156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1919.
taalden daardoor een te hoogen aanslag". De oor
zaak van dit niet tijdig reclameeren was, dat Burge
meester en Wethouders indertijd hadden besloten de
Russen wel te belasten, terwijl naderhand door den
Raad het besluit is genomen dit niet te doen, door
welk laatste besluit aan degenen, die gereclameerd
hadden, het te veel betaalde werd teruggeven.
Als men nu echter degenen, die niet gereclameerd
hebben, ook het te veel betaalde gaat teruggeven,
vreest spreker dat men iets gaat doen wat in strijd
is met art. 265 der Gemeentewet, waarin staat dat
de aangeslagenen binnen 3 maanden na het uitreiken
der aanslag-biljetten hunne bezwaren kunnen indie
nen. Spreker meent, dat hiermee een gevaarlijk
precedent wordt geschapen. Het komt dikwijls voor
vooral zij die in de reclame-commissie zitting
hebben, weten dat dat men aan sommige perso
nen graag iets zou toewijzen, terwijl de wet het ver
biedt. Een dergelijk geval heeft men hier. Spreker
acht het zeer waarschijnlijk, dat, wanneer de Raad
dit voorstel mocht aannemen, Gedeputeerde Staten
het niet zouden goedkeuren.
De heer Berghuis (wethouder) gelooft dat de ge
achte vorige spreker wel overtuigd zal wezen dat
door het college van Burgemeester en Wethouders
wel aan art. 265 der Gemeentewet is gedacht. Burge
meester en Wethouders hebben echter slechts naar
een middel gezocht om wat door sommigen aan be
lasting te veel is betaald, terug te geven. Dat do
betrokken personen niet gereclameerd hebben, vindt
zijn oorzaak hierin, dat zij door den controleur naar
huis gestuurd werden met de boodschap, dat de
Russen wel belast werden. Hier dient een onbillijk
heid hersteld te worden en dat heeft niets te maken
met art 265 der Gemeentewet. Aan de personen die
te veel betaald hebben, moet dit worden terug betaald
op grond van den post „onverschuldigd betaald geld".
De heer Beekhuis geeft eigenlijk beide sprekers ge
lijk, Dit klinkt wel wat vreemd, doch spreker zal
dit motiveeren.
In beginsel is spreker het eens met den heer Collet,
niet wat aangaat de bezwaren omtrent de Gemeente
wet, doch in verband met de kwestie om zonder
reclame toch tot ontheffing van belasting te besluiten.
Waar is echter ook, wat de wethouder heeft gezegd,
dat het niet aangaat dat de menschen van gemeente
wege verkeerd zijn ingelicht en dat men ze nu niet
zou tegemoetkomen. De gemeente moet ten slotte
staan voor 't geen een ambtenaar van de gemeente
belastingen heeft gezegd.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
gaat echter verder en wil ieder die Russen heeft in
de gelegenheid stellen het te veel betaalde terug te
krijgen. Nu zegt men, dat het niet billijk is, om
aan hen, die wel gereclameerd hebben 't teveel be
taalde terug te geven en aan degenen, die niets van
zich lieten hooren, niets, doch het gebeurt meer dat
twee personen die in dezelfde omstandigheden zijn en
waarvan de een reclameert en de ander niet, achterna
niet dezelfde voordeelen genieten.
Spreker wil nu de kwestie zoo oplossen dat in het
voorstel alleen die personen worden betrokken die
door den ambtenaar van de belastingen naar huis
zijn gestuurd met de boodschap, dat de Russen wel
werden belast. Die personen zullen op het belasting
kantoor nog wel bekend zijn, verder wil spreker niet
gaan.
De heer Berghuis (wethouder) merkt op, dat wat
de heer Beekhuis voorstaat, op een dwaling berust.
De ambtenaar van de belastingen heeft niet maar op
zijn eigen houtje de mededeelingen gedaan, maar deze
berustten op de meening van Burgemeester en Wet
houders. Spreker heeft ook aan deze en gene, die
het hem vroegen, dezelfde inlichtingen verstrekt, doch
aan wie, weet hij heusch niet meer. Bovendien ver
telde de een het aan den ander. Als b.v. de heer
Collet van den ambtenaar zijn inlichting kreeg
De heer Collet. „Ik heb geen Russen."
De heer Berghuis (wethouder) dan zou die
het aan zijn buurman zeggen, en de laatste zou hierin
aanleiding vinden, om ook niet te reclameoren. Op
deze manier is de grens niet te trekken.
Spreker kan dan ook niet meegaan met 't idee van
den heer Beekhuis omdat niet is na te gaan, wie het
van den controleur gehoord hebben en wie het uit
de tweede of derde hand hebben.
De Voorzitter deelt mede, dat de zaak aan den
gang is gekomen door een speciaal geval, dat zich
als volgt heeft toegedragen.
Iemand had in zijn opgaaf de Russische coupons
oorspronkelijk niet opgegeven. Destijds bestond
echter de meening dat ze wel moesten worden aan
gegeven, en dit is toen door dien persoon gedaan op
verzoek van den Controleur. Later is de opinie ge
wijzigd en behoefden ze niet te worden aangegeven.
Intusschen had de controleur de aangiftebiljetten,
waarop Russische effecten voorkwamen, apart ge
houden om aanstonds te bepalen of de coupons
moesten meetellen ja of neen. Het aangiftebiljet van
bedoelden persoon is echter niet terecht gekomen bij
het stapeltje, waarvan later de aanslag moest worden
vastgesteld, doch het is doorgegaan en de persoon
heeft het biljet thuis gekregen, terwijl de Russische
papieren hierop ook waren belast. Toen de betrokken
persoon later hoorde, dat de Russen niet waren be
last, was hij natuurlijk verwonderd en meende te
recht dat tegenover hem een onbillijkheid was be
gaan. Uit een oogpunt van billijkheid hebben Bur
gemeester en Wethouders nu gemeend hieraan tege
moet te moeten komen en hebben daartoe enkel een
som van 1000.aangevraagd, omdat er betrekkelijk
weinig personen zullen zijn, die in dezelfde condities
veikeeren als bedoeld persoon. Dit speciale geval
is oorzaak van het voorstel, de controleur heeft ge
heel te goeder trouw gehandeld en het geval vindt
zijn oorzaak hierin, dat 't aangiftebiljet toevallig niet
bij het goede stapeltje is gekomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
8. Agenda no. 10.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhooging van het bij raadsbesluit van
24 October 1916, nader gewijzigd bij raadsbesluiten
van 14 November 1916 en 12 Juni 1917, verleende
voorschot voor den bouw van woningen aan de Eillard-
straat door de Woningstichting Patrimonium
Dit voorstel luidt als volgt
De woningstichting Patrimonium deelt bij schrijven
van 19 Augustus i 918 aan Uwe Vergadering mede,
dat het haar bij Uwe besluiten van 24 October en
14 November 1916 en 12 Juni 1917 verleende voor
schot voor den bouw van 39 arbeiderswoningen aan
do Eillartsstraat ad 94.460.wegens hoogere kosten
van meerder werk, honorarium van den architect,
renteverlies en kleine onkosten 2000.te laag is,
met welk bedrag zij verzoekt het voorschot en de
voor de betaling der annuïteit daarvan verleende
crisisbijdragen te verhoogen.
Verslag van de handelingen van den g<
Gelijk U bekend is en nader door ons uiteengezet
is in bijlage 16 van 1917, is het Koninklijk besluit
van 26 Maart 1917, waarbij aan de gemoente, ten be-
I hoeve van de verstrekking aan de woningstichting,
o.a. een bouwvoorschot van ƒ94.460.is verleend, er
van uitgegaan, dat het tekort, dat de exploitatiereke
ning der woningen zal opleveren f 1563.77 bedraagt.
De gemeente kreeg hierin van het Rijk tijdelijke
crisisbijdragen van 134.605.gedurende 3 jaar en
van 879.09 gedurende 5 jaren, onder verplichting aan
de stichting onderscheidenlijk twee en 4/3 maal die
sommen als bijdrage in de betaling der annuïteit te
geven, totaal bijdrage voor de gemeente dus 427.63B.
Deze bedragen zijn berekend op grond der circulaires
van 9 November 1916 en 29 Januari 1917 van den
Minister van Binnenlandsche Zaken en het is duidelijk
dat het bezwaar door verhooging van het voorschot
van bijna 95.000.met 2000.—voor de gemeente
niet noemenswaard kan zijn. Wij hebben er dan ook
verder van afgezien om te trachten tot geheele over
eenstemming over de reden van overschrijding van het
crediet met het bestuur der stichting te geraken, toen
na eenige briefwisseling bleek dat het meeningsver-
schil ter zake niet geheel uit den weg was te ruimen.
Wij geven U dan ook met overlegging van het
ingewonnen advies der gezondheidscommissie in over
weging de gevraagde verhooging toe te staan en
daartoe het bijgevoegde ontwerp tot Uw besluit te
maken.
de Raad der gemeente Leeuwarden
gelezen het schrijven van 19 Augustus 1918 van de
woningstichting „Patrimonium" alhier, houdende mede-
deeling dat de voorschotten, aan haar toegekend bij
raadsluiten van 24 October 1916 no. 453R/234, 14
November d.a.v. no. 3732/253 en 12 Juni 1917 no.
220"/130 ten bedrage van ten hoogste 12.540.en
f 94.460.bij de eindafrekening der bouwplannen niet
voldoende bleken te zijn om alle onkosten te bestrij
den, ais gevolg van de hoogere uitkomst van de
posten meerder werk met ÏOO.honorarium van
den architect met f 700.—, renteverlies en kleine
onkosten met f 600.samen f 2000.mot
welk bedrag wordt verzocht het bouwvoorschot ad
94.460.alsnog te verhoogen
gelet op het advies der Gezondheidscommissie, ge
geven bij schrijven van 18 Juni 1919, alsmede op
hot voorstel van Burgemeester en Wethouders
besluit
I. ten behoeve van de verstrekking aan de
woningstichting „Patrimonium" alhier aan te vragen
uit 's Rijks kas, boven het bij Koninklijk besluit van
26 Maart 1917 no. 84 aan de gemeente verleende
voorschot van 94.460.voor den bouw van een 89-tal
arbeiderswoningen, een bedrag van f 2000.— en bij
dragen in de betaling van de annuïteit daarvan, be
rekend op den voet van genoemd Koninklijk besluit
II. onder voorbehoud dat de gevraagde bedragen
zullen worden verstrekt en onder voorbehoud dat en
voor zoolang als de gevraagde bijdragen zullen worden
verkregen, aan de woningstichting voornoemd ter
tegemoetkoming in de door haar aangewende kosten
voor de uitvoering van haar bouwplan aan de Eillarts
straat boven het bij de aangehaalde raadsbesluiten
verleende voorschot van 94.460.een voorschot
te verleenen van 2000.alsmede bijdragen in de
betaling van de annuïteit van dat bedrag op den voet
van die raadsbesluiten berekend, een en ander onder
do daarbij gestelde bepalingen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
9. Agenda no. 11.) Voorstel van Burgemeester en
van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1919. 157
Wethouders om aan hen voor de stichting van een dak-
loozentehuis voor in de huurbetaling nalatige bewoners
van gemeentewoningen een crediet te verleenen van
f 16200.—.
Dit voorstel luidt als volgt
De Directeur der Gemeentewerken heeft bij schrijven
van 18 Maart 1.1. op initiatief van den betrokken
wethouder een plan bij ons college aanhangig ge
maakt tot stichting van een tehuis voor die dakloozen,
die nalatig blijven in het betalen van eenige vergoe
ding voor de hun van gemeentewege verstrekte huis
vesting. Ten gevolge van den heerschenden woning
nood zijn er in de vorige jaren onderscheidene ge
zinnen opgenomen in het voormalig hotel Weidema
en de beter gesitueerden in afzonderlijk voor het doel
aan den Poppeweg gebouwde noodwoningen, terwijl
de bewoners van eerstgenoemde inrichting later groo-
tendeels naar het gemeentelijk dakloozen tehuis aan
den Groninger Straatweg zijn overgebracht. Bij allen
werd echter van het o.i. alleen juiste denkbeeld uit
gegaan, dat het gemeentebestuur hier geen liefdadig
heid bewijst door beschikbaarstelling van kostelooze
woonruimte, doch uitsluitend geroepen is in bepaalde
gevallen zijn bemiddeling als overheid aan te wenden om
lieden, die tijdelijk dakloos zijn, aan onderdak te helpen.
Uitvloeisel van dit beginsel is dat hij die bij machte
is huur te betalen, voor dezen dienst een billijke
vergoeding betaalt. Niettemin blijft in meer dan een
geval huurbetaling achterwege, zonder dat de ge
moente de noodige middelen bezit om aan haar recht
te komen. Een particuliere huiseigenaar zou zonder
veel omslag den wanbetaler op straat kunnen zetten,
de gemeente staat om begrijpelijke redenen ditmiddel
minder ten dienste. Er is dus op gevonden, als toch
ook den wanbetaler, hoewel hij niet buiten staat zou
zijn huur te betalen, onderdak moet worden verschaft,
dit zoo weinig mogelijk aanlokkelijk te maken. Ver
wacht wordt dat dit stelsel in gunstigen zin de huur
betaling zal beïnvloeden. Van dezen gedachtengang
is het bovengenoemde rapport van den Directeur der
Gemeentewerken het gevolg.
Ontworpen is op het perceel gardeniersland aan
Oldegalileën ter hoogte van „Krom en Recht" kada
straal sectie F no. 1876, een gebouw voor 8 gezinnen
met een portierswoning en een bergplaats voor meu
belen. Elke woning bestaat uit een kamer 4X4
Meter groot met 2 bedsteden, waarin zoo weinig
mogelijk houtwerk is aangebracht. Het wordt opge
trokken van baksteen en met gewapend beton plat
afgedekt. De verlichting geschiedt door electriciteit
en wordt uit de portierswoning bediend. De bouw
kosten bedragen 15900, waarbij nog komt ƒ300
voor renteverlies gedurende den bouw en huurverlies
van 650 M2. aan de huur te onttrekken land.
In overleg met de Commissie voor de Openbare
werken hebben wij de eer U voor te stellen Burge
meester en Wethouders voor de stichting van een
dakloozentehuis voor hen, die nalatig zijn in de huur
betaling hunner van gemeentewege verstrekte nood
woning, volgens de plannen van den Directeur der
Gemeentewerken, ingezonden bij brief van 18 Maart
1919 no. 350/86»., op het perceel gardeniersland aan
Oldegalileën sectie F no 1876 een crediet te verleenen
van f 16200.
Op voorstel van den heer Dijkstra en vier andere
leden der vergadering wordt overgegaan tot een
zitting met gesloten deuren.
Na heropening der openbare vergadering worden
de beraadslagingen geopend.