Vergadering van Dinsdag 9 September 1919.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. 191
Tegenwoordig 23 leden, te weten de heer Schaafsraa,
mevr. BesuijenLindeboom, de heeren Tulp, Fransen,
Terpstra, Lautenbach, De Boer, Dijstra, Berghuis,
Oosterhoff, De Vos, Tiemersma, Dijkstra, Postma,
Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Nijholt, O. de Vries, Zandstra, Visser, Collet,
Jansen en IJ. de Vries.
Afwezig met kennisgeving 2 leden, de heeren
Schoondermark en Van Weideren baron Rengers.
Voorzitterde heer Jhr. mr. J. M. van Beyma,
burgemeester.
1. Wordt medegedeeld:
1 dankbetuiging namens Hare Majesteit de
Koningin voor de Haar uit naam van den Raad en
de burgerij op 31 Augustus 1.1. aangeboden geluk-
wenschen.
2. dat Gedeputeerde Staten dezer provincie hebben
goedgekeurd het raadsbesluit d.d. 19 Augustus 1.1. tot
het garandeeren van de terugbetaling door de woning
stichting „Patrimonium" van bij een bankinstelling
opgenomen kapitaal voor den woningbouw aan den
weg Achter de Hoven.
3. rapporten naar aanleiding van de toezegging,
gedaan in de raadsvergadering van 23 Mei 1916,
omtrent het onderzoek van het gas der gemeentelijke
gasfabriek.
4. schrijven van G. J. Veenstra, alhier, omtrent
de aanschrijving van Burgemeester en Wethouders
tot plaatsing van een steiger voor perceel Nieuwestad
103 en den verderen loop der zaak.
De punten 14 worden voor kennisgeving aange
nomen.
5. adres van het bestuur van de Provinciale Friesche
Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer om als lid
tot de vereeniging toe te treden.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders om prae-advies.
6. adres van J. N. H. Weidema e.a., alhier, waarbij
de wenschelijkheid wordt bepleit van het geven van
onderwijs aan jongens en meisjes gemeenschappelijk
aan een eventueel op te richten derde school der
eerste klasse.
Wordt voorgesteld dit adres, met intrekking van
het besluit van 19 Augustus 1.1., te zenden aan Burge
meester en Wethouders om prae-advies.
De Voorzitter zegt ter toelichting van dit punt, dat
gebleken is, dat het nog zeer kwestieus was, of het
betrokken request al dan niet op zegel gesteld moest
worden. Wanneer het een particuliere zaak betreft,
is het adres niet vrij van zegel, doch ten opzichte
van dit adres bestond geen zekerheid en om nu de
knoop door te hakken is advies gevraagd aan den
Inspecteur der registratie. Deze heeft als zijn gevoelen
te kennen gegeven, dat het adres, als betreffende het
onderwijs en ingediend als een verzoekschrift, vrij
van zegel is. Daarom wordt voorgesteld het adres
alsnog om prae-advies in handen te stellen van Bur
gemeester en Wethouders.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Oosterhoff wenscht ten aanzien van den
brief van den heer Veenstra (punt 4 der mededeelin-
gen) nog een enkel woord te spreken. Spreker krijgt
den indruk dat deze brief is bedoeld om onrust
onder de burgerij te veroorzaken. In dit schrijven
wordt eerst de toedracht van de zaak meegedeeld.
Nadat een stuk van den gevel afgevallen was, hebben
Burgemeester en Wethouders een onderzoek ingesteld
en werd de gevel zoodanig bevonden, dat den eige
naar een telegram is gezonden, dat hij moest zorgen
dat er binnen 24 uur een steiger voor den gevel stond.
Verder schrijft de heer Veenstra dat er later een aan
schrijving is gekomen dat de steiger weder verwijderd
moest worden, zonder dat er eenige verandering aan
den gevel was gekomen. Spreker wil nu deze belang
rijke vraag stellen Welke maatregelen zijn door
Burgemeester en Wethouders getroffen om ongelukken
met den gevel te voorkomen en den onrust bij het
publiek weg te nemen
De heer Fransen zegt in de voor-vorige raadsver
gadering reeds tot Burgemeester en Wethouders het
verzoek te hebben gericht om de zaak nog eens te
onderzoeken naar aanleiding van de ongerustheid die
er in de bouwwereld ten opzichte hiervan heerschte,
zooals nu ook door den heer Oosterhoff is betoogd.
Eerst is door de bouwpolitie gezegd dat er zoo
spoedig mogelijk een steiger geplaatst moest worden
en dat anders de gemeente het zelf zou doen op kosten
van den eigenaar. Toen spreker om een onderzoek
verzocht, deelde wethouder Schaafsma mede dat er
in geen der stukken sprake was van bouwvalligheid.
Dit werd ook door den Voorzitter, toen de heer
Schoondermark, beaamd. Uit het schrijven van den
architect Veenstra blijkt nu echter dat de gevel wel
bouwvallig was genoemd en dat Burgemeester en
Wethouders hiermede ook wel bekend waren. In het
laatst van April van dit jaar, terwijl de onderhande
lingen, omtrent restauratie, nog gaande waren, kwam
een schrijven van Burgemeester en Wethouders, waarbij
de eigenaar gelast werd den steiger weg te nemen,
omdat de gevel hersteld was en geen gevaar meer
opleverde. In dit schrijven staat o. m.„overwegende
dat de gevel van bovengenoemd huis, toebehoorende
aan den heer v. d. Hoek, in Mei 1918 in zoo bouw-
valligen staat verkeerde, dat hij gevaar voor de voor
bijgangers opleverde en na aanschrijving, namens hun
College aan den eigenaar, door dezen is hersteld",
enz. Er staat dus duidelijk dat de gevel in Mei 1918
in bouwvallig en staat verkeerde. Maar het mooiste is
wel dat er aan den gevel niets is gedaan en dat deze
nu niet meer bouwvallig is.
Burgemeester en Wethouders hebben dit schrijven
toch zeker gezonden na ontvangen advies van den
Inspecteur van het bouwtoezicht, dat de gevel was
hersteld en niet meer bouwvallig.
Spreker zegt, dat zijn voorstel tot onderzoek den vo-
rigen keer met een minachtenden spotlach van den Voor
zitter is afgewezen, zeggende„Meent mijnheer Fransen
„misschien dat Burgemeester en Wethouders voor
„alle nietigheden een onderzoek zullen instellen, ik
„denk er niet aan doch thans herhaalt spr. zijn ver
zoek dat er onderzoek zal worden gedaan, opdat aan
het licht zal worden gebracht waar in de verschillende
stukken staat de verklaring, dat de gevel niet meer
bouwvallig is. De betrokken personen beweren absoluut
dat er niets aan den gevel is gebeurd. In de eerstvol
gende vergadering kan mededeeling van den uitslag
van het onderzoek worden gedaan.
De heer Schaafsma (wethouder) zal den heer Fransen
antwoorden. Spreker moet beginnen met de mede
deeling dat door hem in de voor-vorige raadsverga
dering een vergissing is begaan. Door toevallige om
standigheden was hem een afschrift van het telegram,
waarin van de bouwvalligheid wordt gesproken, niet
bekend. Dit afschrift is gesteld op de achterzijde van
een bedrukt formulier, dat daarvoor, waarschijnlijk
ook al tengevolge van den papiernood, gebruikt is