178 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Augustus 1919.
De heer Schaafsma (wethouder) is het met de
heeren Koopmans en K. de Boer, voor wat betreft
het onvoldoende uitzicht, niet eens. Ook gelooft
spreker niet dat het verkeer in dit stadsgedeelte zoo
druk zal worden, dat daar speciale maatregelen voor
dienen genomen te worden. Er zal geen doorgangs-
verkeer zijn, zooals de heeren zich dat denken, spreker
gelooft niet dat Leeuwarden veel doorgangsverkeer
heeft maar meer centraal verkeer.
Bovendien staat hiertegenover, dat in een vorige
raadsvergadering, waarin is behandeld de omlegging
van bedoelden weg, Burgemeester en Wethouders
hebben medegedeeld, dat voor het vrijgekomen terrein
zich wel een kooper zou opdoen, en dat daar toen
door niemand aanmerkingen op zijn gemaakt. Dit is
ook in het voorstel neergelegd.
Men is bang, dat het terrein niet open zal blijven,
doch zal worden bebouwd, doch met de bouwver
ordening in de hand kunnen Burgemeester en Wet
houders wel zorgen dat er geen fabrieken of schuttingen
worden gezet. Deze verordening geeft een groote
macht, vooral bij bebouwing van hoeken, omdat dan
door het college vrijstelling moet worden verleend.
Aangaande dit punt bestaat dus geen bezwaar. Bur
gemeester en Wethouders kunnen toezien wat er
met het terrein gebeurt, wordt gevraagd om het te
bebouwen, dan kan rekening worden gehouden met
de verkeersbelangen, en met dat al kan men een
ruim overzicht houden.
De heer Koopmans is het met den wethouder eens,
dat men met de verordening in de hand alle macht
in handen heeft en kan beletten, dat het terrein be
bouwd wordt. Doch men kan, als men verkoopt, niet
meer over den grond beschikken, al blijft het uitzicht
behouden. Spreker vreest echter, dat de verkeerswegen
te nauw zullen zijn, bovendien heeft men vrij scherpe
hoeken, en waar men een volkrijke buurt verwacht,
moet men rekening houden met een diuk verkeer.
Spreker is het er mee eens, dat hier geen door-
gangsverkeer zal plaats hebben, doch er zijn of komen
nog fabrieken, gevolg, ook arbeiderswoningen en deze
beide maken het verkeer weer drukker. Dan zullen
de goederen van de fabrieken moeten worden ver
voerd over het punt van de weg, dat nu wordt
omgelegd. Ook moet men rekening houden met de
spoorwegovergang, die het personen- en goederenver
voer op bepaalde tijdstippen van den dag tegen houdt.
Spreker zou niet graag zien, dat hier zoo'n nauw
punt ontstond en acht een plein ter plaatse beter.
De verkoop van den grond zal wel een bate zijn,
doch zoo nauw steekt het de gemeente nu ook niet.
Spreker hoopt dat men voorloopig van den verkoop
zal afzien, blijkt het mogelijk, dan kan men het terrein
te gelegener tijd nog verkoopen en voorloopig kan
men het althans productief maken door het te ver
huren. Doch verkoop acht spreker niet verstandig.
De Voorzitter zegt, dat de heer Koopmans is be
gonnen met een verwijt aan het adres van Burge
meester en Wethouders. Dezen zijn echter tot het
voorstel gekomen naar aanleiding van een besluit
van den Raad. De Raad heeft indertijd voldoende
gelegenheid gehad, de kwestie te bespreken, toen had
men moeten zeggen dat men geen verkoop van het
terrein wenschte. Komt de Raad nu tot deze conclusie,
dan komt hij op zijn eigen besluit terug, doch dan
mag men niet tot Burgemeester en Wethouders een
verwijt richten. Is de Raad thans een andere over
tuiging toegedaan dan vroeger, dat moet hij weten,
doch het gezegde van den heer Koopmans, dat
Burgemeester en Wethouders hun gedachten kwijt
waren, komt hier niet te pas, nu dezen hebben ge
daan, wat de Raad besloten heeft.
De heer N ij hult is ook van meening, dat men in
ieder geval moet wachten tot de behandeling van
het uitbreidingsplan. Over enkele weken wordt dit
behandeld, laat men dit afwachten, men weet nu niet
precies hoe de wegen loopen en kan dat nu slechts
onvoldoende beoordeelen.
De heer Koopmans zegt, dat hij Burgemeester en
Wethouders in 't geheel geen verwijt heeft willen
maken. Hij heeft enkel gezegd, dat hun gewone be
dachtzaamheid een oogenblik was zoek geraakt. Ziet
de Voorzitter daar een verwijt in, dan is spreker
gaarne bereid zijn woorden in te trekken, 't Was de
bedoeling te zeggen, dat men een oogenblik den
goeden weg kwijt was geraakt.
Spreker wil er nogmaals op aandringen den grond
niet te verkoopen, doch desnoods productief te maken
door te verhuren.
De heer K. de Boer heeft van den wethouder wel
bestrijding, maar geen verdediging gehoord. Welke
belangen heeft de gemeente bij den verkoop Het
verkeer in de gemeente is toch ook gemeentebelang?
De wethouder heeft een en ander bestreden met te
zeggen dat Leeuwarden wel centraal- doch geen door-
gangs-verkeer heeft. Dit acht spreker niet goed gezien,
ofschoon het misschien wel in 't algemeen het geval
is. Doch misschien wordt de Huizumerlaan nog in
deze richting doorgetrokken. Bij het verkeer van
Heeren veen over Leeuwarden naar de Wouden kan
deze hoek worden afgesneden. Er kan verkeerstoe
name komen door verspreiding van fabrieken in dat
centrum. Daar kan een heel nieuw en belangrijk
stadsgedeelte ontstaan. Spreker is van meening, dat
men dezen grond, dien men heeft, moet behouden.
Wanneer de fabriek er prijs op stelt den grond te gebrui
ken, kan deze haar van jaar tot jaar worden verhuurd,
met het eigendomsrecht aan de gemeente. Wanneer
de fabriek echter met de bezwaren op de hoogte is,
is 't heel goed mogelijk, dat zij in 't geheel geen
prijs meer stelt op 't gebruik van 't terrein. Er zullen
bezwaren zijn voor de fabriek, maar die zijn er ook
voor de gemeente. Daarom vraagt spreker 't voorstel
aan te houden en te behandelen met 't uitbreidingsplan.
De heer Schaafsma (wethouder) zegt, dat de hoeren
Nijholt en De Boer telkens spreken over 't uitbreidings
plan, doch dat dit hier niet ter zake dient, omdat de
weg er al ligt en 't enkel er over gaat of 't hoekje
grond zal worden verkocht ja of neen, of dat 't zal
worden gemaakt 't zij tot park, 't zij tot straat.
Spreker gelooft niet, als hij 't schetskaartje beziet,
dat er gevaar is voor botsing. Wat echter wel onder
de oogen mag worden gezien is de mogelijkheid dat
bij doortrekken van den weg, van Heerenveen naar
de Wouden een andere weg wordt gevolgd.
Men kan den grond verkoopen en de fabriek be
letten er gebouwen op te zetten, doch er is nog een
geval mogelijk, n.l. dat de fabriek een stuk krijgt
en het andere gedeelte wordt behouden.
Op dio manier kan men een oplossing krijgen en
naar beide kanten te gemoet komen. Dan krijgt de
fabriek een stuk en de Raad zijn zin.
De Voorzitter vraagt, of de Raad er zich mede kan
vereenigingen, dat het voorstel nog eens onder de
oogen wordt gezien.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeone stemmen wordt besloten dat het
voorstel ter nadere ovei weging door Burgemeester en
Wethouders wordt teruggenomen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Augustus 1919. 179
10 Agenda no. 11.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot aankoop van enkele percee.len aan de
Poppebuurt.
Dit voorstel luidt als volgt
Van W. v. d. Ven, A. Postma en J. Spoelstra al
hier is een aanbod ingekomen om den grond aan de
Poppebuurt, waarop de woningen nos. 30, 132, en 34
hebben gestaan, aan de gemeente te verkoopen.
Daar het bezit van den grond voor de gemeente
van belang geacht wordt, zijn wij na besprekingen
met adressanten over den prijs tot overeenstemming
gekomen, nml. 3.per M2. De perceelen zijn in
totaal groot 141 M2.
Wij hebben dus de eer U voor te stellen te be
sluiten
aan te koopen voor den prijs van 423.in totaal
onder de nader door Burgemeester en Wethouders
te stellen voorwaarden
1. van A. Postma alhier een perceel grond aan
de Poppebuurt, kad. bekend sectie G no. 7794, als erf
groot 55 M2.
2. van J. Spoelstra alhier een stuk grond aan de
Poppebuurt, kad. bekend sectie G no. 7795, als erf
groot 45 M2.
3. van W. v. d. Ven alhier een stuk grond aan
de Poppebuurt, kad. bekend sectie G no. 7796, als
eif groot 41 M2.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
11. Agenda no. 12.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot aankoop van onderscheidene panden aan
de. Klanderijdwarsstraut en tot stichting op de na amotie
dier panden vrijkomenden grond van eene bewaarschool
der tweede klasse bijlage no. 30.)
De beraadslagingen worden geopend.
De heer H. de Boer juicht het voorstel om ook in
het zuidelijk gedeelte van de stad tot stichting van
een nieuwe bewaarschool over te gaan, toe, doch alles
bevredigt hem niet. Het verwondert spreker, dat
Burgemeester en Wethouders hier weer willen komen
met een standenschool. Naar sprekers oordeel zijn er
standen genoeg en behoeft dit geen uitbreiding meer.
Dat men nu dus alweer het standensysteem zal volgen
bij het bouwen dezer school heeft niet sprekers
sympathie.
Spreker zal hierover intusschen nu geen lange speech
houden en zich niet bedienen van de momenteele
meerderheid der socialisten in den Raad om daar
omtrent een uitspraak uit te lokken. De oude Raad
moet over deze zaak geen beslissing nemen. Dit dient
te worden overgelaten aan den nieuwen Raad.
Dat ten opzichte van den bouw nog geen voor
stellen zijn gedaan vindt spreker goed, men moet niet
op de zaak vooruitloopen, doch dan moet men dit
teu opzichte van de standenschool ook niet doen.
Daarom wenscht spreker voor te stellen uit het voor
stel te doen vervallen onder letter c de woorden „der
tweede klasse". Er dient besloten te worden tot den
bouw eener bewaarschool zonder meer, dus geen be
sluit omtrent de klasse. Spreker dient een amendement
van bedoelde strekking in.
De Voorzitter deelt mede dat van den heer H. de
Boer een amendement is ingekomen om in het voor
stel tot stichting eener nieuwe bewaarschool onder
de letter c te laten vervallen de woorden „der tweede
klasse".
Spreker zegt dat van de zijde van Burgemeester
en Wethouders hiertegen geen bezwaar bestaat.
De heer K. de Boer vraagt of de vrijkomende
terreinen toereikend zullen zijn tot het bouwen van
een ruime, open en overdekte speelplaats, omdat z. i.
in de eerste plaats hieraan behoefte bestaat.
De Voorzitter antwoordt den heer K. de Boer dat
Burgemeester en Wethouders een zucht van verlichting
hebben geslaakt toen zij beslag konden leggen op
dezen grond. Het was moeilijk, vooral omdat men
aan een bepaald stuk van de stad gebonden was.
Bij de berekening hoe groot de speelplaats kon zijn,
is gebleken dat men ze liever wat grooter had gehad.
De bouw der school komt echter overeen met de
grootendeels bestaande model-scholen in Utrecht.
De teekening ligt er bij
De heer K. de Boer: „Van de Utrechtsche scholen
De Voorzitter„Neen de schets". Spreker zegt nog
dat hij als eenig antwoord kan geven dat overal is
gekeken en onderzocht en dat men zooals gezegd
blij was, beslag te kunnen leggen op dezen grond.
Er moet natuurlijk speelgelegenheid zijn, doch die
komt hier in vrij voldoende mate.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt,
zooals door den heer H. de Boer geamendeerd, met
algemeene stemmen aangenomen.
12. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van een algemeene salaris
verordening voor het personeel in dienst der gemeente en
in verband daarmede tot wijziging van verschillende
verordeningen (bijlage 27).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Nijholt zegt, dat het wel een formeele
kwestie is, doch dat hij toch één punt uit het voorstel
gewijzigd zou willen hebben. De salarissen van den
directeur en den boekhouder van het gemeentelijk
electriciteitbedrijf en gasbedrijf zijn naar deze be
drijven gesplitst en dat acht spreker minder juist.
Doet men dit niet, dan kan men beter zien wat ieder
verdientdit gaat nu niet zoo maar, men moet 't nu
eerst berekenen. Later kan men, zoo noodig in de
boekhouding de salarissen splitsen. Doch de betrek
kingen behooren volgens spreker één te zijn.
De heer Tulp zegt, dat het electriciteit- en het
gasbedrijf twee geheel afzonderlijke bedrijven zijn,
en begrijpt het nut niet van deze samenvoeging. De
directeur neemt beide directeursschappen waar, doch
dat is geheel toevallig.
De heer Koopmans begrijpt de bedoeling van den
heer Nijholt, die liever in een artikel van de verorde
ning ziet vastgelegd welk salaris de directeur der
beide bedrijven heeft. Dit heeft wel iets voor, men
moet thans, om het salaris te bepalen, beide veror
deningen nazien. Doch er is, volgens spreker, een
groot bezwaar tegen samenvoegingde boekhouding
is gegrond op de verordeningen, de salarissen zijn
hierin afzonderlijk genoemd en het is met het oog
op de boekhouding niet goed, daarin verandering te
brengen. Doch men kan bij de verordeningen wel de
toelichting maken, dat de directeur van beide bedrijven
dezelfde persoon is, dit is een kleine moeite.
De heer Tulp zegt, dat indien men de salarissen
niet splitst, men van de kosten van gasfabriek en
elecriciteitbedrijf geen zuivere begrooting kan op
maken. Dit is althans een praktisch bezwaar.