280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919.
De heer Zandstra vraagt of Burgemeester en Wet
houders op dit adres geen prae-advies zouden kunnen
uitbrengen, en de zaak eens nader kunnen bezien,
't Is hier wel een ongelukkig gevaldoor onwetend
heid zou de betrokkene hier schade moeten lijden.
De Voorzitter zegt, dat de kwestie hier is, hoe on
gelukkig 't ook voor de betrokkene mag zijn, dat
mejuffrouw Ten Bouwhuys heeft vergeten hare aan
vrage op tijd in te dienen, waardoor haar pensioen
ook zooveel later ingaat. Wanneer het adres nu in
handen wordt gesteld van Burgemeester en Wethou
ders om prae-advies, kunnen deze niet anders advi-
seeren dan om het af te wijzen, of haar het gevraagde
te geven. Thans wordt echter reeds geadviseerd, het
adres af te wijzen. Zou de gemeentekas, om aan het
verzoek van mejuffrouw Ten Bouwhuis te voldoen,
dien schadepost van 135.— moeten lijden? En dat,
terwijl zij het had, kunnen krijgen van het Rijk
Spreker geeft toe, dat het voor de betrokkene onge
lukkig is, doch zij heeft het vergeten en dient dus
ook zelf de schade te lijden. Dit is de kwestie die
er in zit, verder zat er niets tusschen.
Spreker vraagt of de heer Zandstra het voorstel
doet om het adres in handen te stellen van Burge
meester en Wethouders om prae-advies.
De heer Zandstra maakt er een voorstel van,
De Voorzitter vraagt, of het voorstel van den heer
Zandstra wordt ondersteund.
De heer De Boer„Ja".
Het voorstel van den heer Zandstra, om het adres
van mejuffrouw M. C. ten Bouwhuys in handen te
stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-
advies, wordt verworpen met 20 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heerenTiemersma, Dijkstra,
Zandstra en De Boer.
Tegen stemmen de heeren Visser, Terpstra, Fransen,
mevrouw BesuijenLindeboom, de heer Collet, mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Lautenbach.
Dijstra, Tulp, Van der Werff, Schaafsma, O. F. de
Vries, De Vos, IJ. de Vries, Postma, Oosterhoff, Van
Weideren baron Rengers, Schoondermark, Berghuis
en Jansen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om
het adres van mejuffrouw M. C. ten Bouwhuys af te
wijzen, wordt hierna met algemeene stemmen aange
nomen.
8. adres van H. G. Visser alhier, om vergunning
tot het leggen van rails van zijn kaaspakhuis aan
Achter Tulpenburg naar de Potmarge en daartoe
voor een deel van den openbaren weg gebruik te
maken.
Wordt ter afdoening in handen gesteld van Burge
meester en Wethouders.
9. adres van denzelfde, om hem in eigendom over
te dragen een stukje grond, groot 23 cA., grenzende
aan- en tot dusver abusief geacht te behooren tot
zijn perceel aan de Spanjaardslaan, kadastraal bekend
sectie E no. 2473.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders om prae-advies.
10. adres van de afdeeling Leeuwarden van den
Nederlandschen Federatie ven Bond van personeel in
openbaren dienst, waarbij een door haar aangenomen
motie, betreffende loonsverhooging der gemeente
werklieden, ter kennis van den Raad wordt gebracht.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
11. adres van de vereeniging „Plaatselijk Belang"
voor Hotel- en Koffiehuisbedrijven alhier, om indien
de kermis in 1920 drank vrij mocht worden gemaakt,
alsdan aan de vergunninghouders een redelijke schade-
j vergoeding toe te kennen.
Wordt bij de desbetreffende stukken gevoegd.
12. adres van D. Vuist, veehouder alhier om
A. van der Meulen te gelasten de rooilijn van het
door dezen te stichten gebouw aan den Kanaalwec,
waarvan de voorgevel het huis van adressant 2.90 m!
vooruitspringt, even zooveel achteruit te brengen, en
anders adressant eene schadevergoeding toe te kennen
van f 5000.—.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ter afdoening.
13. schrijven van het hoofdbestuur van den
Nederlandschen Bond van gemeente-ambtenaren be
treffende het toekennen van een behoorlijk loon aan
die ambtenaren en extra uitkeering van een maand
salaris.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
14. rapport der commissie voor de bezwaaischriften
tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, dienst 1919.
Heeft ter visie gelegen en is heden reeds onder I
behandeld.
15. dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel
d.d. 10 Juli 1919 tot verkoop van een door omlegging
van den weg Achter de Hoven vrijkomend terreintje
tusschen de Julianastraat en de Willem Lodewijk-
straat, waarvan de behandeling den 19 Augustus d.a.v.
is aangehouden, terugnemen en dat het hun voornemen
is op dat strookje grond een plantsoentje te doen
aanleggen.
16. dat Burgemeester en Wethouders aan J. Postma
en W. J. Simons in erfpacht hebben uitgegeven -f
258 M2. van het bouwblok M der terreinen tusschen
den Groninger Straatweg, het Kalverdijkje en het
Cambuursterpad, waarde 2064.—canon 103.20.
De punten 15 en 16 worden voor kennisgeving
aangenomen.
IV. Wordt ter tafel gebracht:
1. Het eerste suppletoir kohier van de plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, dienst 1919.
Heeft ter visie gelegen en is heden onder I be
handeld.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verlenging van den termijn van ontruiming van on
bewoonbaar verklaarde woningen.
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
3. Alsvoren tot wijziging der verordening op de
heffing van een plaatselijke directe belasting naar het
inkomen, dienst 1919 (gemeenteblad 1918 no. 25).
4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
op de amendementen van de heeren Zandstra en K.
de Boer en van den heer S. Dijstra op het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van
een verordening voor een op te richten buitengewone
school voor lager onderwijs (bijlagen 28, 86 en 44).
De punten 3 en 4 worden gedrukt als bijlage tot
het raadsverslag en bij de leden rondgezonden om te
zijner tijd te worden behandeld.
5. Alsvoren op het adres vande afdeelingLeeuwarden
en omstreken van den Economischen Bond om ten
behoeve van de inwoners dezer gemeente zoo noodig
van buiten, eventueel uit het buitenland, artikelen te
betrekken en deze voor de ingezetenen tegen den kos-
tenden prijs beschikbaar te stellen.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan H. Hartemink, leeraar in het teekenen aan de
Burgeravondschool, op zijn verzoek eervol ontslag als
zoodanig te verleenen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919. 281
7. Alsvoren om aan mej. E. Adama op haar ver
zoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan
gemeenteschool no. 5.
8. Alsvoren tot verhooging van het bij raadsbe
sluiten van den 23 Juli 1918 no. 308"/l67 toegekende
en bij raadsbesluit van 13 Mei 1919 no. 201B/118 ver
hoogde voorschot aan de Woningvereeniging „Leeu
warden" voor den bouw van 130 woningen aan het
Cambuursterpad.
9. Voordracht voor de benoeming van een onder
wijzer aan de gemeenteschool no 12 wegens uit
breiding van personeel:
1. W. J. Jouwersma, onderwijzer te Naaldwijk.
2. B Nijdam, onderwijzer te Midsland.
3. W. van Lingen, reserve 2e Luitenant te
Leeuwarden.
10. Aanbeveling voor de benoeming van een lid
der commissie tot wering van schoolverzuim, bedoeld
bij artikel 22, 2e lid sub 3 der Leerplichtwet, wegens
periodieke aftreding van H. Vijver.
1. H. Vijver.
2. S. Boonstra, onderwijzer aan de bijzondere
lagere school in de Kruisstraat.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
toekenning ten laste der loopende begrooting van
eene vacantietoelage van 25.per jaar aan ambte
naren en politiedienaren.
12. Nader voorstel inzake de stichting van een
gebouw voor wanbetalers aan Oldegalileën.
De punten 5 12 zullen in een volgende vergade
ring worden behandeld.
De Voorzitter deelt nog mondeling mede dat van
mevrouw Buisman Blok Wijbrandi is ingekomen de
volgende vraag
Ondergeteekende zou gaarne van Burgemeester en
Wethouders vernemen, of ook spoedig een prae-advies
is te verwachten naar aanleiding van het adres van
talrijke Leeuwarder ingezetenen omtrent een moge
lijke reorganisatie van de meisjes H. B. S. in ver
band met een door de Commissie van Toezicht bij
Burgemeester en Wethouders ingediend advies in
Juni 1918.
Spreker kan hieromtrent meedeelen, dat Burge
meester en Wethouders in de volgende vergadering
hierop zullen antwoorden.
Spreker wil thans nog een mededeeling doen om
trent de begrooting 1920.
Door een ongelukkig toeval is de begrooting nog
steeds niet bij de raadsleden rond gezonden. Was
alles normaal gegaan, dan was ze er de vorige week
Woensdag reeds geweest. Zooals men zal weten wordt
de begrooting nog steeds gedrukt te Amsterdam, om
dat de drukker aldaar speciaal is ingericht voor het
drukken van begrootingen en er de modellen voor
heeft. Nu zijn de copie, de proef en de revisie alle
heen en weer, per extra bestelling verzonden èn door
den drukker èn door de Secretarie.
Er is getelegrafeerd om de begrootingen met spoed
op te zenden en nu stopt de drukker ze in een kist
en stuurt ze niet als ijlgoed doch per Holland-
Friesland lijn, waardoor ze een week onderweg blij
ven. Men weet bovendien niet in welke boot de kist
zit. Gister zijn er 10 booten aangekomen, doch men
had 't zoo druk, dat men niet kon zeggen in welke
boot de kist zat. Als ze bovenaan zat, zou men ze
dadelijk kunnen krijgen. Doch nu zal natuurlijk blij
ken, dat de kist zit in de 10e boot en dan onderaan.
De heer Dijstra zou naar aanleiding van de laatste
mededeeling van den Voorzitter willen vragen„Neem
aan dat de begrooting vandaag wordt opgediept, zoo
dat men ze morgen kan krijgen, wanneer komt dan
de behandeling
De Voorzitter zegt, dat het plan was, ze vandaag
over een week te behandelen. De laatste berichten
waren, dat de kist vandaag of morgen zou komen.
Nu is het morgen Woensdag, er zou dan dus een
kleine week tusschen zijn.
De heer Dijstra vraagt, of er dan ook mogelijkheid
bestaat, om de behandeling op den volgenden Maandag
en Dinsdag te houden.
De Voorzitter zegt, dat het zal zijn op Dinsdag en
Woensdag aanstaande.
De heer Dijstra bedoelt een week later en dan op
Maandag en Dinsdag.
De Voorzitter zegt, dat 't hem gelijk is, doch dat
hij eigenlijk dacht, dat het aanstaanden Dinsdag ook
wel kon.
De heer Dijstra, zegt, dat als dat kan, hij dan niet
begrijpt, waarom vorige keeren dan altijd sectie-ver
gaderingen moesten worden gehouden. Als men geen
heel week kan afleveren, dan maar half werk, dat is
de consequentie waarvoor men zoo komt te staan.
De Voorzitter meent, dat de Raad dan maar moet
uitmaken, wanneer de behandeling zal plaats hebben.
De heer Oosterhoff ondersteunt de meening van den
heer Dijstra. Bij de begrooting zal heel wat komen
kijken. Een dag of 4 voor 't bestudeeren daarvan is
dan ook te weinig.
De Voorzitter wil er de heeren even attent op ma
ken, dat men aan den datum van 1 Januari is ge
bonden dan moet de begrooting bij Gedeputeerde
Staten wezen. Als het eenigszins kon, zal men 't
beste doen met de vergadering aan te houden op
Dinsdag 16 en Woensdag 17 December.
De heer Dijstra vraagt, of men zich ook vooraf bij
Gedeputeerde Staten zou kunnen vergewissen, of deze
de begrooting bepaald vóór 1 Januaii moeten hebben.
De heer Berghuis (wethouder) zegt, dat dit moet,
anders kan men het voorloopig besluit van Gedepu
teerde Staten, bestaande in de machtiging tot het
doen van de helft der uitgaven en om de helft der
inkomsten te innen, niet krijgen.
De heer Dijstra merkt op, dat wanneer men de
behandeling houdt op Maandag 22 en Dinsdag 23
December, men dan nog een week tijd overhoudt.
De heer Jansen vraagt, wanneer Gedeputeerde
Staten vergaderen.
De Voorzitter zegt, dat dit 's Donderdags is, doch nu
is het na den 23sten net eerste Kerstdag op Donderdag
en Vrijdags de tweede Kerstdag. Den Zaterdag kan
men dan ook wel weg rekenen, zoodat het de vraag
zal zijn, of Gedeputeerde Staten dan dit jaar nog
zullen vergaderen.
De heer Dijstra zegt, dat op 30 December de eerste
vergadering van de Provinciale Staten zal zijn, voor
de winterzitting. Best mogelijk dat Gedeputeerde
Staten op dezen dag ook nog als college vergaderen.