196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. Verslag yan de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. 197
De heer Schaafsma (wethouder) zegt, dat heel
Leeuwarden, uit hetgeen de heer De Boer zooeven
heeft gezegd, de conclusie zal trekken, dat Burge
meester en Wethouders nalatig zijn geweest en dat
eerst de aanschrijving van den Minister moest komen
voor men maatregelen ging nemen.
Dit is echter niet het geval. Burgemeester en Wet
houders zijn reeds dezen zomer met 't onderzoek be
gonnen. Nadat door hen besloten was tot 't stichten
van een Woningbeurs, moest men daaromtrent gegevens
verzamelen en deze zijn gevraagd in Amsterdam en
Veendam. Tijdens dat onderzoek kwam de last van
den Minister omtrent een woningtelling.
De heer De Boer brengt gaarne aan de voortvarend
heid van het college alle hulde. In hetgeen de Wet
houder echter zooeven heeft gezegd, vindt spreker
één woord verkeerd. Waar de Wethouder heeft ge
zegd: We zijn reeds van den zomer begonnen, meent
spreker dat dit woordje reeds moet worden vervangen
door pas. Erg voortvarend is het college tenminste
in dit opzicht niet geweest. Het woningvraagstuk is
een brandend vraagstuk en dat de gemeente niet met
cijfers kan komen, zelfs niet kan schatten, vindt spreker
niet in den haak.
Doch als de woningtelling is afgeloopen heeft men
toch op het Bevolkingsbureau ook nog alle gegevens
van de gezinnen en alleenwonende personen! Met deze
gegevens en die der woningtelling aan de hand kan
men dan toch wel ten naasten bij uitmaken, hoeveel
woningen er noodig zijn. Spreker blijft op het ver
strekken van gegevens door Burgemeester en Wet
houders aandringen.
De heer 0. de Vries (wethouder) merkt nog op, dat
de staten, waarop de woningtelling dient plaats te
hebben, een volledig en goed overzicht zullen geven
omtrent den woningtoestand.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6. (Agenda no. 7.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het verleenen van steun aan de Vereeniging
voor Volkshuisvesting voor den houw van 100 woningen
op een terrein tusschen het Cambuursterpad en den
Groningerstraatweg bijlage 32).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Agenda no. 8.) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het voorstel van de heeren S. Nijholt
en K. de Boer om in de jaarweddenver ordeningen 1919
het salaris van den directeur en den boekhouder van
het gas- en het electriciteitbedrijf voor ieder in één be
drag te noemen.
Het prae-advies luidt als volgt:
In de raadsvergadering van 19 Augustus j.l. werd
de salarisverordening 1919 vastgesteld, behoudens de
artikelen 11 en 12. Bij de behandeling van die artikelen
kwam van de heeren Nijholt en K. de Boer in het
navolgende voorstel
„De Baad noodigt Burgemeester en Wethouders uit
de ontwerp-verordening zoodanig te wijzigen, dat
het salaris van den directeur en den boekhouder van
het gas- en electriciteitbedrijf in één bedrag genoemd
worden."
Daar dit voorstel niet was gekleed in den vorm
van een amendement (een door de voorstellers aange
wezen redactie, die voor de aan de orde zijnde for
muleering in de plaats treedt), doch als motie (uit-
noodiging aan Burgemeester en Wethouders om in
het ontwerp dat echter in de vergadering zelf
bestemd was tot besluit te worden verheven eene
wijziging aan te brengen) kon het slechts in onze
handen om prae-advies gesteld worden.
Nieuwe gezichtspunten, andere dan in de voor
noemde vergadering reeds zijn te berde gekomen,
kunnen daarbij niet worden geopend. Het blijft ons
de meest logische weg voorkomen om, waar de salarissen
van den directeur en den boekhouder der lichtfabrieken
over beide bedragen moeten worden verdeeld en op
elk der beide begrootingen moeten voorkomen, deze
dan ook te splitsen en een bedrag voor elk in ieder
der betrekkelijke verordening op te nemen.
Dit is voor den opzet der bedrijfsbegrootingen de
beste weg. De motie van de heeren Nijholt c.s. die
één (ongesplitst) bedrag genoemd wil hebben, zet dit
alles op losse schroeven.
Intusschen geeft zij de welkome gelegenheid twee
onjuistheden in het ontwerp weg te nemen. Vooreerst
het maximum van den boekhouder van de gasfabriek,
De bezoldiging is bij Uw besluit van den 30 April
1.1. no. 188R/111, bepaald op 2500.tot /"3100.—
voor de beide bedrijven gezamenlijk. In artikel 11
der ontwerp-verordening (bijlage 27) is zijne bezoldi
ging voor het electriciteitbedrijf voorgesteld op ƒ750.—
in artikel 12 die voor de gasfabriek op 1750.tot
2250.Dit maximum zal dus moeten zijn /"3100.
veiminderd met ƒ750.is ƒ2350.en niet 2250.—
zooals abusief is opgenomen.
Ten tweede is nagelaten in artikel 12 te regelen
dat de gasmeester, evenals de directeur, heeft vrije
woning met vuur en licht, voor zoover cokes en
gaslicht betreft. Dit is een gevolg van het raadsbesluit
van 30 April 1.1. en is vermoedelijk in artikel 12 niet
opgenomen, omdat op dit punt het raadsbesluit op
een vergissing berustte, daar de gasmeester voor zijn
dienstwoning een huur van 3.per week betaalde.
Wij stellen U dus voor artikel 11 der salarisver-
ordening 1919 onveranderd vast te stellen en artikel
12 met deze wijziging, dat voor de bezoldiging van
den boekhouder aan de gemeentelijke gasfabriek ge
lezen wordt 1700.tot 2350.— en in het slotlid
ook de gasmeester wordt opgenomen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Bo8r merkt op, dat de Voorzitter den
heer Dijstra een standje heeft gemaakt, dat deze zijn
voorstel niet belichaamd had in een amendement en
dat ongeveer hetzelfde te lezen staat in het prae-advies
van Burgemeester en Wethouders op het voorstel
van den heer Nijholt en van spreker zelf. Spreker
acht het niet noodig hierop iu te gaan, omdat hij de
meening van den Voorzitter deelt, dat de belichaamde
wijze de voorkeur verdient.
Wat spreker echter wil opmerken, is, dat de stukken
van de voor-vorige raadsvergadering zoo laat bij de
leden zijn ingekomen, dat er geen gelegenheid bestond,
om ze behoorlijk te bestudeeren. In verband hiermede
geeft spreker zijn wensch te kennen dat de verschillende
stukken voortaan zoo tijdig worden gepubliceerd,
dat ook het groote publiek in staat zal zijn, voor de
behandeling daarover zijn meening te zeggen.
Wat betreft de kwestie, door den heer Nijholt en
spreker opgeworpen, om het salaris van den directeur
en den boekhouder der lichtbedrijven in de verordening
in een bedrag te noemen, het prae-advies van Burge
meester en Wethouders heeft hen niet bekeerd van
hun meening. In de verordening behoort het geheele
salaris voor te komen en niet de begrootingsposten.
Deze kunnen er door den Raad toch wol uit worden
vastgesteld. Uit een technisch oogpunt acht spreker het
't meest gewenscht, dat hun voorstel wordt aangenomen.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders
bij hun opinie blijven dat de gedeeltelijke salarissen
onder verschillende rubrieken moeten blijven gerang
schikt.
Spreker wil niet ontkennen, dat men, als men de
verordening eerst zoo leest, niet den juisten indruk
krijgt, doch als men even nagaat wat in beide functies
verdiend wordt, is men er toch.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
op het voorstel van de heeren Nijholt en De Boer,
in stemming gebracht, wordt verworpen met 10 tegen
13 stemmen, zoodat het voorstel van de heeren Nijholt
en De Boer is aangenomen.
Vóór stemmen de heerenSchaafsma, Tulp, Fransen,
Berghuis, Oosterhoff, De Vos, Postma, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi, de heeren O. F. de Vries, en
IJ. de Vries.
Tegen stemmen: mevrouw Besuijen -Lindeboom,
de heeren Terpstra, Lautenbach, De Boer, Dijstra,
Tiemersma, Dijkstra, Van der Werff, Nijholt, Zandstra,
Visser, Collet en Jansen.
De Voorzitter merkt hierna op, dat de Verordening
dus thans nog niet is aangenomen, en dat de vast
stelling daarvan, opdat Burgemeester en Wethouders
kunnen spreken over de uitnoodiging van den Raad,
moet worden aangehouden.
Dienoverkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
8. (Agenda no. 9.) Prae-advies op het adres van
de Woningstichting Leeuwarden, om verhooging van het
bij raadsbesluit van 24 September 1918 door de gemeente
gegarandeerde bedrag.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij besluit van Uwe vergadering van 24 September
1918 no. 434R/210 werd bepaald, dat do gemeente
zoo noodig de verplichtingen overneemt, welke mochten
voortvloeien uit de overeenkomst, welke de Woning
vereeniging Leeuwarden met een bankinstelling om
trent het voorschieten van gelden voor den bouw van
130 woningen op een terrein aan het Cambuursterpad
zal sluiten, o.m. op voorwaarde, dat niet meer in
voorschot mag worden gegeven dan het bedrag,
dat de gemeenteraad bij besluit van 23 Juni 1918
do. 308R/167 heeft toegezegd, zijnde f 500,000.—Mot
dit laatste bedrag waren echter, zooals U bekend is,
de kosten van den bouw niet te dekken, waarom bij
Uw besluit van 13 Mei j.l. no. 201R/118 het gemeentelijk
voorschot voor dien bouw onder voorbehoud werd
verhoogd tot f 597,000.
Nu wendt zich het Bestuur der Woningvereeniging
bij het overgelegd schrijven van 21 Augustus j.l. no.
241 tot U met het verzoek de garantie der gemeente
te willen verhoogen tot ƒ597,000.zulks onder mede-
deeling dat het bedrag van f 500,000.bijna ver
bruikt is.
Wijl het voorschot thans op laatstgemeld bedrag
is gebracht, vinden wij vrijheid U voor te stellen te
besluiten
het besluit van 24 September 1918 no. 434R/210
in dien zin te wijzigen, dat de eerste voorwaarde
wordt gelezen als volgt
„dat het bedrag dat in totaal in voorschot wordt
gegeven, ongeacht of er aflossingen hebben plaats
gehad, nimmer mag overtreffen het bedrag, dat de
gemeenteraad bij besluiten van 23 Juli 1918 no.
308"/167 en 13 Mei 1919 no. 201R/118 heeft toege
zegd, zijnde 597,000.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. {Agenda no. 10.) Prae-advies op het adres van het
bestuur der vereenigiug „Plaatselijk Belang" te Huizum
om aan den Minister van Waterstaat een adres te richten
om maatregelen te nemen die kunnen leiden tot opheffing
der hinderlijke stremming van het verkeer over den over
weg by de Schrans.
Dit prae-advies luidt als volgt
Den 19en Augustus j.l. werd om prae-advies door
U in onze handen gesteld het hierbij weder aangeboden
adres (met memorie van toelichting) van het bestuur
der vereeniging „Plaatselijk Belang" te Huizum dd.
27 Juni 1919, houdende het verzoek aan Uwe Ver
gadering zich tot den Minister van Waterstaat te
willen wenden om maatregelen te treffen, welke er
toe leiden, dat de hinderlijke stremming in het ver
keer over den overweg in de Schrans, veroorzaakt
door het vele afsluiten van dien weg, wordt opgeheven.
Daar ons deze aangelegenheid thans nog niet van
voldoende belang voor onze gemeente voorkomt, ad-
viseeren wij U ons College te machtigen aan het
adresseerende bestuur te laten weten, dat Uwe ver
gadering geen terinon heeft gevonden aan het verzoek
te voldoen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos kan zich niet vereenigen met het
advies van Burgemeester en Wethouders.
Het is mogelijk dat in vergelijking met het belang
dat Huizum bij de zaak heeft, dit belang voor Leeu
warden niet zoo groot is, doch als men het verkeer
over den overweg kent, zal men toch inzien dat ver
betering van groot belang zal zijn, zoowel voor Huizum
als voor Leeuwarden. Hoorde de Schrans bij Leeu
warden, dan zou Leeuwarden wel voelen dat verbetering
hard noodig was, doch nu dit niet het geval is voelen
Burgemeester en Wethouders niet het uitermate be
lang voor Leeuwarden en dit vindt spreker heel
egoïstisch. Hij zou dan ook heel gaarne zien, dat aan
het verzoek van adressanten werd voldaan.
De heer Tiemersma heeft ook met eenige verwondering
kennis genomen van het prae-advies. In het laatste ge
deelte daarvan staat dat 't nog niet van voldoende
belang wordt geacht. Nu kan men verschillen in
meening over voldoende of niet voldoende, wordt hier
bedoeld een in de toekomst liggende betere verkeers-
verzekering tusschen twee stadsgedeelten Men dient
met verbetering ook het algemeen belang en dit dient
hier voorop gezet te worden, omdat 't algemeen be
lang hier is gemeente-belang. Het verkeer is reeds
aanwezig, bovendien merkt spreker op dat een gedeelte
van onze gemeente aan de overzijde van den overweg
ligt, zoodat, wanneer de zaak doorging, ook een ver
betering in het verkeer tot stand kwam tusschen een
kleiner gedeelte en een grooter gedeelte der gemeente.
Hierover zou men van meening kunnen verschillen
of dit noodzakelijk is, doch spreker heeft meer het
oog gevestigd op het algemeen belang, wat hier ook
is gemeente-belang, waarom het adres wel gesteund
moet worden.
De heer Fransen toont zich eveneens verbaasd over
het prae-advies en moet veronderstellen dat de meening