132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1919. Hot voorstel-Beekhuis wordt in stemming gebracht. Vóór stemmen 10 leden, te weten de heeren Terpstra, De Boer, Collet, Dijkstra, Zandstra, De Vries, Tiemersma, Nijholt, Schaafsma en Beekhuis. Tegen stemmen 10 leden, te weten de heeren Dijstra, De Haan, Fransen, Van Weideren baron Rengers, De Vos, Koopmans, Van Sloterdijck, Oos- terhoff, Cohen en Beighuis. Waar de stemmen staken, zal in een volgende ver gadering opnieuw worden gestemd. De heer Terpstra trekt zijn amendement, om den 1 Mei-dag onder de feestdagen op te nemen, in. De onderdeelen V, VI, VII, VIII, IX en X worden met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is onderdeel XI, met amendementen van den heer Terpstra en van den heer Dijstra. De heer Terpstra trekt zijn amendement in. Spreker kan zich vereenigen met het gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders, doch stelt voor den laatsten zin van dat voorstel te lezen als volgt In dat geval geven Burgemeester en Wethouders daarvan onverwijld kennis aan de organisaties der gemeentewerklieden en aan de leden van den gemeenteraad. De Voorzitter merkt op, dat de leden van den Raad buiten de raadszaal als zoodanig niets zijn. De wet kent alleen den Raad als geheel. De heer Terpstra wijzigt zijn voorstel in dezer voege, dat kennis gegeven moet worden aan den Raad. De heer Dijstra spreekt er zijn voldoening over uit, dat ook de sociaal-democraten van gevoelen waren, dat op dit punt de voorgestelde bepalingen veranderd moesten worden. Er zijn, zegt spreker, tegenover mij zekere krachtuitdrukkiugen naar voren gebracht, die niet aangenaam waren. Een onderkruiperssysteem is mijn amendement genoemd (de heer Dijkstra heeft dat in de Harmonie gezegd) en er werd gezegd, dat ik de onderkruiperij in het werkliedeureglement zou willen vaststellen. Spreker meent dat zijn verleden toch wel heeft aangetoond dat hij zich niet er voor zou laten leenen, om het smerige werk van onder- kruiperij te steunen. Spreker wil er den sociaal-democraten op wijzen, dat volgens het voorstel van Burgemeester en Wet houders het criterium blijft bestaan, dat Burgemeester en Wethouders zullen beslissen of, indien een staking uitbreekt, de andere gemeentewerklieden zullen moeten invallen of niet. Spreker heeft zich er over verwon derd dat op die manier het voorstel wordt geaccep- teerp, maar als men meent dat het zoo meer gerust heid kan wekken, dan gaat spreker daarin mee. De heer Oosterhoff (wethouder) maakt den heer Dijstra er op attent, dat wat Burgemeester en Wethou ders voorstellen, niet gelijk is aan hetgeen de heer Dijstra wilde. Deze wilde dat gemeentewerklieden gebruikt zouden worden voor het tegengaan van staking bij particulieren, doch dat willen Burgemees ter en Wethouders in geen geval. Zij willen de gemeentewerklieden alleen beschikbaar hebben, zoo noodig, ter vervanging van stakers in dienst der gemeente. De heer Dijstra bedoelde natuurlijk ook niet, dat gemeentewerklieden zouden worden gebruikt voor elk particulier bedrijf waar staking uitbreekt. Dat had spreker niet op 't oog. Spreker dacht meer aan het waterleidingbedrijf, waarbij, al is het een particuliere zaak, toch ook ontzaglijke gemeentebelangen betrokken zijn. Bij werkstaking in dat bedrijf, zou een deel van de stad verstoken kunnen worden van water, en spreker meent dat Burgemeester en Wethouders dan in het algemeen gemeentebelang zouden moeten kunnen in grijpen. Dat was sprekers voorstelling van zaken. De heer Oosterhoff (wethouder) heoft wel begrepen, dat het niet de bedoeling was van den heer Dijstra dat bij een staking bij don een of anderen verver bijv. zou worden ingegrepen, maar enkel als het werke lijk om groote belangen gaat. Maar ook dan zouden Burgemeester en Wethouders zulk ingrijpen niet voor staan. Zelfs bij de waterleiding niet. Zij willen zich bepalen enkel tot gemeentedienst. De heer Dijstra trekt hieruit de conclusie, dat als hot in de gemeente in het honderd loopt, en hot algemeen belang van Leeuwarden in groot gevaar komt, Burgemeester en Wethouders niet den moed zullen hebben om in te grijpen. Dan boet het alge meen belang in bij particuliere belangen of organi satorische belangen. Als dit de bedoeling is, denkt spreker er niet aan zijn amendement in te trekken. De heer Terpstra merkt op, dat ook hij van ge voelen is, dat een organisatie van gemeentewerklieden eigenlijk niet staken mag. Maar in een noodtoestand, als de gemeentewerklieden onder den druk van den patroon zitten, dan kan spreker zich toch wel voor stellen dat ze er uit trekken. De wet van 1903 heeft het staken van gemeentewerklieden wel verboden, maar die wet kan wel worden ingetrokken. Het voorstel-Dijstra zou wol eens tegen de arbeiders kunnen worden toegepast op een wijze die zeer ware af te keuren. Maar als nu eens de melkfabriek aan het Nieuwe Kanaal weigerde de melk te leveren voor een behoorlijken prijs, zou men dan ook de gemeente arbeiders er in zetten Of als de Stanfriesbooten stopten, zou men dan mannen van de gemeente er op zetten Met dit amendement kan men bij een staking in haast elke particuliere zaak de gemeentewerklieden er in brengen. Dat zal de bedoeling wel niet zijn, maar het staat er in, en men kan er mee doen wat men wil. Spreker beveelt aan, om bij het uitbreken van stakiug in gemeentedienst, als Burgemeester en Wet houders van oordeel zijn dat het algemeen belang tewerkstelling van andere werklieden vraagt, de ge meenteraad daarvan mededeeling te doen. Die heeft dan desgewenscht gelegenheid om in te grijpen. De heer Dijkstra zegt dat als hij in de 25 jaar dat hij in de beweging zit, zich ooit geergerd heeft, dan is het door het amendement-Dijstra, waardoor gij zegt spreker toont hoe gij denkt over de psycho logie en de denkwijze van den arbeider. Ik gevoel dat als een grievende beleediging voor de arbeiders klasse en kan mij niet voorstellen, dat de christelijke arbeiders in dezen achter U staan. Is het niet mooi genoeg, dat in 1903 de christelijke regeering aan de arbeiders in overheidsdienst het stakingsrecht ontnomen heeft, moeten zij nu hier ook nog tot onderkruipers diensten gedwongen worden? Dit voor te stellen, is een grievende beleediging, waar spreker ten sterkste tegen opkomt. De sociaal-democraten zijn ook van meening, dat de gemeentewerklieden zoo lang mogelijk aan 't werk moeten blijven, maar tegen een amende ment als dit teekenen zij protest aan. Dat duidt aan het milieu waarin de voorsteller verkeert, dat teekent den heer Dijstra als een vriend der arbeiders Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1919. 133 De Voorzitter dringt op matiging aan. De woorden die er nu uit zijn, kunnen de hartstochten wel reeds wat hebben bekoeld. De heer Dijkstra is nu eenmaal zoo als hij vecht voor de arbeidersklasse. Hij neemt evenwel den voor zitter diens opmerking niet kwalijk. De sociaal-democraten willen staking der gemeente werklieden op een andere wijze voorkomen, n.l. door overleg, waardoor het verantwoordelijkheidsgevoel wordt versterktop die wijze willen zij al 't mogelijke doen om stagnatie te voorkomen. Spreker zou nog gaarne weten of dit amendement ook een voorstel van de georganiseerde christelijke arbeiders is. De heer Dijstra zegt dat hij niet malsch is aange vallen door den heer Dijkstra. Of deze 't zoo erg bedoeld heeft, weet spreker niet. Het amendement neemt men veel te afzonderlijk van de zaak waarop hot betrekking heeft. In onderdeel XI, de le alinea van lid 2, wordt immers ook reeds gezegdHij is verplicht zoo noodig gedurende vier weken als plaats vervanger op te treden van een wegens ziekte of om andere reden afwezigen werkman, indien hij daartoe door het hoofd van den tak van dienst wordt aan gewezen. Daar wordt de plaatsvervanging geregeld en daar is ook de heer Dijkstra in meegegaan. Spreker achtte dat echter onvolledig en meende dat door zijn amendement de algemeene gemeentebelangen boven de partijbelangen worden gediend. Nu wordt door den heer Dijkstra wel gezegd: Wij zijn ook tegen staking, maar met deze beperking, dat als het absoluut noodzakelijk is, dan mag het wel. Maar dan is het ook geen kwestie meer van beginsel maar van utiliteit. Dan komt men tot staking uit solidariteit met een andere groep en zoo loopt de boel in 't honderd. Voor spreker geldt, dat door gemeentewerklieden niet mag worden gestaakt, omdat hot algemeen belang moet gaan boven het particuliere belang. Dat daar naast ook goede arbeidsvoorwaarden moeten staan, is niet noodig te zeggen. Spreker wil op deze kwestie nu maar niet verder ingaan. De Voorzitter vraagt wat de bedoeling is van het amendement-Terpstra, om aan het voorstel van Burge meester en Wethouders toe te voegen „en aan den gemeenteraad". Bedoelt de heer Terpstra dat het recht van beslissing bij den Raad zou berusten? In dat geval zou spreker er zich tegen moeten verzetten. De beslissing behoort bij Burgemeester en Wethouders. De heer Terpstra wil dit wel even toelichten. Spreker acht het noodig dat de Raad van het conflict kennis krijgt. Dan kunnen de raadsleden de kwestie onderzoeken en met Burgemeester en Wethouders bespreken. Spreker wil geen macht aan Burgemeester en Wethouders ontnemen, maar de raadsleden kunnen hun invloed aanwenden om een spoedige oplossing van het conflict te verkrijgen. Het amendement-Terpstra wordt door Burgemeester en Wethouders overgenomen. De heer Koopmans merkt op, dat aan den Raad onverwijld kennis kan worden gegeven, zonder dat de Raad tot een vergadering wordt opgeroepen. Het amendement-Dijstra wordt niet ondersteund en maakt dus verder geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Onderdeelen XI (zooals het is gewijzigd) en XII worden met algemeene stemmen goedgekeurd. Aan de orde is amendement c van den heer Dijstra, om aan het slot van artikel 19 toe te voegen „met beroep op het scheidsgerecht". De heer Oosterhoff (wethouder) geeft in overweging om dit amendement in te trekken. Er is reeds beroep op de beslissing van artikel 19, 3e lid dat behoeft hier dus niet te worden vastgesteld. In artikel 50 komen voor alle beslissingen waarvan beroep open gesteld is. Daaronder is ook genoemd artikel 19 lid 3. De heer Dijstra trekt het amendement in. Aan de orde is onderdeel XIII, met het daarop door de heeren Fransen en De Haan ingediende amendement. De heer Fransen acht het, om alle geschillen te voorkomen, gewenscht, dat de vergoeding voor het gebruik van eigen gereedschappen vooraf wordt vast gesteld. Als het werk eenmaal gebeurd is, komt men vaak niet zoo gemakkelijk bij elkaar als wanneer het vooraf wordt vastgesteld. De heer Oosterhoff (wethouder) deelt mee, dat uit den aard der zaak het altijd vooraf wordt vastgesteld. Als een werkman in dienst der gemeente komt en hij heeft eigen gereedschappen, dan worden die vooraf op hun waarde geschat. Spreker acht het dus overbodig dit voor te schrijven, 't Zou den indruk kunnen wekken, dat men nu vooraf moest bepalen, voor een hamer wordt zooveel vergoed, voor een zaag zooveel, enz. De heer Fransen zegt, dat, als toch in den regel vóór den tijd een accoord getrofien wordt, hij geen bezwaar heeft om het amendement in te trekken. Is het regel, vraagt spreker, dat vooraf de vergoeding wordt bepaald De heer Oosterhoff (wethouder) Ja, zeker Het amendement wordt ingetrokken. Onderdeel XIII wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. Aan de orde is onderdeel XIV, met het amendement, voorgesteld door den heer Terpstra. De heer Terpstra zegt, dat hij zijn amendement ook in de secties heeft besproken en toen is door den betrokken wethouder gezegd, dat aan Burgemees ter en Wethouders betrekkelijk weinig menschen bekend waren, die in gemeentedienst werkende, er een ander werk bij uitoefenden. Spreker gelooft, dat dit spreekt van onbekendheid met de feiten. Zij zullen er dan geen verlof voor gevraagd hebben, maar als een wethouder niet beter weet wat gebeurt, dan komt het spreker zeer ongewenscht voor om aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid tot vrijstelling te geven. Spreker doet mededeeling van een brief door hem ontvangen, en welke hij bereid is aan Burgemeester en Wethouders over te leggen, waarin medegedeeld wordt dat iemand in gemeentedienst, die van 2 tot 10 uur in de fabriek werkt, 's morgens van 6 tot 12

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 8