230 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1919. dat voor do gemeente-werklieden andere belangen zouden gelden dan voor de werklieden bij het par ticulier bedrijf. Men moet zich stellen op het stand punt om te betalen een achterstand in loon en in dat systeem past do kindertoeslag niet. Als men kinder toeslag wil moet men komen met een geheel ander loonsysteem. De heer Visser zegt, dat de heer De Boer een politiek debat is begonnen en dat deze naar voren heeft gebracht, dat de regeering van alles de schuld heeft. Men kan dit gemakkelijk zeggen, maar we zitten er nu eenmaal mee. Wanneer we echter in November van het vorige jaar deze regeering niet hadden gehad, en de sociaal-democraten waren aan het bewind en deze hadden na fj maanden nog een studiecommissie moeten benoemen voor de socialisatie der bedrijven De Voorzitter verzoekt den heer Visser, hier niet op door te gaan. Als men over November 1918 begint, zit de Raad hier om (i uur nog. De heer Visser zegt, dat als de heer De Boer zoo vrij is, de politiek er bij te halen, spreker daar dan op wou antwoorden. De heer Postma zegt, dat de heer De Boer telkens heeft gesproken over loonsverhooging. Dit is nu niet ter sprake, dat zal men straks bij de begrooting kunnen doen. Op 't oogenblik is er enkel sprake van een toeslag, welke ook gevraagd is. Bij de vorige loonsverhooging hebben de werklieden zeiven be weerd, dat de loonen op dat moment voldoende wa ren. Spreker zegt, op dat momentdat hebben de gemeente-werklieden zeiven beweerd. De hoer Fransen l;En de Raad zelf ook". De heer Postma meent, dat nu in de dringende tijdsomstandigheden, om den winter door te komen en verschillende benoodigdheden te kunnen doen aanschaffen, een loontoeslag zal worden verleend, doch om deze handeling nu ook te beschouwen als een loonsherziening, zooals de heer De Boer, die in dezen toeslag een loonsverhooging ziet, acht spreker onjuist. Spreker sluit zich aan bij den heer Visser. Ook met wat Wethouder Schaafsma heeft gezegd is spreker het niet met eens, dit is geen loonsverhoo ging, maar een toeslag en spreker meent, dat iemand als vader van een huisgezin meer noodig heeft dan iemand, die zich alleen beweegt op de wereld. Spre ker gaat mee met het voorstel van den heer Visser, dat wil, dat de groote gezinnen meer krijgen in den vorm van een kindertoeslag. De heer Jansen zegt, dat hij op alle mogelijke manieren is aangevallen, zoodat het heel moeilijk zal zijn allen te antwoorden. De heer Schaafsma trekt een vergelijking tusschen het personeel in de particuliere bedrijven en dat in overheidsdienst, doch spreker had mogen verwachten dat de Wethouder beter op de hoogte was. Men vraagt niet voor het personeel in particuliere bedrijven een kindertoeslag, dit zou zijn een touw om den hals der groote gezinnen. Voor hen vraagt men een rijkstoeslag. De vergelijking gaat dus niet op. Wethouder Berghuis heeft gezegd, dat spreker, in plaats van te noemen een gezin met twee kinderen, de uiterste gevallen heeft genomen. Spreker wil niet zeggen, een handig debater te zijn, doch als men daarnaar tracht, zal men toch alles zoo schril mogelijk voorstellen. Als een man en vrouw alleen f 150. krijgen en een gezin met 8 kinderen 200 dus 50meer, beteekent dat voor ieder kind een toeslag van f 6.en dan is deze voorstelling het uiterste, maar daarom niet minder juist. De Voorzitter heeft gesproken over het vastloopen der gemeente-financiën in de toekomst, doch allen zullen zich wel bewust zijn, dat de arbeidersgezinnen reeds lang zijn vastgeloopen, zoodat men maar niet meer moet spreken over een vastloopen in de toekomst. Spreker staat volkomen op hot standpunt van den heer De Boer dat deze toeslag slechts is de uitbetaling van loon wat te weinig genoten is. De heer Postma heeft gezegd, dat de werklieden in April tevreden waren, zeker, er is toen eenig licht gekomen, doch dat licht heeft nog niet in vollen glans geschenen. De economische toestand is sindsdien eer verder van-, dan dichter bij den normalen toestand gekomen, de levensmiddelen zijn schrikbarend in prijs gestegen o a. melk, schoeisel, brood enz Er dient ingegrepen te worden en dat wel zoo krachtig mogelijk, ook ten opzichte van de groote gezinnen, die reeds lang ten doode zijn opgeschreven. Men moet werkzaam zijnin het belang van de gezondheid en de ontwikkeling der groote gezinnen, omdat zij anders ten ondergang gedoemd zijn. De heer Dijstra merkt op, dat er reeds heel veel gezegd is, en dat de debatten zijn uitgedijd in een mate, dat men gevaar loopt, den weg er in te ver liezen. Spreker heeft al die debatten met meer of minder belangstelling aangehoord. In hetgeen de Wethouder van financiën heeft gezegd heeft spreker echter de lijn aangetroffen, die hem het meest be koort, omdat in diens betoog, volgens spreker, de meest juiste uiteenzetting van de kwestie is gegeven. Er moet op 't oogenblik worden voorzien in een tekort, ontstaan door den economischen toestand, dit lijkt spreker het meest richtig gedacht en hij zou gaarne gewild hebben, dat do geheele Raad het daarmee eens was. Het schijnt spreker toe, dat het voorstel, zooals Burgemeester en Wethouders het hebben ingediend, wel aanbeveling veidient, in zoo verre. dat de ongehuwden 100.en de gehuwden 150.— krijgen en daarboven voor meer dan 3 kinderen nog een toeslag wordt verleend. Maar verder sluit spreker zich aan bij het amendement van den heer Visser, dat als kindertoeslag f 25.vraagt in plaats van f 10.—. Tot zoover het zakelijk ge deelte van sprekers betoog. Over den kindertoeslag wil spreker niet verder praten, daarover heeft hij zich vroeger voldoende verklaard. Spreker wil nog een enkel woord in 't midden brengen, doch meent thans voorzichtig te moeten zijn, om geen kans te loopen dat de Voorzitter hem 't woord ontneemt. Door den heer De Boer is echter de regeering er bij gehaald en het schijnt spreker onjuist, dat deze in dit debat te pas zou komen. De heer Visser zou hierop antwoorden, spreker volgde diens verweer met belangstelling en het spijt hem, dat hier door den Voorzitter is ingegrepen. Ook spreker wil het voorkomen dat de regeering hier niet bij te pas kwam en hoewel spreker op het beleid van den Voorzitter geen kapsie wil maken, meent hij toch te moeten opmerken, dat als de Voorzitter heeft ge meend te moeten ingrijpen deze dit dan had moeten doen bij den heer De Boer. Spreker spijt het dat die kwestie op die manier is behandeld. Spreker zou nog gaarne een vraag stellen, n.l. of alle personeel nu onder dit voorstel wordt begrepen, dus ook de plantsoenarbeiders De Voorzitter antwoordt, dat alle personeel er onder begrepen is. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, merkt op dat, als zij haar stem geeft aan het voorstel van den heer Dijkstra, zij hiermee niet te kennen wil geven, dat zij het standpunt inneemt om in dien toeslag een te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 October 1919. 281 1 weinig uitbetaald loon te zien, doch dat spreekster I dit zal doen, omdat alle loon naar behoefte en toe- I slag naar behoefte aanleiding geeft tot groote onbil- I lijkheden. Daarom is spreekster vóór het voorstel van den heer Dijkstra. De Voorzitter zegt, in het algemeen steeds met ge noegen gemerkt te hebben, dat de Raad steeds let f op den fiuanciëelen toestand der gemeente. Ditzelfde t is zoo even ook wederom verzekerd door den heer Dijkstra. Omdat de toestand op 't oogenblik echter I niet zoo rooskleurig is en deze gaandeweg erger wordt, I achtte spreker 't zijn plicht, daar nogmaals op te I wijzen. Spreker heeft den heer De Boer laten spreken, I omdat diens betoog kwam naar aanleiding van sprekers I redeneering en was een motiveering daartegen. De redeneering van den heer De Boer kwam enkel hierop neer't Kan waar zijn. dat de gemeente zoo in nood I zit, ja 't is zoo, maar dat komt niet uit ons voort, I maar uit de regeering. Anders niet. Dit was een motiveering en daarom heeft spreker den heer De Boer laten spreken. Nu kan men zeggen dat de regeering er niets mee I te maken had, doch spreker heeft gemeend, dat het eigenlijk niet zoozeer een bestrijding van de regee- I ring was en de heer De Boer beaamt dit maar er slechts mee gezegd werd, dat de financieële toe stand der gemeente ligt in andere oorzaken. Spreker wil thans voorstellen de debatten te sluiten. 3 Spreker vestigt nu de aandacht op de verschillende punten in het voorstel van Burgemeester en Wet houders en merkt dus op, dat er 3 amendementen zijn 1 ingekomen, onderscheidenlijk van de heeren Dijkstra, J Jansen en Visser. De heer Dijkstra wil het voorge- I stelde van 100.laten vallen uit het voorstel en aan gehuwden en ongehuwden een gelijk bedrag van I 150.— doen uitkeeren. De heer Jansen neemt het zelfde standpunt in, de heeren Jansen en Visser stellen I beiden voor een kindertoeslag van 25.de heer I Visser voor ieder kind, de heer Jansen te beginnen I met het derde kind. Om nu een zuivere stemming I te krijgen, moet eerst gestemd worden over het voor- I stel van den heer Dijkstra om 150.uit te keeren I aan allen, gehuwden en ongehuwden. Wordt dit ver- I worpen, dan komt in stemming het voorstel van Bur- I gemeester en Wethouders, na afhandeling daarvan het I amendement betreffende den kindertoeslag van 25. I van den heer Visser. De heer Visser: „Mijn bedoeling is enkel om in het I, voorstel den kindertoeslag te brengen van 10. I op f 25.—". De Voorzitter meent, dat het dan beter is, eerst in 1 stemming te brengen het voorstel van den heer Jansen, I om een kindertoeslag uit te keeren van 25.te I beginnen met het derde kind. Wordt dit verworpen, I dan krijgt men hetzelfde voorstel van den heer Visser, I maar dan te beginnen met het 4e kind. De heer Jansen vraagt, of ieder amendement dus I afzonderlijk wordt behandeld en men dus voor ieder I amendement een aparte stemming krijgt De Voorzitter ziet geen kans om te combineeren. De heer Tulp merkt op, dat het voorstel van den heer Dijkstra geen toeslag wil. De Voorzitter zegt, dat wanneer de meerderheid is voor kindertoeslag, men dan het voorstel van den I heer Dijkstra moet afstemmen. De heer De Boer meent, omdat 't amendement kindertoeslag is een amendement op het voorstel van den heer Dijkstra en op dat van Burgemeester en Wethouders, men beide gevallen in stemming moet brengen. De heer Tulp „De heer Dijkstra wil 150.aan allen en meer niet. Wordt dit aangenomen, dan is dus alles af De Voorzitter antwoordt bevestigend. De heer Jansen acht het niet onmogelijk, dat zijn voorstel in zijn geheel kan worden aangenomen en vraagt of dit daarom niet eerst in stemming gebracht kan worden. De Voorzitter„Dat zou ook kunnen, eerst het voorstel van den heer Jansen en daarna dat van den heer Dijkstra. De heer Dijstra kan meegaan met den kindertoeslag aangegeven in het voorstel-Jansen, doch is er tegen om 150 aan elke categorie uit te keeren. Spreker kan zich dus niet vereenigen met deze laatst voor gestelde wijze van stemming. De Voorzitter zegt, dat het dan niet anders kan, dat eerst wordt in stemming gebracht het voorstel van de heeren Jansen en Dijkstra om f 150.aan allen uit te keeren. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement Dijkstra-Jansen om aan de gehuwden en ongehuwden ƒ150.uit te keeren wordt verworpen met 13 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Zandstra, Dijkstra, Terpstra, mevrouw BesuyenLindeboom, de heeren Jansen, Tiemersma, O. F. de Vries, Schaafsma, De Boer en mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi. Tegen stemmen de heeren Dijstra, Lautenbach, Tulp, Oosterhoff, Fransen, Van Weideren baron Rengers, IJ. de Vries, De Vos, Postma, Visser, Van der Werff, Schoondermark en Berghuis. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de gehuwden f 150.en aan de ongehuwden 100.uit te keeren, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Het amendement van den heer Jansen om een kindertoeslag toe te kennen van 25.te beginnen met het derde kind, wordt verworpen met 15 tegen 8 stemmen. Vóór stemmende heeren Dijstra, Lautenbach, Jansen, Fransen, IJ. de Vries, Postma, Visser en Van der Wei ff. Tegen stemmen: de heeren Zandstra, Dijkstra, Terpstra, Tulp, mevrouw Besuyen Lindeboom, de heeren Oosteihoff, Van Weideren baron Rengers, Tiemersma, O. F. de Vries, Schaafsma, De Vos, De Boer, mevrouw Buisman— Blok Wijbrandi en de heeren Schoondermark en Berghuis. Het amendement van den heer Visser, om een kindertoeslag toe te kennen van 25.te beginnen met het vieide kind, woidt verworpen met 15 tegen 8 stemmen, met dezelfde stemmen voor en tegen als bij het amendement van den heer Jansen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 8