262 Verslag van de handelingen van dengemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919.
voorkomen, dat de gemeente, desnoods voor eigen
rekening, iets moet doen, door over zekeren tijd het
salaris door te betalen.
De heer Berghuis (wethouder) wil er op wijzen,
dat de wet tot regeling van den rechtstoestand der
ambtenaren deze zaak wel zal regelen, en dat de
onderwijzers ook daaronder vallen. Is het nu gewenscht
om voor dien korten tijd nog deze zaak aanhangig
te maken
De heer De Boer wil niet graag een voorschot nemen
op een wet die er nog niet is.
Den heer Schaafsma (wethouder) komt het niet
verstandig voor 't amendement van den heer De Boer
te handhaven. Nu de zaak er zoo voor ligt, is het
beter een aparte verordening te maken. De gemeente
moet het toch betalen. Alle verandering van de
onderwijswet is geen verbetering geweest, doch waar
de Raad den vorigen keer het over 't beginsel van
de doorbetaling van 't loon eens was, daar zal een
voorstel straks bij aparte verordening niet veel moeilijk
heden baren.
De heer IJ. de Vries is van oordeel, dat we hier niet
in 'de goede lijn gaan. Waarom voor de onderwijzers
een aparte regeling te maken, die niet voor alle ambte
naren geldt
De heer Schaafsma (wethouder). Die krijgen 't ook.
De heer IJ. de Vries. Hoeveel krijgen ze? Men kan
wel geven, maar voor de nagelaten betrekkingen gaat
toch ook bij overlijden het pensioen in. Men moet
ook rekenen met de gemeente-financiën. Spreker ver
heugt zich er in, dat voortaan de bijzondere onder
wijzers onder dezelfde regeling zullen vallen. Dat is
kostelijk Eindelijk dan zijn we in 't land van het
recht, en wordt voor denzelfdenarbeiddezelfdebelooning
toegekend. Waar evenwel direct na 't overlijden het
pensioen ingaat, daar kan spreker niet instemmen met
het voorstel om dan ook nog drie maanden salaris te
geven.
De heer Schaafsma (wethouder) merkt op, dat het
pleidooi van den heer De Vries een paar raadsver
gaderingen te laat komt. Het had moeten zijn ge
houden toen de salarisverordening aan de orde was.
Ook aan de ambtenaren en werklieden wordt na over
lijden drie maanden salaris uitgekeerd.
Wat aangaat de gemeente-financiën, dat zal wel wat
meevallen. Het duurt doorgaans wel twee of drie
maanden voor de pensioensuitbetaling in orde is, en
dan wordt het pensioen ook nog per kwartaal betaald.
Er is dus alle reden om deze uitkeering te doen.
Als spreker goed is ingelicht zal in 't reglement
op den rechtstoestand van ambtenaren ook worden
bepaald, dat bij 't overlijden van een ambtenaar drie
maanden salaris nog wordt uitbetaald, terwijl men
wel niet zal kunnen zeggen, dat 't rijk met de ambte
naarssalarissen te royaal omgooit.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat men
nu twee ideeën heeft. Dat van den heer De Boer,
en dat van den Schaafsma. Spreker is 't met den
heer Schaafsma eens dat de heer De Vries wel wat
laat met zijn bestrijding komt. Eerst heeft de heer
De Boer niet gesproken over de veertien dagen, en
nu die later met zijn voorstel van 3 maanden kwam,
komt de heer De Vries met een bestrijding van de
geheele nabetaling.
De heer IJ. de Vries is van meening, dat waar de
heer De Boer kwam met zijn voorstel tot uitbreiding
van den termijn, hij 't recht heeft om er over te spreken.
De heer Schoondermark (wethouder) „Zeker dat
recht hebt U, maar dan mogen wij ook zeggen, dat
't beter geweest was U er eerder tegen te verzetten".
Spreker zet uiteen, hoe Burgemeester en Wothouders
tot de termijnsbepaling van veertien dagen kwamen.
Tot nog toe werd het salaris doorbetaald over de
loopende maand. Stierf nu iemand de tweede van de
maand, dan kregen zijn nabestaanden een heele maand
extra. Doch als hij den 28ste stierf, dan maar twee
dagen. Dat was een grove onbillijkheid, en om daar
aan een einde te maken hebben Burgemeester en
Wethouders 't voor allen op II dagen gesteld. Burge
meester en Wethouders vreesden evenwel reeds, dat
het besluit door Gedeputeerde Staten niet zou worden
goedgekeurd, en aldus is gebeurd. Het voorstel-De
Boer om de bepaling toch in de verordening te houden
vindt spreker dwaasheid. De heer Schaafsma wil een
aparte verordening, doch dat zou spreker ook niet willen.
Laat men liever elk geval op zichzelf beschouwen.
Dan kan de gemeenteraad eiken keer zeggen, zoover
willen we gaan en intusschen kan men de totstand
koming van de wet afwachten. Duurt dat te lang,
dan kan men altijd nog wel weer zien.
Spreker adviseert dus, om niet in te gaan op het
voorstel-De Boer en ook niet op 't idee van den heer
Schaafsma.
De heer De Boer. Als de heer Schaafsma er een
voorstel van maakt, dan kan ik mijn voorstel welintrekken.
Den heer Schaafsma (wethouder) is van nabij be
kend terwijl ook de heer Dresselhuijs op een ver
gadering te Rotterdam belangrijke mededeelingen
daaromtrent deed dat de regeling van de rechts
positie der ambtenaren spoedig in de Tweede Kamer
in behandeling zal komen. En waar de onderwijzers
hier ook onder zullen vallen, daar vindt spreker er
geen bezwaar in, om af te zien van het maken van
een aparte verordening. Die gevallen welke zich vooi-
doen in de periode tusschen nu en de invoering van
de wet zullen dan altijd nog afzonderlijk behandeld
kunnen worden, ook wat betreft de bijzondere onder
wijzers, die spreker trouwens altijd mee heeft bedoeld.
De heer De Boer wil niet graag met den wethouder
Schaafsma verder mee zakken. Hij stelt voor, bij
bijzondere verordening te regelen de uitbetaling vau
salaris aan de nagelaten betrekkingen van onderwijzers
en wel over een termijn van 3 maanden.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft hoop, dat
hij den heer De Boer ook zal kunnen bewegen dit
voorstel in te trekken anders zullen n 1. de bijzondere
onderwijzers er niet onder kunnen vallen, terwijl als
men doet, zooals spreker voorstelde, de bijzondere
onderwijzers er wel onder vallen.
De heer Da Boer trekt zijn voorstel in, als Burge
meester en Wethouders de toezegging geven, dat zij
een uitkeering als bedoeld in elk bijzonder geval ia
welwillende overweging willen nemen.
Deze toezegging wordt gegeven, en punt b van het
voorstel der heeren Zandstra en De Boer is daarmee
vervallen.
Onderdeelen a en b van het voorstel van Burge
meester en Wethouders worden thans met algemeene
stemmen aangenomen.
In bespreking komt er thans onderdeel c van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en punt a
van het voorstel Zandstra-de Boer, betreffende uit
keering bij zwangerschap.
De Voorzitter zet uiteen dat ook tegenwoordig de
regeling van het verlof bij zwangerschap is gebaseerd
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919. 263
op de bepaling omtrent het ziekteverlof. Dat is de
practijk. Doch toen de verordening bij Gedeputeerde
Staten kwam en deze geen bepaling vondeu omtrent
verlof bij zwangerschap, zeiden zij zet dan wat in
de praktijk gebeurt, ook in de verordening. Vandaar
dat nu door Burgemeester en Wethouders vootgesteld
wordt, na het woord „ziekte" in te lasschen „waaronder
ook zwangerschap is te verstaan." Zoo was de practijk
en zoo zal het blijven.
De heer De Boer heeft nu evenwel voorgesteld er
een aparte bepaling van te maken, een voorstel waarvan
Burgemeester en Wethouders zeggen dat de positie
van 't vrouwelijk personeel er door wordt verminderd.
Nu de bepaling omtrent ziekte van toepassing is, kan
zelfs een heel jaar verlof worden toegestaan, meer
dan de heer De Boer voorstelt.
De heer IJ. de Vries heeft hetzelfde bezwaar als in
de vorige vergadering. Indertijd toen hier gesproken
werd over kindertoeslag werd er van de overzijde
gesproken van fokpremie en de heer De Boer had zelfs
den treurigen moed een hokpremie voor te stellen. De
heer De Boer schijnt sterk in die dingen. Want dat
nu in zijn voorstel niet gesproken wordt van de gp.huwde
vrouwelijke leden van 't onderwijzend personeel zal
wel niet bij vergissing zijn, doch is zeker met opzet
geschied. Zooals 't er nu staat, is het in strijd met de
tegenwoordige begrippen van zedelijkheid. Als er in
't voorstel sprake was van de gehuwde vrouwelijke
leden van 't onderwijzend personeel, dan zou spreker
daarin kunnen meegaan, maar thans is dat het niet
het geval. Volgens de stukken hebben ook Gedepu
teerde Staten bezwaren tegen het ontbreken van de
aanwijzing gehuwdevrouwelijke leden.
De heer De Boer kan niet inzien dat de bepaling
van Burgemeester en Wethouders voor de betrokkenen
gunstiger zal zijn, dan wat spreker voorstelt. Volgens
't laatste voorstel hebben de betrokkenen recht op
vijf maanden extra verlof. Zijn ze langer ziek dan
gelden de ziektebepalingen. Volgens 't voorstel van
Burgemeester en Wethouders vangt het ziekteverlof
direct aan. De bedoeling van sprekers voorstel is, dat
er vijf maanden extra verlof gegeven worden voorde
geboorte van een kind. Dat is wenschelijk met het
oog op het onderwijs en met het oog op de moeder.
Spreker ziet dan ook in zijn voorstel een belangrijke
uitbreiding van de bepaling van Burgemeester en
Wethouders. De onderwijzeres, die een extra kans en
reden heeft om verlof te hebben, is op deze manier
in de gelegenheid dat te krijgen.
De heer De Vries heeft in zeer welwillende be
woordingen over spreker zich geuit. Hij sprak van
hokpremie en treurigen moed. Alsof spreker een on-
j zedelijk voorstel zou hebben gedaan. Spreker wijst
I er op dat Burgemeester en Wethouders in hun voorstel
I evenmin onderscheid maken tusschen het gehuwd zijn of
I ongehuwd zijn der onderwijzeres. Ook de ongehuwde
valt onder de bepalingen van 't ziekteverlof, daar
I ontkomt de heer De Vries niet aan.
Wat verder deze zaak aangaat, zegt spreker, dat de
heer De Vries 't voorstelt, alsof 't huwelijk een zeer
bijzondere instelling is. Doch 't huwelijk heeft met
zedelijkheid niets te maken. Volgens art. 83 van 't
Burgerlijk Wetboek is 't huwelijk niets anders dan
een regeling van den eigendom met het oog op de
nakomelingschap. En ook volgens den bijbel is 't
huwelijk niets anders geweest dan een dergelijke re
geling Spreker beroept zich op Deutteronomium 2ó5-10
waar gesproken wordt over 't huwelijk van broers met
I de weduwe van hun overleden broeder. De heer De
Vries weet zeker wel hoe daar de gang van zaken was.
De Voorzitter verzoekt spreker een beetje meer bij
'buis te blijven.
De heer De Boer betuigt dat het huwelijk altijd
verband houdt met bepalingen omtrent den eigen
dom en dat het met zedelijkheid en zeden niets
heeft te maken.
De heer Visser is 't met wat de heer De Boer
naar voren heeft gebracht niet volkomen eens. Dat
het huwelijk niets anders is dan een burgerlijke ver
bintenis, een contract tusschen twee partijen, kan
spreker niet toegeven. Wij, die de christelijke
moraal huldigen, zegt spreker, meenen dat het huwelijk
nog iets anders is dan een burgelijke overeenkomst,
't Is gebaseerd en gegrond op onze christelijke over
tuiging.
Voor 't overige gevoelt spreker wel 't meest voor
de opvatting van den heer De Boer. Ziekte is geen
zwangerschap en zwangerschap is geen ziekte. In 't
belang van de vrouwelijke leden van het personeel
zou spreker dus kunnen meegaan, maar al wil spreker
niet hard oordeelen, „wie zonder zonde is, werpe
den eersten steen op haar", hij kan niet op eenigerlei
wijze sanctie verleenen aan het vormen van een vrij
huwelijk. Hoewel de slachtoffers van buiten-echtelijke
liefde al te veel als paria's worden beschouwd, geeft
een stem voor 't voorstel-De Boer, naar spreker meent,
sanctie aan de vrije voortplanting buiten het huwelijk
en daar kan spreker niet toe meewerken.
De heer IJ. de Vries merkt op, dat als de heer De
Boer niet in het begin van den Bijbel, dus in de grijze
oudheid, doch verder in het Nieuwe Testament gelezen
had, hij zou weten dat daar geboden wordt dat de
man de vrouw niet zal verlaten, dat deze beiden één
zijn en dat Jezus Christus zelfs gezegd heeft„Wie
een andere vrouw aanziet, haar begeerende, die doet
overspel." Als de heer De Boer dus met den Bijhei
komt, dan moet hij in zoo'n geval zich beter op de
hoogte stellen.
De Voorzitter verzoekt de discussie over de bijbel
kwestie niet te vervolgen.
De heer Schaafsma (wethouder) wil nog een enkele
opmerking maken aan 't adres van den heer Visser.
Zijn aanval op 't vrije huwelijk lijkt spreker eigen
aardig, vooral van een katholiek, 't Is immers bekend
dat de katholieken 't burgerlijk huwelijk beschouwen
als van geen waarde. Voor hen geldt alleen 't huwe
lijk, door den priester gesloten Spreker wil maar zeggen
dat de heer Visser zijn opvatting nog wat vrijer moet
maken, en dat hij geen slachtoffers moet willen maken
onder hen die 't vrije huwelijk aanhangen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstelDe Boer wordt verworpen met 12
tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Terpstra, Schaafsma en
Nijholt, mevrouw Besuijen—Lindeboom, de heeren O.
de Vries, Collet, Zandstra, Tiemersma, Dijkstra en
De Boer.
Tegen stemmen mevrouw BuismanBlok Wybrandi,
en de heeren Dijstra, Tulp. Fransen, Postma, Berg
huis, IJ. de Vries, Lautenbach, Visser, De Vos, Van
der Werff en Schoondermark.
Onderdeelen c tot en met 7 van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders en daarna het voorstel
in zijn geheel worden met algemeene stemmen aan
genomen.
11. \genda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om in rechten op te treden ter verkrijginq
van he'geen aan de gemeente is verschuldigd wegens de
levering van electriciteit aan den huurder van het perceel
Steenhouwerij no. 21.