226 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1919.
De heer Dijkstra zal niet veel zeggen, gaat in
verschillende dingen met het voorstel mee, doch wil
toch zoo vrij zijn, het voorstel dat hij al eerder heeft
geuit, naar voren te brengen n.l. om aan alle gemeente
werklieden en -ambtenaren, gehuwden en ongehuwden,
een bedrag uit te keeren van 150. In het voorstel
staat 150.en 100.en dan wil dit nog geven
een kindertoeslag, waarmede spreker zich niet kan
vereenigen. Op deze gronden herinnert spreker aan
het voorstel der salaris-commissie in April, die kwam
met mindere loonen, die later zijn aangenomen, maar
naar aanleiding van den gang van zaken in de tegen
woordige wereld de vraag omtrent een toeslag in het
uitzicht stelde.
Op het moment dat die loonen zijn vastgesteld,
heeft men gedacht, dat het groote verschil in de
prijzen der levensmiddelen betrekkelijk spoedig zou
dalen, doch deze verlaging bleef niet alleen uit, doch
men kreeg nog een piijsverhooging. Op die manier
motiveeren verschillende bonden en werklieden hunne
aanvraag en spreker kan dat begrijpen. Spreker ver
onderstelt, dat, indien de salaris-commissie had kunnen
weten, dat de gang van zaken zoo zou zijn, deze in
't bijzonder en ook de andere leden van den Raad
de loonen niet onbeduidend honger hadden willen
stellen dan thans. Daarom is spreker op deze splitsing
en op den kindertoeslag tegen. Deze toeslag is toch
ten slotte niets anders dan niet uitbetaald loon, wat
den menschen rechtvaardig toekomt. Dit moet ook
worden uitbetaald op grond van de heele gedachte
en in het verband zooals in April is besloten. Daarom
en om die reden stelt spreker voor aan allen ƒ150.
nit te betalen, niet meer en niet minder.
De Voorzitter meent, dat het amendement van den
heer Dijkstra dus eigenlijk hierop neer komt, om te
besluiten, dat in het voorstel van Burgemeester en
Wethouders onder a, waar wordt voorgesteld 150.
het woordje gehuwde te doen vervallen en voorts
te doen vervallen de clausule onder b. De heer Dijk
stra heeft eigenlijk geen amendement ingediend,
omdat dit moet omschrijven, wat er eigelijk gewijzigd
moet worden.
De heer Visser is evenals de heer Dijkstra lid van
do salaris-commissie, doch gelooft dat hij als jong
raadslid een geheel verkeerde opvatting heeft van die
commissie. Ieder lid daarvan heeft natuurlijk zijn eigen
principes en zijn eigen standpunt, en wanneer nu ieder
pal zijn eigen idee bleef vasthouden, dan zou men
nooit komen tot een voorstel. Welnu, spreker, meende
dat men door schikken en plooien, door wat geven
en nemen een basis had gekregen, de een laat iets
vallen, de ander neemt wat terug en zoo kon men
bereiken dat niet meer de debatten in den Raad over
het voorstel werden geopend, deze zou er buiten
blijven. Tot sprekers verwondering heeft dit alles
echter niets gegeven, in den Raad zijn de debatten
opnieuw weer geopend door den heer Dijkstra. Spreker
heeft in de commissievergadering den kindertoeslag
verdedigd, doch deze laten glippen. Wenscht men
zich echter niets aan te trekken van het voorstel der
salaris-commissie, dan komt spreker met een vernieuwd
idee omtrent kindertoeslag. Spreker zegt nogmaals,
blijkblaar een verkeerd idee te hebben gehad van de
commissie, die volgens hem bij Burgemeester en
Wethouders moest komen met een vast omlijnd plan.
Spreker wenscht nu echter ook een amendement
omtrent kindertoeslag in te dienen, wat hij ook in
de salaris-commissie in principe verdedigd heeft.
Spreker voelt nu wel dat men in die commissie zijn
eigen stellingen moet verdedigen.
De heer Dijkstra wil naar aanleiding van de woorden
van den heer Visser opmerken, dat de stellingen in
de commissie-vergaderingen verkondigd, niet in de
eerste plaats geschikt zijn, om deze naar voren te brengen
in den Raad. Ten opzichte van het geven en nemen
beziet spreker de kwestie zoo, dat als daar een principe
mee gemoeid is, hij dan niet voor geven en nemen
te vinden is. De zaak is zoo geweestin eerste instantie
heeft spreker het met zijn voorstel verloren, omdat
hij in de minderheid was doch in tweede instantie
ziet het er anders uit. De heer Visser kan ook thans
gerust komen met zijn voorstel omtrent kindertoeslag,
daar heeft hij volkomen het recht toe. Spreker wenscht
ook thans op zijn voorstel terug te komen, dat in
eerste instantie gekelderd is en waarbij hij zich toon
heeft moeten neerleggen.
De heer Jansen is bij het lezen van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders een oogenblik ver
heugd geweest en zou een woord van hulde niet
achterwege willen laten. Spreker kwam echter later
tot de nuchtere ontdekking, dat de toeslag niet bn-
doeld is als uitbetaling van te weinig uitbetaald loon.
In April heeft men gemeend de prijsstijging te moeten
stellen op 50 pet., doch nu is deze wel geworden 93
of misschien boven de 100 pet. Spreker wil dus den
toeslag ook niet beschouwen als een extra vergoeding
wegens de duurte, doch als uitbetaling van te lage
loonen. Spreker is het dan ook eens met den heer
Dijkstra ten opzichte van het voorstel om ook den
ongehuwden hetzelfde bedrag uit te keeren als den
gehuwden. Maar daarmee zijn de groote gezinnen nog
niet geholpen, deze zullen zijn teleurgesteld, waar
Burgemeesters en Wethouders een zoo kleine toeslag
als 10.per kind, hebben voorgesteld. Wat moet
een vader met 8 kinderen daarmee aanvangen, waar
een gezin zonder kinderen ƒ150.— krijgt en hij slechts
50.meer? 't Is als een droppel water in de zee.
Spreker stelt daarom voor, aan de ongehuwden ook
150.uit te keeren en bovendien aan de gehuwden
25.voor elk inwonend wettig kind beneden de
16 jaar, aanvangende met het derde kind.
De heer Tulp herinnert er aan, dat in de oude
salaris-commissie ook reeds de thans hangende geschil
punten telkens in debat zijn gebracht, doch ten slotte
het standpunt is ingenomen, dat, mochten de loonen
niet voldoende blijken en de verwachte prijsdaling
niet komen, men dan met toeslagen zou weiken. Er
is reeds vaak gedebatteerd over toeslag of loons-
verhooging. Spreker stond vroeger op het standpunt
van toeslag, doch toen de oude salaris-commissie
werkte is de toeslag in loonsverhooging omgezet.
Men meende toen, dat de duuiste tijden voorbij waren,
doch de verwachte prijsdaling is niet ingetreden en
het is ook zeer goed mogelijk dat deze niet binnenkort
zal intreden. Na verloop van eenigen tijd moet er
echter een daling komen. Nu is de groote moeilijkheid,
dat, indien de loonen steeds hooger worden en de
prijzen mochten eens belangrijk gaan dalen, de ge
meente, hare draagkracht in aanmeiking genomen, dan
te hooge loonen zal hebben uit te betalen. Spreker
is van gevoelen, dat, hoe men de kwestie van den
toeslag ook wil beschouwen, het toch in de praktijk
niet zoo veel scheelt.
Wat betreft het geschil tusschen de heeren Dijkstra
en Visser, is spreker van meening, dat, wanneer men
in een commissie zit, men het moet trachten eens
te worden. De een wil dan b.v. 100de ander
f 150.of ƒ200betalen, doch ten slotte kan men
tot een schikking komen. Met den heer Dijkstra gevoelt
spreker echter het bezwaar, dat, wanneer het gaat om
een principe, men zich later moeilijk kan stilhouden.
Dan zou men, door zitiing te nemen in een commissie
of in het college van Burgemeester en Wethouders,
ten eenenmale zijn persoonlijkheid uitschakelen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1919. 227
Spreker is het dan ook met den heer Dijkstra
eens, dat men als lid van een commissie toch volkomen
vrijheid heeft, om zich in den Raad tegen de voor
stellen dier commissie te verzetten.
De heer Terpstra is te allen tijde tegen kinder
toeslag geweest en is er nog tegen. Sprekers stand
punt is, dat, wanneer men dezen weg inslaat men
geheel afwijkt van, en precies iets anders doet dan de
geheele maatschappij. De gemeente is geen liefdadige
instelling.
Wanneer iemand door de gemeente betaald moet
worden, dient dit te gebeuren naar de diensten die
hij presteert. Daarom is spreker niet voor kindertoe
slag, dit is geld dat van de vrijgezellen wordt afge
nomen. Wanneer men nu meende, dat de loonen
voldoende waren en dat de prijzen der verschillende
artikelen wel zouden dalen, en dit is tegen geloopen,
dan mag men toch niet een stuk loon van die menschen
afnemen want die erkenning ligt er in het voorstel. -
Wanneer bij particuliere personen den vrijgezellen
een stuk loon zou worden afgehouden en dit aan de
gehuwden zou worden gegeven, zou dit groote reden
tot ontevredenheid geven. Hier is 't geval gelijk,
alleen met dit verschil, dat de gemeente aan de
menschen 't geld nog niet heeft uitbetaald, de Raad
nog baas is, en nu dien menschen 't hun toekomende
afhoudt. Dit lijkt humaan voor de wereld, doch spreker
is het er niet mede eens. De gehuwden en onge
huwden moeten gelijk worden betaald en dan zonder
kindertoeslag.
De heer Visser herhaalt, dat hij als jong raadslid
misschien nog niet weet hoe te moeten optreden in
den Raad. De salaris-commissie heeft echter getracht
tot een schikking te komen om een eenparig advies
aan Burgemeester en Wethouders te kunnen uitbrengen.
Wanneer ieder lid op zijn standpunt blijft staan en
de verschillende ideeën worden niet één, dan komt
men tot geen eenparig advies. Spreker heeft nu
echter beter kijk op de zaak, en nu hij tot de conclusie
komt, dat hij niet van het advies der commissie be
hoeft af te hangen is hij zoo zoo vrij een amendement
in te dienen. Een kindertoeslag is loonis het in
normale tijden gewoonte een crisis toeslag van f 150.
te verleenen, gebeurt dat Als steun voor de groote
gezinnen moet er worden voorzien in de dringende
behoefte en wanneer men de kwestie dan nuchter
en kalm beschouwt, moet men inzien, dat het meer
wenschelijk is, de gezinnen te helpen, die door de
wereld moeten dobberen, dan het eerste het beste
jonge broekje, dat alleen zich zelf heeft te onderhouden,
't Idee is enkel om dezen laatsten iets miuder te geven
om groote gezinnen, die het veel zwaarder en moeilijker
hebben, te helpen. Een vrijgezel is toch niet't zelfde
als iemand die met 4 of 5 kinderen door de wereld
moet dobberen. Beiden werken voor de gemeenschap,
doch spreker acht een gezin met veel kinderen van
meer belang voor de gemeenschap dan een gezin zonder
kinderen. Zelfs in Frankrijk met zijn anti-clericale
regeering, het land waar het stelsel van het neo-
Malthusianisme wordt gehuldigd, stelt men premiën
op de geboorten van kinderen, hier met den naam
van fokpremie bestempeld. Op deze grondslagen acht
spreker een kindertoeslag wel gemotiveerd.
De heer Jansen is natuurlijk ook voor het voorstel
kindertoeslag en acht z i. terecht de groote gezinnen
een maatschappelijk en algemeen belang. „Wij, als
Christenen", aldus spreker, „aanvaarden een groot
gezin als een zegen des Heeren". Dat mag ook
hier, misschien voor de eerste maal, wel eens wor
den gezegd. Doch waar nu die zegen des Heeren in
deze moeilijke dagen een vloek is geworden en de
groote gezinnen in de knel komen, moeten deze aller
eerst worden geholpen nu juist moet met kracht de
kindertoeslag naar voren worden gebracht. Men moet
de gezinnen met meer dan 1 of 2 of geen kinderen
helpen voor een vader, die den moed heeft gehad
een groot gezin in het leven te roepen, blijft het de
vraag, hoe behoorlijk rond te komen, daarom moet men
uit de overheidskas die gezinnen steunen en schragen.
Spreker is het niet eens met den heer Visser dat het
niet noodig is, aan de vrijgezellen hetzelfde uit te
keeren als aan de gehuwden, in dit opzicht is spreker
1 het eens met den heer Dijkstra. Ook hij beschouwt
dezen toeslag als uitbetaling van niet uitbetaald loon.
De heer Schaafsma (wethouder) wil deze gelegen
heid niet voorbij laten gaan om zijn meening te zeggen
over kindertoeslag. Voor de oude raadsleden behoeft
het geen betoog meer, dat spreker tegen kindertoe
slag is in de Raadsvergadering in April bij de loons-
herziening van het gemeentepeisoneel was spreker er
tegen, en sindsdien is hij niet bekeerd, doch neemt
nog hetzelfde standpunt in. Het loon moet worden
bepaald naar den arbeid die wordt verricht, doch
daarbij kan en moet geen rekening worden gehouden
met de grootte van het gezin. In de particuliere
bedrijven geldt voor de groote gezinnen ook niet dit
loonsysteem. Wij weten het allen, de ondernemer
heeft zijn personeel om zijn zaken aan den gang te
houden en zooveel mogelijk winst te maken en niet
om de werklieden aan brood te helpen.
De heer Jansen „We spreken over 't overheids
personeel."
De heer Schaafsma (wethouder) geeft dit toe en
zal straks op 't overheidspersoneel terug komen. Spreker
zei zoopas dat de ondernemer zijn personeel in dienst
neemt om daaruit zooveel mogelijk winst te maken.
Daaruit volgt, dat, wanneer hij moet kiezen tusschen
een huisvader met een gezin en iemand zonder gezin,
hij, bij toepassing van den kindertoeslag, in 90 van de
100 gevallen den werkman zal nemen die geen groot
gezin heeft, omdat hij dan minder loon behoeft uit te
betalen en dit de rentabiliteit zijner zaak verhoogt. De
toepassing van den kindertoeslag zou dus niet voordeelig
doch hoogst nadeelig werken voor de groote gezinnen
in de particuliere wereld zouden deze gezinnen spoedig
werkeloos worden. En nu vraagt spreker aan de heeren
van den overkantwat is boter, een werkeloos gezin,
of een werkend gezin met loon zonder kindertoeslag
De heer Jansen heeft zoopas gezegd, dat we't hier heb
ben over overheidspersoneel, maar spreker zou willen
vragen Is dat dat dan zoo'n bijzondere categorie van
menschen, dat daar een bijzondere loonregeling voor
moet worden gemaakt? Volgens spreker is er een groote
overeenstemming tusschen 't particuliere- en 't over
heidspersoneel, alleen dient de overheid door goede
werkvoorwaarden een voorbeeld te geven. Spreker
gelooft niet, dat het overheidspersoneel eene op zich
zelf staande categorie is.
In April en Mei is spreker toegevoegd, dat Wibaut,
toch ook een sociaal-democraat, ook op een ander
standpunt stond, n.l. vóór kindertoeslag was. 't Is
echter geen gewoonte bij de sociaaldemocraten om
over alles gelijk te denken en dit is bij de andere partijen
evenmin het geval. Als bewijs daarvoor haalt spreker
uit de Nieuwe Rotterdammer Courant een discussie
aan uit de vergadering van den loonraad der transport
bedrijven, waarin de heer Zwager van den katholieken
Bond het loonsysteem van een loon naar behoefte
besprekende, zegt dat loon naar behoefte soms wel
gerechtvaardigd lijkt, doch dat dit voor de arbeiders
niet altijd gewenscht is. Uit dien hoek wenschen dus
sommigen niet het loon naar behoefte. Bovendien