202 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. men in zoo'n geval niet negeeren. 't Is hier een rechts kwestie en deze moet hier ook worden opgelost, niet volgens macht, maar volgens recht. Spreker wil in dit verband er ook even op wijzen dat hier onder de partijen een fractie van 8 rechtschen aanwezig is, die toch geen enkelen zetel in het College van Burgemeester en Wethouders heeft. Dit is ook een verkeerde toestand, niet berustende op een rechts- maar op een machtskwestie. Spreker hoopt verder, dat wanneer een der partijen later weer een feestdag wenscht in te richten, dat dan een ontheffing, als bedoeld, zal worden verleend zoodat de dag gevierd kan worden zooals men dit wenscht. Dat dan aan de andere partijen ook ontheffing wordt verleend maar dezen vrij blijven, om daarvan gebruik te maken, acht spreker de gemakkelijkste oplossing. De heer De Boar wenscht in de eerste plaaats een kort woord van hulde te brengen aan den heer Visser, wiens meening gunstig afsteekt bij die van Burge meester en Wethouders De heer Visser plaatst zich evenals wethouder Schaafsma op het breede standpunt. Het gaat hier ook niet om nachtwerk voor alle bakkers, doch slechts om 1 uur eerder te beginnen en 2 uur eerder met de karren de wijk in te gaan. Zeer eenvoudig dus. Doet men dit niet, dan is het absoluut onmogelijk de dingen tijdig voor elkaar te krijgen, immers volgens het collectief contract zijn beide partijen gebonden op den 1 Mei-dag niet te werken. De vereeniging zal, willen Burgemeester en Wethouders de verordening niet wijzigen, het volgend jaar weer gedwongen zijn, deze te overtreden. De Burgemeester kan hierop rekenen en er dan de politie maar op afsturen, die de overtreding dan kan consta- teeren. Spreker keurt, naar aanleiding van de opmer kingen omtrent zijn opvatting van eerbied voor 't gezag, streng af de enge wijze waarop naar de letter der verordening is te werk gegaan. Zooals het schrijven der gezellen naar voren is gebracht, lijkt het alsof dezen en de Coöperatie ontheffing heelemaal niet noodig achtten. Het feit is echter dat kort na de aanvraag de treinenloop zoodanig is gewijzigd, dat men kans zag om alles toch voor elkaar te krijgen, ook zonder dat uur vervroeging. Door den Burgemeester is een ander geval naar voren gebracht waar ontheffing werd gevraagd en dit door de gezellen niet noodig werd gevonden. Doordat kort daarna de treinenloop is gewijzigd en deze ver vroeging niet meer noodig was, is dit verzoek niet verder behandeld. De heer Oosterhoff beweert dat de quintessens van de zaak deze is of de overheid den 1 Meidag offi cieel als feestdag zal erkennen of niet. Naar sprekers meening kan de overheid, zoolang zij niet socialistisch is, dat niet doen. De heer De Boer vraagt wederom het woord. De Voorzitter zegt, dat de heer De Boer nu al zoo dikwijls het woord heeft gehad, dat het nu wel klaar zal zijn. Als hij het wenscht moet hij maar verlof i vragen aan den Raad. De heer De Boer: „Dan vraag ik verlof". Het gevraagde verlof wordt met algemeene stemmen verleend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 September 1919. 203 De heer De Boer zegt, dat 't geen door den heer Oosterhoff naar voren is gebracht, bevestigt wat door spreker is gedacht, n.l. dat het verzoek is geweigerd omdat het voor den 1-Meidag was. Dit is door den denheid. voorzitter ontkend. De heer Oosterhoff zat ook in het j College en deze weet er evenveel van. I De Voorzitter zegt, dat men het er toch niet over eens wordt. Het is onmogelijk hier het breede stand punt in te nemen, door den heer De Boer ge wenscht. Deze heeft daar geen idee van, omdat hij nog nooit met besturen te maken heeft gehad, tenminste niet wat betreft publieke zaken. Het is bij dergelijke zaken voor 't gemeentebestuur moeilijk den rechten weg te houden. Spreker vestigt nog eens de aandacht op de 1 Meidag en zegt, dat er mogelijk na deze weer een andere dergelijke kwestie komt. Men moet dan in gelijken zin besluiten, verleent men 't den een, dan moet men 't den ander ook geven, anders krijgt men weer gemopper. Als er nu eens een partij opstond, een partij, die volgens spreker (ofschoon er aan iedere partij wat mankeert) het ideaal was op aarde, en deze beschouwde b.v. den len Augustus als hare feestdag, zou de heer De Boer dan ook zoo maar onmiddellijk bereid zijn tot erkenning van dien dag De heer De Boer antwoordt bevestigend. De Voorzitter gelooft dit direct nog niet, ofschoon hem het bewijs ontbreekt, 't Bewijs dat de heer De Boer 't wel zou doen mankeert echter ook. I Spreker zegt, dat 't een moeilijke kwestie is, en dat I de heer De Boer dat ook wel zal weten, waarom I spreker van nadere uitleggingen afziet. Wat de kwestie van het destijds afwijzend advies I der gezellen betreft citeert spreker nog eenige woor- I den uit den brief van de afdeeling Leeuwarden van den Algemeenen Bakkersgezellenbond, gedateerd 27 December 1918 en waarin staat: „In de nu Zondag gehouden vergadering was men eenstemmig van meening. dat het niet noodig is." De heer De Boer: „Bestrijdt dat mijne meening? De Voorzitter: „Neen, maar ik wil alleen maar naar voren brengen, dat het coöperatie-personeel het niet noodig vond." De interpellatie wordt gesloten. IV. Thans wordt aan de orde gesteld de inter pellatie van den heer Dijkstra, inzake den 8-urigen arbeidsdag. De heer Dijkstra heeft de vraag omtrent de invoe ring van de 45 urige werkweek of achturigen arbeids dag gesteld, omdat hij en meer andere raadsleden door gemeentewerklieden worden aangeklampt met de vraag hoe het kwam, dat de achturige arbeidsdag nog niet was ingevoerd. Men kan merken dat erbij de menschen een geprikkelde stemming ontstond. Een van do Wethouders, om inlichtingen gevraagd, antwoordde dat in het bijzonder de organisatie-be sturen met den gang van zaken op de hoogte waren, terwijl de werklieden zeggen, dat deze van niets weten. Nu is er onlangs een schrijven gekomen van een Bond aan de sociaal-democratische raadsfractie om trent het houden eeuer conferentie inzake den 8-urigen arbeidsdag en over de loonsherziening. Is deze loonsherziening nu een misverstand of is er een nieuwe herziening te wachten Spreker heeft het college in de gelegenheid willen stellen van den gang van zaken zoo mogelijk een korte mededeeling te doen, om daaruit de conclusie te trekken of er al of geen reden bestaat tot onte- verwondering te kennen, dat de organisatie-besturen zoo'n bepaalden drang uitoefenen, terwijl zij toch menigmaal van spreker de verzekering kregen hoever 't er mee stond. Toen het werklieden-reglement is aangenomen is er besloten een dienstrooster te maken. Burgemeester en Wethouders hebben zich op het standpunt gesteld, dat het georganiseerde overleg, dat nog niet bestond, toe gepast zou worden en zij hebben daarom besloten den dienstrooster ter visie te leggen voor de organisaties, opdat dezen hem kunnen bestudeeren en hunne be zwaren indienen. Zooals ieder weet die een dienstrooster heeft gemaakt, er mankeert altijd iets aan. En omdat het college was overstelpt met werk is aan de or ganisaties gelegenheid gegeven den dienstrooster te bestudeeren. Er is gebruik van gemaakt, er zijn op- en aanmerkingen gezonden en deze zijn in handen gesteld van den Directeur van Gemeentewerken om advies. Dezer dagen komen ze terug. Dan volgt een vergadering van de organisatie-besturen met een van de Wet houders als voorzitter en een vergadering van Burge meester en Wethouders, om overeenstemming te verkrijgen. Dit alles is oorzaak dat 't langer heeft geduurd dan 't duren moest. Spreker herhaalt echter dat de organisatie-besturen best wisten, hoe de zaak geregeld was. De heer Nijholt zegt, dat wethouder Schaafsma zijn verwondering heeft te kennen gegeven over het vragen naar den stand van zaken betreffende den 8-urendag, doch spreker verwondert het niet. De door den wet houder aangegeven manier zal wel de goede zijn, evenwel kan spreker nog niet inzien, dat het zoo lang, n.l. 4 a 5 maanden moet duren. Er dient meer spoed achter gezet te worden is de verordening aan genomen, dan dient er ook uitvoering aan gegeven te worden. De interpellatie wordt gesloten. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten. De heer Schaafsma (wethouder) geeft zijn bijzondere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 7