268 "Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919.
en dan juist de minderwaardige vermogens der menschen
zich openbaren. In het bijzonder do onverschilligheid
en de hartstochten. Het schijnt dat dan alles, wat
leelijk en bespottelijk gevonden wordt in gewone
omstandigheden, voor mooi en geoorloofd kan doorgaan.
Wat anders niet door den beugel kan, wordt dan
oogluikend toegelaten en vergoelijkt. Hoe gekker,
hoe mooier. Met recht is dan ook gezegdde duivel
speelt in de kermis ceremoniemeester.
Of wij, zegt spreker, de menschen dan geen pretje
gunnen? Ja hoor, van ganscher harte! Doch dan bij
voorkeur een edele ontspanning.
Laat men met de familie een roei- of zeiltocht
maken op de Friesche wateren. Of een fietstocht
in do schoone omstreken. Of breng een bezoek aan
de bosschou van Olterterp, Beetsterzwaag, Oranje
woud of Gaasterland. Of bezoek de duinen bij
Oosterwolde en Appelscha of op een der eilanden.
Of ga genieten van het heerlijke strand en het zee
bad Hiudeloopen. Laat men zich met de familio oen
of twee dagen in de vrije natuur ontspannen. Dat is
een volkomen menschwaardig genieten.
Spreker behandelt vervolgens de financieele voor-
deelen voor de gemeente aan de kermis verbonden.
Deze achtte hij niet groot. In 1918 is ruim 15.500.
ontvangen voor staanplaatsengeld. Doch hiertegenover
staan uitgaven voor politie en rechtbankonkosten
door 't Rijk te maken voor diegenen, die hiervoor
gevangenisstraf moeten ondergaan. Die uitgaven te
ramen konden wel eens meer dan f 15.500 bedragen.
Spreker berekent, dat op de kermis 150 000.
verdraaid en onnoodig weggegooid wordt, terwijl ook
in schouwburgen, cabarets en café's zeker dat bodrag
wel wordt uitgegeven. Tezamen 3 ton, en dat in deze
tijden, nu men allerwege klaagt over de duurte en
als om strijd roept om productie en zuinigheid. En
hier, op de kermis, wordt verbrast en niet geproduceerd.
Bovendien wordt dit geld voor een groot deel uit
gegeven door vele menschen, die het absoluut niet
past. Spieker weet van enkele huishoudingen, die van
hun op de kermis onnut bestede gelden winterturf
en aardappelen zouden hebben kunnen koopen.
Dus niet alleen om het moreele, doch ook om
het financieele belang van velen is opruiming
dezer, uit den tijd geraakte, vermakelijkheid nood
zakelijk.
Is het, vraagt spreker, niet droevig, als men hoort,
dat verscheidene menschen, juist vóór of in de kermis
hunne spaargelden opvragen, om daarmee te kunnen
kermisvieren Gelden die een jaar lang zijn opgelegd,
en die dan in enkele dagen worden uitgegeven, voor
bepaald niet noodzakelijke dingen. Laat ons deze
mogelijkheden voorkomenEen gedeelte van het
volk moet soms tegen zichzelf beschermd worden.
En daarvoor is toch do overheid ook? Gelijk een
onzer voormannen eens heeft gezegd.
De financieele zijde zal zich voor de gemeente wel
oplossen. Spreker is overtuigd, dat alle weidenkenden
gaarne dezen schadepost voor de gemeente-financiën
door hun belastingbiljet willen vergoeden. Het zou
voor ieder belastingbetaler, door elkaar, de som van
2.bedragen. En daarvoor zouden ze een rustige
Juli-maand ontvangen, zonder verleiding voor hunne
kinderen, zonder schunnigheden van cabarets, zonder
drankellende en onzedelijkheid.
De contracten bieden schijnbaar een moeilijkheid.
Doch dat is ook slechts schijnbaar. Spreker wil geen
contract-broker worden, noch ze beschouwen als een
vodje papier, maar zou toch gaarne van Burgemees
ter en Wethouders vernemen, hoeveel contracten er
loopen. En wat is hun inhoud Spreker meent, dat
de Raad kennis moet hebben van deze zeer gewich
tige stukken, als daar het al of niet doorgaan van
de kermis van. afhangt. Zijn ze niet op te zeggen
Of moeten ze worden afgekocht
We kunnen toch zeer moeilijk, omdat er een paar
of enkele contracten afgesloten zijn, en alleen daarom,
de kermis handhaven, met al de daaraan verbonden
uitspattingen, met het gevolg, dat weder enkele jaren
tonnen gouds worden weggesmeten, dat weder enkele
families de kermis van 1920 en 1921, zoolang ze
leven, zullen vervloeken
Neen, zegt spreker, er is in dit geval maar één weg,
die alleen de goede is, en dat is, de radicale afschaf
fing der Leeuwarder kermis. Spreker zal een motie
voorstellen, om dit uit te spreken.
De heer Dijkstra heeft de rede van den heer De
Vries met belangstelling aangehoord. Hij is niet van
plan om de kermis als zoodanig principieel te ver
dedigen, maar zal toch zoo vrij zijn er iets van te
zeggen, te meer waar de sociaal-democraten feitelijk
zijn gesommeerd om mede te deelen waarom zij niet
meegingen met de actie van het anti-kermis-comité.
Spreker wil er niet veel van zeggen, maar waar
de heer De Vries straks de onbeleefdheid had om
zich hatelijke uitdrukkingen te veroorloven aan het
adres van de sociaal-democraten op zedelijkheidsgebied,
daar wil spreker ook de vrijheid nemen om zijn oor
deel te zeggen over het adres van het anti-kermis-
comité. Eu dan moet hij te kennen geven, dat hij met
zeer gemengde gevoelens deze erg perfide brochure
heeft gelezen. Spreker snapt niet waarvoor het nood
zakelijk is en nuttig, om dergelijke dingen, die wel
bekend zijn, in een dergelijke brochure te doen op
nemen. Spreker wil op eenige van die dingen wijzen,
doch zegt vooraf, dat als het alles juist is, wat hier
van de Leeuwarder kermis wordt geschreven, hij niet
begrijpt, dat er nog iets van de zedelijkheid van het
Leeuwarder publiek is overgebleven. Spreker is zoo
vrij te gelooven, dat er ook wel de noudige over
drijving bij te pas komt.
De heeren staan niet sterk in hunne argumentatie.
Immers er wordt gezegd, dat de kermis twist ver
oorzaakt, het zedelijkheidsgevoel afstompt, do ouders
doet ontaarden. Maar als men hier in plaats van
de kermis de drank leest, is men dichter bij de
waarheid. En nu wil ik wel zeggen, aldus spreker,
dat ik, die drankbestrijder ben, vooral om tegenover mijn
medemenschen te kunnen zeggen hoe ik over de geheel
onthouding denk, degenen die 't adres 't eerst onder-
toekenden in 't geheel niet ken uit de rijen der
drankbestrijders. Zij hebben zich nog niet tot het
standpunt van do geheelonthouding kunnen opwerken,
doch ik meen, dat als men anderen wil verbeteren,
dat men dan beginnen moet bij zichzelf.
Spreker wijst op het 8e geval in't rapport genoemd.
Daar staat dat de kermis leidt tot bedreiging met
geweld, omdat do controleurs, die een paar in den
nacht volgden, door don man met een mes werden
bedreigd. Dat dreigen met een mes acht spreker na
tuurlijk ongeoorloofd, maar dat hinderlijk volgen is
zulks even zeer. Of is de wet-Kuiper alleen voor de
arbeiders gemaakt, die bij staking oen onderkruiper
volgen
Spreker zou als hoogstaand zedelijk mensch ook
niet op zulk volgen gesteld zijn, omdat hij vertrouwd
is om los te loopen. En in elk geval wil hij niet
achtervolgd worden door menschen, die zichzelf als
controleurs hebben opgeworpen, 't Is die zestig men
schen ook niet op 't voorhoofd geschreven wat ze ia
't geniep uithaalden, en dat is voor hen misschien
wel een geluk. Wie heeft, vraagt spreker, jelui als
zedelijkheid-meesters aangesteld Er wordt in de
brochure neergelegd, dat er 26 maal werd geconsta
teerd dat er geslachtelijke gemeenschap werd gepleegd.
Hoe heeft men dat geconstateerd, en wie waren die
controleurs Men moet zelve wel moreel zeer hoog
staan, als men zijn medemenschen over dergelijke feiten
wil kapittelen. Meer wil spreker hiervan niet zeggen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1919. 269
Doch nog wel een woord over wat op de laatste j
bladzijde van de brochure wordt gezegd. Daar wordt j
een vergelijking getrokken met de Koninginnefeesten, I
en gezegd dat het een zeldzaamheid was, als daarbij er
iets werd aangetroffen dat niet deugde. Of, zoo wordt
gevraagd, dat mede zijn oorzaak vond in het ver
schillend gehalte van het publiek! Spreker vindt dit
een eigenaardige conclusie.
De heer De Boer. Wij waren daar niet bij.
De heer Dijkstra: Dat is het! Doch spreker kan
constateeren, dat er op de Wilhelminabaan bij het
vuurwerk ook heel wat dingen gezegd en gedaan
zijn, die niet door den beugel kunnen. Ook wijst
spreker op de ervaring in Nijmegen, waar dit jaar
de kermis drankvrij is gevierd, en waar volgens de
„Gelderlander" niet die schandelijke tooneelen van
ontaarding konden worden geconstateerd als op Ko
ninginnedag. In een der adressen wordt gevraagd,
om ook de Leeuwarder kermis drankvrij te maken,
en als daardoor iets werd bereikt, dan zou spreker
daar wel voor zijn.
Adressanten hebben door bepaalde overdrijving iets
willen bereiken. De schandalen van de kermis ge
beuren evenwel ook wel op andere dagen. Die ge
beuren, zegt spreker, op jelui feesten ook. 't Is niet
van vandaag of gister, dat mon de zendingsfeesten
noemt als plaatsen, waar dezelfde dingen plaats hebben.
Dat ligt niet aan het christendom, maar aan het volk,
dat aan die feesten deelneemt. Alleen volksopvoeding
kan dit tegengaan. In dit verband wijst spreker er
op dat de sociaal-democraten op hun groote volks
verzamelingen, op de Roode Dinsdagen, de Meifeesten
en groote vergaderingen van dergelijke dingen geen
last hebhen, omdat bij hen de volksopvoeding het
banale weert.
Spreker geeft adressanten in overweging: Geef een
dergelijke brochure niet weer uit. Heel wat menschen
hebben haar met gemengde gevoelens gelezen, en
dergelijke overdroven voorstellingen zijn niet bevor
derlijk voor de afschaffing der kermis. Werd hier
eens een drankvrije kermis gehouden, dan zouden de
banaliteiten wel wat meevallen. Spreker stelt voor,
aan Burgemeester en Wethouders op te dragen (althans
als dit lot de bevoegdheid van den Raad behoort)
een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om
in 1920 eene drankviije kermis te houden.
De heer Dijstra kan het zich wel indenken, dat
degenen die niet op het standpunt staan, dat de
kermis moet veulwijnen, zoo langzamerhand de maag
vol krijgen van het herhaaldelijk weer naar voren
brengen van deze zaak. In 1917 en 1918 is het
kermis vraagstuk hier ook herhaaldelijk aan de orde
geweest.
Waar het om gaat is, naar spreker voorkomt, weer
de tweeërlei levensbeschouwing, die ook hier de
verschillende wenschen scherp naar voren doet brengen.
De lieer De Vries zegt, dat heel het vraagstuk door
de commissie breed is opgevat en dat verschillende
menschen van velschillende groepen aan het onderzoek
meewerkten, maar toch vindt men in dit debat weer
do tegenovergestelde moraal, die uit verschillende
levensbeschouwing voorkomt. Tegenover de moraal,
die zoopas bij een vorig punt door den heer De Boer
werd naar voren gebracht de kwestie van het
vrije huwelijk staat de moraal van het christendom,
en daar zit voor spreker voor een groot deel aan
vast het standpunt dat in deze kwestie wordt ingenomen.
Spreker zegt niet dat een christen niet faalt, in
tegendeel. Eiken dag aanschouwt men veel fouten
ook bij belijders van het christendom, maar hier
tegenover staat dat het christendom deze fouten ver
oordeelt. De leer van het christendom is God lief
te hebben boven alles en onzen naaste als ons zeiven.
De leer, welks moraal door den heer De Boer is
aangeprezen, geeft evenwel tot een heel andere conse
quentie aanleiding. De zeden worden er door miskend,
het gezinsleven ontwricht, er worden door aangetast
de cellen, waaruit de maatschappij is opgebouwd, en
't leidt er toe, dat men ook op dat terrein leven kan,
zooals de vogels in de lucht leven.
Het heeft den heer De Vries bevreemd, dat de
sociaal-democraten geen steun hebben willen verleenen
aan deze actie. Spreker kan zich wel voorstellen, dat
bij de sociaal-democraten in het algemeen weinig lust
bestaat om met personen van tegenovergestelde
geestesinrichting saam te werken. Waar zij echter
steeds met klem naar voren brengen dat het mensch-
dom moet worden opgeheven uit onmenschwaardige
toestanden, bestaat hier eene schoone gelegenheid
daarvan daadwerkelijk blijk te geven.
Wij hebben hier het geval dat personen van ver
schillende religieuze richting gezamenlijk pogen hot
kermiseuvel te doen ophouden. Dit zal in de toekomst
niet zonder vrucht blijven. In een der adressen van
sympathie-betuiging, waarvan, als spreker zich niet
vergist, een der onderteekenaren sociaal-democraat
is, wordt gevraagd dat, bijaldien de kermis niet
mocht worden afgeschaft, deze dan toch drankvrij te
maken. Zeer zeker een stap in de gewenschte richting.
Spreker zal, als tegenstander der kermis, tegen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen,
doch zal voor 't overige gaarne steunen het voorstel
van den heer Dijkstra, althans als dit punt niet tot
de competentie van Burgemeester en Wethouders
behoort.
De heer De Boer gelooft, dat de woorden van den
heer Dijstra tot verkeerde conclusies aanleiding zouden
kunnen geven. Diens betoog was anders niet onsympa-
tiek, maar 't kan tot misverstand leiden. Vooral daar
waar hij sprak van de verschillende levensbeschouwing.
De heer Dijstra zei dat de leer die wij, sociaal
democraten, huldigen, het gezinsleven ontwricht, en
dat wij feitelijk propageeren een leven als van de
vogels in de lucht.
De heer Dijstra: Dat is de consequentie er van.
De heer Ds BoerDat is tenminste wat anders en
ik constateer dus dat we al wat zijn opgeschoten.
Die bewering is evenwel absoluut in strijd met de
feiten. Spreker betoogde dat het burgerlijk huwelijk,
een burgerlijk contract feitelijk, het zedelijk peil niet
verhoogt en niet verlaagt, en als nu de heer Dijstra
eens in de maatschappij rondziet, dan kan hij waar
nomen, dat men daar, ondanks dat huwelijk, leeft
als de volgels in de lucht. Waar men de vrijheid wil
nemen, neemt men die, want met een volle beurs is
die wel te veroveren. Dat is des Purdels Kern. De
maatschappelijke toestanden, die maken de zedelijkheid.
Waar aan den eenen kant is afwezigheid van alle
j levensvreugde, aan den anderen kant opstapeling van
weelde, waar de maatschappij op een dergelijk fun
dament is gegrondvest, daar moeten wel afwijkingen
op zedelijk gebied voorkomen. Maar dat heeft met
de ideëele vrijheid van mensch tot mensch, zooals de
sociaal-democraten die voorstaan, niets te maken.
De maatschappelijk toestanden leiden tot verkoop
van alles wat verkocht kan worden, het kapitalisme
dat is de grondoorzaak van de ellende, welke door
de heeren op rekening der kermis geschreven wordt.
Spreker juicht het toe, dat een proef genomen wordt
met een drankvrije kermis. En als het dan zal blijken,
dat de toestanden van nu zich herhalen, dan zal,
meent spreker, de geheele sociaal-democratische raads-