200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. 201 standpunt was ingenomen, dan hadden zij dezelfde rechten toegekend aan de verschillende partijen en dan was het verlof verleend op 1 Mei. In dit verband wenscht spreker ook het standpunt, door den rechter ingenomen, onder de aandacht te brengen. De Coöperatie „Excelsior" is natuurlijk ver volgd en voor den kantonrechter gedaagd. En nu doet het volgende eigenaardig aan. De rechter moest natuurlijk straf opleggen, omdat hier een vergrijp was gepleegd en geconstateerd. En hoewel nu zeer bezwarende omstandigheden aanwezig waren, omdat er verlof was gevraagd en dit niet was verleend en men het desniettegenstaande toch heeft gedaan en willens en wetens een overtreding heeft begaan op uren noodzakelijk voor den voortgang van 't be drijf heeft toch de rechter voor dat feit niet de zwaarste straf doch een lichtere willen toepassen. Niet het maximum van 25.doch een boete van f 15.is opgelegd. De heer Fransen „Slappe rechter". De heer De Boer meent hieruit te mogen afleiden, dat de rechter hetzelfde standpunt inneemt als hij, n.l. dat Burgemeester en Wethouders de verordening hier willekeurig hebben toegepast. Er is nog een ander punt, dat hier ter sprake dient te komen. Tusschen de Coöperatie „Excelsior" en de bakkersgezellen bestaat een collectief contract, hetwelk aan beide partijen de verplichting oplegt, om op den 1 Mei-dag niet te werken. De burgerlijke partijen hebben herhaaldelijk gewezen op het nuttige van een instelling als het collectief contract, doch door de weigering van Burgemeester en Wethouders moest dit contract worden overtreden. Alzoo hebben zij er weinig eerbied voor getoond. En dan is er nog iets waarop spreker de aandacht wil vestigen. Volgens zijn meening is het tot een gewoonte gestempeld, dat ten opzichte van een ont heffing aan verschillende organisaties advies wordt gevraagd. Nu is noch op 1 Mei, noch op den Patroons dag, noch op Koninginnedag aan de organisaties advies gevraagd omtrent ontheffing van deze verordening. Onder de georganiseerde gezellen is hierdoor een geprikkelde stemming ontstaan en door hen is een motie aangenomen en gepubliceerd, dat, wanneer er weer een zoodanig besluit wordt genomen zonder overleg met de organisaties, de gezellen in staking zullen gaan. Spreker brengt een woord van hulde aan de gezellen- organisaties voor de ruggegraat, die zij getoond hebben, en hoopt, dat zij het door hen voorgenomen plan, als het wezen moet, ook zullen volvoeren. Spreker komt tot de conclusie dat het onderhavige artikel 5 partijdig is toegepast ten opzichte van de verschillende groepen, die met het artikel in aan raking kwamen. Men hoort het in do eerste plaats zonder aanzien des persoons toe te passen. Spreker hoopt en verwacht dat Burgemeester en Wethouders voortaan in dergelijke gevallen een andere houding zullen aannemen. In het nieuwe collectief contract zal worden op genomen, dat het volgend jaar de 1 Mei-dag als algemeene rustdag zal worden beschouwd. Burge meester en Wethouders zullen hiermede rekening moeten houden en genoodzaakt zijn een wijziging in de verordening mogelijk te maken, omdat anders op dien dag een gedeelte van de burgers van Leeuwarden verstoken zal zijn van brood. Wat betreft de weigering tot beschikbaarstelling van den Prinsentuin aan het Mei-comité meent spreker ook dat de verklaring van Wethouder Berghuis niet in overeenstemming is met het antwoord, gezonden aan de organisatie, waarin o.a. gezegd werd dat „overwegende dat de Prinsentuin is een algemeene wandelplaats, deze voor zulk gebruik, als waarvoor gevraagd, niet mocht worden opengesteld." Spreker kan niet inzien, dat hier niet 't zelfde geval aanwezig was als bij „Thalia". Men zou goed gedaan hebben, ten opzichte van dit terrein, dat de gemeente toebehoort waar hier in de gemeente al zoo weinig geschikt terrein is toestemming verleend te hebben aan het Mei-comité. Het kan voorkomen dat ook andere organisaties van den tuin gebruik wenschen te maken, dan kunnen Burgemeester en Wethouders, zoolang zij dit stand punt innemen, ook daaraan onmogelijk voldoen. Spreker vindt, dat, nu de gemeente een geschikt terrein heeft, zij ze ook voor dergelijke doeleinden beschikbaar moet stellen. De Voorzitter zegt, dat, waar de heer De Boer meent dat de verordening partijdig is toegepast, spreker kan verklaren, dat hij voor zich daaraan niet heeft gedacht. En dat de redenen zeer gezocht zouden zijn 't Is waar, de gevallen waren vrijwel gelijk. Doch als de een iets vraagt, kan men het de rest niet geven, andersom gaat het beter, als de rest iets vraagt, kan men het den een wel geven. Daarin is toch eenig verschil en daar blijft verschil in. Anders krijgt de eene zooveel als de anderen samen. Doch wat nu nog de doorslag geeft in de redenatie van den heer De Boer is, dat de Coöperatie „Excelsior" ontheffing heeft gevraagd, 't niet heeft gekregen, en toch heeft gebakken. Spreker wist wel dat er een proces-verbaal was gemaakt, doch dat het speciaal op dien dag was gebeurd, wist hij niet. Het gevolg hiervan zal zijn dat Burgemeester en Wethouders een volgenden keer zullen zeggen „Wat geeft hot, ze bakken toch". Spreker vindt dit niet zooals't hoort. Wanneer 't gemeentebestuur anders besiist en ze 't toch doen, getuigt dit al van weinig eerbied voor 't gezag. Of de rechtor nu al een boete van f 25.— of van 15.heeft opgelegd, al was 't 50 cent, dat is voor spreker 't zelfde, 't Zit hem niet in de mate van de straf maar 't zit hem in 't feit dat, wanneer iets gevraagd wordt en het wordt geweigerd, dat men dan zegt, we doen 't toch. Zooiets komt niet te pas en valt spreker van een Coöperatie als „Excelsior" ontzettend tegen. Wat betreft het gezegde van den heer De Boer als zouden Burgemeester en Wethouders collectief- contract-brekers zijn, met zulke interne zaken kunnen zij niets te maken hebben. Bovendien wisten zij als College hier niets van. Moet men dat er dan voor taan ook al bijhalen Spreker wenscht nogmaals op te merken dat Burgemeester en Wethouders zich met dergelijke zeer interne zaken niet kunnen ophouden. Wat de heer De Boer heeft gezegd omtrent het inwinnen van advies bij de organisaties omtrent een ontheffing, is volkomen juist, doch alleen als de ont heffing van doorloopenden invloed is op het bedrijf. Voor de coöperatie Excelsior is het verder gevaarlijk dat het in handen komt van de organisaties, omdat de bakkerspatroons destijds, toen Excelsior een verzoek deed om 's Maandag's een half uur vroeger te mogen beginnen, hebben gezegd, dat hot hun niet kon schelen, terwijl de gezollenvereeniging bij schrijven meedeelde dat zij ontheffing niet noodig vond. En hier waren de knechts van Excelsior zelf bij. Spreker zegt, dat zoolang hij als Voorzitter hier zal zitten, de toepassing van het artikel der verordening dezelfde zal blijven. Den heer Berghuis (Wethouder) spijt het dat de heer De Boer zijn vraag niet anders gesteld heeft nu toch blijkt, dat hij zich niet kan vereenigen met de motiveering van het besluit, waarom aan den een wel en aan den ander geen vergunning wordt verleend. 't Is hier weer de oude kwestieis de Prinsentuin er voor het publiek of voor het houden van vergade ringen. In het laatste geval zou men niet mogen weigeren aan den een, wat aan den ander wordt toegestaan, m. a. w. niet met twee maten mogen meten. Het College van Burgemeester en Wethouders is van oordeel dat de tuin zoo min mogelijk en alleen in de uiterste uitzonderingsgevallen voor bijzondere gelegen heden ter beschikking moet worden gesteld en vooral in de middaguren niet. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders toen het besluit genomen, dat de Prin sentuin beschikbaar zou blijven ten algemeenen nutte. De heer De Boer wenscht, naar aanleiding van het geen de wethouder pas heeft gezegd, op te merken dat deze blijft bij de motiveering in eerste instantie. Spreker kan geen hulde brengen aan de toepassing der verordening door Burgemeester en Wethouders. De voorzitter blijkt van oordeel te zijn, dat Excelsior ten opzichte van de aanvraag om ontheffing slechts een vormen-kwestie heeft toegepast, en dat voor de Coöperatie het besluit vaststond, toch haar gang te gaan. Spreker wil in zijn woorden niet buiten de schreef gaan om den goeden toon van 't debat niet te verbreken, doch acht het buiten bestek om zooiets te veronderstellen. Wat echter wel het geval is, is dat er nooit en door niemand aan gedacht is, dat de ver ordening zoo door Burgemeester en Wethouders zou zijn toegepast. Wat betreft het gezegde van den Voor zitter, dat er weinig eerbied voor het gezag is betoond, hierover kan zich een lang debat ontwikkelen, doch spreker wenscht alleen te zeggen, dat aan het gezag alleen eerbied moet worden betoond, als het dit ver dient en dit was bij de toepassing van artikel 5 der verordening allerminst het geval. Spreker kan namens de geheele fractie en arbeidersbeweging wel verklaren dat dit standpunt door hen wordt gedeeld. Hij ver wacht dat door Burgemeester en Wethouders een wijziging in de verordening zal worden voorgesteld, zoodat op 1 Mei niet meer ontheffing behoeft gevraagd te worden en voor dezen dag dezelfde rechten worden toegekend, als ten opzichte van de Christelijke en Israëlietische feestdagen. De Voorzitter merkt op, dat wanneer hij heeft gezegd dat bij Excelsior reeds van te voren was vastgesteld om het toch te doen, dit niet zijn be doeling is geweest. De ontheffing is gevraagd, niet verkregen en toch is het gebeurd, dit is gebleken, het feit is eenvoudig geconstateerd. Daarop is het procesverbaal gevolgd. Spreker heeft niet om hulde gevraagd en is daar ook niet op gesteld. Burgemeester en Wethouders volgen den weg, zooals die naar hun meening de beste is. De heer De Boer„Maar dan naar recht en billijk heid." De Voorzitter zegt dat hij de kwestie maar precies zal aanduiden zooals zij is de heer De Boer meent, dat het verzoek is geweigerd omdat het den 1 Meidag betrof De heer De Boer: „Juist!" maar de Voorzitter zegt, dat de heer De Boer het kan gelooven of niet gelooven, doch spreker kan hier in het openbaar de verzekering geven dat dit niet het geval is. De heer Franssen kan geheel meegaan met de ver klaring door den Voorzitter namens het college af gelegd. Waar de voorzitter aan de bakkerij „Excelsior" het verwijt richtte dat deze niet veel eerbied voor het gezag had betoond, heeft de heer De Boer ge zegd dat deze het gezag alleen eerbied wil toedragen, als het gezag eerbied verdient. De heer De Boer had echter moeten zeggen wij willen het gezag eerbied toedragen, als het gezag doet wat wij willen, dan was het juister weergegeven. Spreker vraagt verder nog of de motiveeringen namens het geheele college zijn gedaan. De heer Schaafsma (wethouder) heeft in de ver gadering van het College gezegd er een voorstander van te zijn, dat op den 1 Meidag aan de Coöperatie Excelsior de gelegenheid zou worden gegeven om het Meifeest te vieren. Spreker heeft zulks niet alleen gezegd als sociaal-democraat, doch hij stelt zich op het breede standpunt, dat ook bij christelijke of nationale feestdagen ontheffing moet worden verleend. Hij zal er nooit tegen stemmen als een groote groep van menschen ontheffing vraagt en deze zonder groot bezwaar kan worden gegeven. De heer IJ. de Vries wenscht een paar dingen naar voren te brengen. Spreker meent dat het artikel zoo moet worden opgevat, dat wanneer een bakker of vereeniging ontheffing vraagt en deze wordt ver leend, al de anderen er zich dan ook aan moeten onderwerpen. Daarom kan aan één geen ontheffing worden verleend. De Voorzitter vraagt even te mogen interrumpeeren. In artikel 5 der verordening staat, dat Burgemeester en Wethouders bevoegd zijn al dan niet voorwaar delijk ontheffing te verleenen van de verbodsbepaling aan alle bakkers. De heer li. de Vries meent, dat als nu b.v. een be drijf ontheffing verzoekt voor een persoonlijke-, par ticuliere- of vereenigingsdag, dan al de anderen zich hieraan ook moeten onderwerpen. Op deze wijze zou één een heele stad kunnen dwingen, dit zou schade berokkenen aan den rustigen invloed van het collectieve arbeidscontract. Spreker had nog enkele andere punten, maar misschien is het beter die tot later te bewaren, 't hindert niet als men wat in 't potje heeft. De heer De Boer „Neen, dat hindert heelemaal niet." De heer IJ. de Vries vond het eigenaardig zooals de gezagskwestie door den heer De Boer werd be schouwd. Deze heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders genoodzaakt zullen zijn verandering in de verordening te brengen en dat men anders zal gaan staken. Hier wordt de machtskwestie op den voorgrond gesteld. Spreker meent dat men zooveel mogelijk den regel moet hooghouden, dat men zich aan het gezag dient te onderwerpen. Als de voor gangers dit al niet doen, hoe gemakkelijk zullen dan de andere menschen het gezag in een hoek gaan trappen. De heer Visser is blij uit den mond van den voor zitter te hebben gehoord, dat niet om andere reden dan die van technischen aard geen ontheffing is ver leend en dat men niet de politieke partij heeft willen kwetsen. Spreker meent echter toch te moeten opmerken dat het zich weer kan voordoen dat de een of andere groep ontheffing verzoekt. Het is wenschelijk dat dan vaststaat, dat men van die ontheffing geen gebruik behoeft te maken, zoodat de anderen daarin vrij zijn. Spreker staat tegenover het principe van de sociaal democratie, doch uit een oogpunt van recht meent hij dat ook hun feestdagen moeten worden erkend. Al staat men dan, als spreker, ook vlak en vier kant tegenover die partij, een verzoek van hen mag

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 6