210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1919. adviseeren. Spreker hoopt, dat de Raad het voorstel met algemeene stemmen zal aannemen. De heer Oosterhoff zal niet veel meer zeggen, doch wenscht op te komen tegen de bewering van den heer De Boer, als zou hij alle raadscommissies willen doen intrekken. Hij acht b.v. zeer zeker in hooge mate gewenscht de commissie voor de lichtfabrieken, waarin b.v. zitting hadden een koopman, en iemand bij uit stek met de grondstoffen op de hoogte. Daar zitten deskundigen in en dan heeft zoo'n commissie recht van bestaan. Spreker wil dus de andere commissies niet intrekken, doch vindt, dat hier juist Burgemeester en Wethouders moeten worden geacht de zaak zeer goed te kunnen overzien. Waar zij zelf verklaren niet overbelast te zijn met werkzaamheden, acht spreker het hier overbodig een salariscommissie in te stellen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen en de verorde ning betreffende de salariscommissie vastgesteld. 5. (1genda no. 6.) Benoeming vin leden der salaris commissie. Als eerste lid wordt benoemd de heer Dijkstra met 19 stemmen. De heer Dijstra verkrijgt 1 stem, er zijn 4 biljetten blanco ingeleverd. Als tweede lid wordt benoemd de heer Tulp met 19 stemmen. De heer Dijstra verkrijgt 2 stemmen, er zijn 3 bil jetten blanco ingeleverd. Als derde lid wordt benoemd de heer Terpstra met 20 stemmen. De heer Dijstra verkrijgt 1 stem, er zijn drie bil jetten blanco ingeleverd. Als vierde lid wordt benoemd de heer Visser met 18 stemmen. De heer Fransen verkrijgt 1 stem, er zijn 5 bil jetten blanco ingeleverd. 6. Agenda no. 7.) Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot vaststelling van een verordening, houdende geldigverklaring van bestaande verordeningen, tegen welker overtreding straf is bedreigd. bijlage 31.) Het voorstel wordt met algemeene stemmen aan genomen. 7. Agenda no. 8.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van verordeningen op de heffing en de invordering van waagrechten bijlage 35.) Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 8. Agenda no. 9.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening rege lende de tvijze van uitbetaling der jaarwedden van de onderwijzers aan de openbare lagere scholen in de ge meente enz. bijlage 34.) De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer wil omtrent de verordening niets zeggen, doch zou het op prijs stellen, dat dergelijke dingen voortaan aan de onderwijzersvereenigingen werden aangeboden om advies. Deze zijn toch dik wijls tot een belangrijk advies in staat. Spreker denkt niet, dat hiertegen veel bezwaar zal zijn van den kant van Burgemeester en Wethouders. De heer Schoondermark (wethouder) antwoordt, dat de heer de Boer ook wel weet, dat het college in den laatsten tijd steeds de adviezen van de vak- vereenigingen heeft gevraagd. Thans is dit niet ge beurd en ofschoon Burgemeester en Wethouders gaarne de wenk van den heer De Boer ter harte willen nemen, diene ten opzichte van deze kwestie tot hun excuus, dat zij zelf bijna geen tijd hebben gehad om de verordening vóór 1 October klaar te krijgen. De heer De Boer: „Dan wordt het van harte ver geven." De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter wenscht thans, nadat de verordening is aangenomen, machtiging te vragen in de verorde ning alsnog op te nemen eene bepaling waarbij de oude verordening vervallen wordt verklaard en een artikel in te lasschen, waardoor gemakshalve deze verordening kan worden aangehaald als salarisveror dening-onderwijzers 1919. Hiertegen zal wel geen bezwaar bestaan. Met algemeene stemmen wordt de gevraagde mach- tiging verleend. 9. Agenda no. 10.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen aanvangen van den slachthuis- bouw. Dit voorstel luidt als volgt. Den 8 Januari 1918 is door U besloten ons college te machtigen om op het nader daarvoor gunstig ge oordeelde tijdstip uitvoering te geven aan het plan voor de stichting van een openbaar slachthuis dd. September 1915 van de heeren Beunders, Huurman en Stok op de perceelen aan den Sneeker trekweg. Bij de behandeling in den Raad is van de zijde van Burgemeester en Wethouders nadrukkelijk vooropge steld dat van die machtiging slechts in zooverre ge bruik zou worden gemaakt als strekken zou om de j voorbereidende maatregelen te treffen, doch dat niet tot eenige uitgaaf zou worden overgaan zonder daarin den Raad nader te kennen. Nu mag worden aange nomen dat geleidelijk de tijd nadert waarop het verantwoord is met de uitvoering te beginnen, eene uitvoering die wij onder de architectuur van de heeren Huurman en Stok zelf zouden wenschen te doen geschieden, hebben wij tot deze heeren de vraag gericht in hoeverre de cijfers hunner begrooting, die reeds van September 1915 dateeren, door de tijds omstandigheden verandering zouden ondergaan en hoe, bij verhooging van deze, de exploitatierekening sluitende zou zijn te maken. Wij brengen hierbij den Raad in herinnering dat, met inbegrip van den grond, de kosten van oprichting op 295.000.— zijn ge raamd, de inkomsten op f 42.130.per jaar en de uitgaven op f 42.096.zoodat de inrichting zich zelve kan bedruipen. Bij schrijven van 3 Mei 1.1. rapporteeren de heeren Huurman en Stok, dat na eenige vereenvoudiging (o.a. weglating der pakhuisruimte boven de koelin- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1919. 211 richting en afdekking van het geheele gebouw met platte daken) eerstgemeld cijfer op niet minder dan f 550.000.is te stellen. Door verhooging van materiaalprijzen, renten en loonen worden de uitgaven 80.839.per jaar, waartegenover de rechten zoo danig zijn verhoogd (bijna overal verdubbeld) dat jaailijks nog een batig saldo van ƒ4371.— overblijft. Een en ander is nader gespecificeerd in de bij het rap port gevoegde bijlage, en, blijkens mededeeling van genoemde heeren, die zich daarbij van deskundige zijde hebben laten voorlichten, geheel te verdedigen. Eenzelfde verzekering is ook door ons, onafhanke lijk van het advies der heeren Huurman c.s., ont vangen. Wij leggen U deze stukken over met ons vooistel van 6 Juni 1917 (bijlage no. 23), waarin onder litt. B de cijfers van September 1915 zijn opgenomen, die naast de nieuwe, thans opgemaakte, ramingen te leggen en daarmede te vergelijken zijn. Wij stellen U op grond daarvan voor ons nader en voor het overige met inachtneming van Uw be sluit van 8 Januari 1918 no. 256R/9 te machtigen op den voet van deze cijfers opdracht tot uitvoering van den slachthuisbouw te geven en daartoe de vereischte stappen te doen. De beraadslagingen worden geopend. Do heer Oosterhoff zegt, dat in het laatste voorstel dat omtrent deze kwestie van Burgemeester en Wet houders uitging (bijlage 23 van het vorige jaar) een zinsnede staat in het laatste gedeelte, die behelst, dat niet alleen de bouw nog wijzigingen zou kunnen onder gaan, doch ook dat wegens duurte en schaarschte van machinerieën en materialen men de omstandigheden niet geschikt achtte om met den bouw te beginnen. Dit zou pas kunnen als de tijd er rijp voor was. Nu komt men met het voorstel, om met den bouw te beginnen, zonder verdere motieven moet men nu aannemen dat Burgemeester en Wethouders van meeuing zijn dat die bezwaren thans zijn opgeheven, dat de duurte en schaarschte van machinerieën en mate rialen niet zoo groot meer is en dat de tijd er nu wel rijp voor is? Spreker kan zich voorstellen, dat misschien deze en gene het nog niet eens is met Burgemeester en Wethouders. Waarom achten deze thans wel den tijd rijp voor den bouw De heer Fransen zegt, dat toen in de vergadering van 8 Januari 1918 de oprichting van een slachthuis ter tafel werd gebracht, van verschillende zijden en ook door het college van Burgemeester en Wethouders is gezegd, dat men niet zou komen met bouwvoor- stellen, dan nadat de zaken en tijden weer eenigszins normaal waren. Het bouwen is toen uitgesteld, omdat men dit niet tot eiken prijs wilde doen en om af te wachten tot alles weer eenigszins geregelder was. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders staat nu, dat thans geleidelijk de tijd nadert waarop het verantwoord is om met de uitvoering te beginnen. Spreker zou dit echter onverantwoordelijk willen noemen. De begrooting voor den bouw komt nu al op 555.000.de eerste begrooting was met den grond inbegrepen 295.000.—, terwijl er nog wel enkele onderdeelen worden weggelaten. Daarbij worden de exploitatiekosten ook belangrijk hooger, bijgevolg ook de rechten, die men op de exploitatierekening eenvoudig heeft verdubbeld om de rekening sluitend te maken, voor kouren en slachten, wat te beschouwen is als een indirecte belasting op de ingezetenen van de ge meente Leeuwarden. Alles is veel hooger dan het eerst is voorgesteld. De heer Schaafsma heeft indertijd tegen den heer Peletier gezegd, dat wanneer het slachten en keuren van 6.tot 8.verhoogd werd, het vleesch toch nog niet onbereikbaar voor de arbeiders zou worden. Hoe komt dat nu, als de rechten misschien verdubbeld worden Maar nog het grootste bezwaar acht spreker het, dat de begrooting, die nu staat op 550.000.nog wel eens zooveel kan tegenvallen, dat het 7 of 8 ton woidt, gezien het voorbeeld van de begraafplaats, waar men ten slotte zoowat 100,000.boven de begrooting is gekomen. En waarom nu dergelijke groote sommen te besteden aan een zaak waar niemand naar vraagt of naar uitzieter zijn genoeg andere belangrijke aangelegenheden, waar, naar sprekers meening, de Leeuwarders wél naar uitzien, b.v. de verplaatsing van het aschland, de bad- en zwem inrichting en de verbetering der ziekenhuizen, woning bouw enz. Bovendien vreest spreker, dat inplaats dat de exploitatie een saldo zal opleveren, er jaarlijks een belangrijk tekort zal zijn. Hij wil daarom in over weging geven, niet te beslissen tot den bouw van het abattoir, doch deze uit te stellen en met de belangrijker, nuttiger en noodiger dingen eerst te beginnen. De toestand der gemeentefinanciën is ook niet van dien aard, dat de gemeente de eene ton na de andere maar kan uitgeven. De heer De Boer heeft met belangstelling het betoog van den heer Fransen gehoord, doch meent dat diens advies niet gevolgd moet worden, omdat verschillende factoren door hem niet goed onder de oogen zijn gezien. Het betoog van den Fransen wil, dat de bouw van het slachthuis tot in de verre toekomst moet worden uitgesteld en komt er verder op neer, dat er wel nuttiger dingen zijn. die moeten voorgaan, zoodat de heer Fransen den slachthuisbouw blijkbaar geen brandende kwestie acht. De gemeente-financiën zullen volgens hem een belangrijke klap krijgen, dit laatste punt is zeker niet het geval, de gemeente besteedt voor den bouw wel een bepaald bedrag, doch krijgt dit aan de debetzijde in een andere waarde als een bezitting terug. Als de gelden gevonden kunnen worden zal het geen klap zijn in de gemeente-financiën, dit zou wel het geval zijn, als men jaarlijks op de exploitatie moest toeleggen, doch dit gebeurt ook niet. Verder is er gesproken over de duurte der materialen en dat de tijd van duurte nog niet voorbij is, doch in den eersten tijd hoeft men ook niet te verwachten, dat dit eenigermate beter zal worden en wil men hier op wachten, dan kan men lang wachten. Het is van belang dat 't slachthuis tot stand komt, gezien de wijze zooals op 't oogenblik geslacht wordt. Dan is er toezicht op 't slachten, op 't bereiden van een be langrijk consumptieartikel als 't vleesch, er wordt geslacht op een hygiënische plaats en dit is voor de ingezetenen van groot belang. De kosten van het vleesch zullen iets stijgen, dat ligt voor de hand, doch de heer Fransen hangt hieromtrent het schrikbeeld op, alsof dit een indirecte belasting zou zijn. Spreker heeft Dooit geweten, dat door de politieke partij van den heer Fransen heffing van een indirecte belasting werd afgekeurd, 't Is echter niets meer dan een schrikbeeld, omdat we hier niet 't geval eener indirecte belasting hebben; de hoogere kosten worden goedgemaakt door een tegenwaarde in den vorm van hygiënisch bereide levensmiddelen. Nu er weer vleesch is te krijgen dient het slachthuis spoedig, ja zeer spoedig tot stand te komen. De heer De Vos is het met de heeren Oosterhoff en Fransen eens en heeft aan hun woorden weinig toe te voegen. De leden die reeds vroeger hier zitting hadden, zullen weten welk standpunt spreker inneemt en weten, dat zijn meening is, dat een slachthuis een overbodig weeldeartikel is. Waar spreker echter nog in 't bijzonder de aan dacht op wil vestigen is, dat hij in de vergadering

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 4