorzitter merkt op dat dit iets anders is dan
in het voorstel staat. Intusschen kan zulks later in
de vast te stellen salarisverordening worden om
schreven.
De punten c en d worden met algemeeno stemmen
vastgesteld.
Aan de orde is punt eDe persoonlijke toelagen
in te trekken.
De heer De Vos vraagt of de bijzondere vergoeding
die de chef van de afdeeling Burgerlijke Stand en
Bevolking ontvangt als ambtenaar van den burgerlijken
stand ook als een persoonlijke toelage wordt beschouwd.
De Voorzitter beschouwt dit niet als een persoonlijke
toelage, doch hij weet niet hoe de commissie daarover
denkt.
De heer Tulp zegt dat de commies, chef der afdeeling
Burgerlijke Stand, vroeger ƒ250.ontving voor de
waarneming van de functie van ambtenaar van den
Burgerlijken Stand. De overige chefs eener afdeeling
ontvangen, volgens 't commissievoorstel, voortaan
f 200.meer dan een gewoon commies, en om geen
jaloesie te verwekken, heeft de commissie gemeend,
dat ook de chef der afdeeling Burgerlijke Stand en
Bevolking hetzelfde salaris moest ontvangen, zonder
daarenboven nog een afzonderlijke belooning te ge
nieten als ambtenaar van den Burgerlijken Stand.
De heer De Vos is van meening dat de ambtenaar
van den Burgerlijken Stand niet zonder salaris kan
blijven omdat hij tevens ook chef van de afdeeling
Burgerlijke Stand is. Hij is niet verplicht om ambtenaar
van den Burgerlijken Stand te zijn. Dat is een geheel
op zichzelf staande betrekking, waaraan ook een
aparte verantwoordelijkheid verbonden is. Hij kan
zelfs met den strafrechter in aanraking komen en
worden veroordeeld. Dergelijke dingen moet hij toch
wel uit zijn salaris kunnnen betalen. Anders kan hij
immers direct bedanken als ambtenaar van den Burger
lijken Stand.
Den heer Schaafsma (wethouder) blijkt het bij het
nazien van de wet, dat Gedeputeerde Staten aan een
ambtenaar van den Burgerlijken Stand een salaris
kunnen geven, ook zonder dat de Raad dat goedkeurt.
De redeneering van de commissie is deze. 't Werk
dat de ambtenaar van den Burgerlijken Stand doet,
doet hij in de gewone bureau-uren, evengoed als ieder
ander chef van een afdeeling dat werk doet.
Om dezen ambtenaar voor 't werk dat hij doet