284 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919 voorstel best, doch zijn eenige vraag is, of Burge meester en Wethouders zeker weten, dat niet na een paar jaar of nog dit jaar er iets tusschen kan komen, wat den heer Broersma zou berooven van zijn per soonlijke toelage. Zoo, als op 't oogenblik staat, is daar geen gevaar voor. De heer De Boer zegt, dat de vrees bij hen is ont staan uit het geval van mevrouw .RademakerSmit. Deze had ook een persoonlijke toelage, welke door de rijksregeling ook is vervallen. De nieuwe wet be vat, meent spreker, ook de bepaling, dat er geen toeslagen meer op het salaris mogen worden verleend. Spreker zou er ook voor zijn, dat de zaak nog eens werd aangehouden, om beide gevallen eens te ver gelijken. De heer Berghuis (wethouder) begrijpt niet wat men bedoelt, als de Raad toch meegaat met 't voorstel, dat de persoon van Broersma een toelage moet hebben. Dan kan het voorstel toch worden aangenomen. Wat Wethouder Schoondermark zegt van het geval Rade makerSmit en het geven van een toelage voor buiten de schooluren gegeven lessen is toch voldoende. En al mocht het onverhoopt het geval worden, dat aan den heer Broersma de toelage werd ontnomen want al valt deze kwestie niet onder de wet-Do Visser, zij kan toch een volgend jaar weer vallen onder een andere wet, dan kunnen Burgemeester en Wet houders toch zeggen De toelage moet hij houden als het hem aan den eenen kant wordt ontnomen, dan moeten we het hem aan den anderen kant terug geven. Als die verklaring wordt afgelegd, is het toch zeker voldoende. De heer Zandstra kan er zich dan best bij neerleggen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene aangenomen. 5. (Agenda no. 8). Voorstel van Burqemeester en Wet houders tot vaststelling van eene rooilijn voor de bebou- wing van een gedeelte van den Oostersingel. Dit voorstel luidt als volgt: De Directeur der Gemeentewerken heeft ons bij schrijven van 20 October 1919, no. 1274/77f, een voorstel gedaan tot bepaling van de rooilijn langs den Oostersingel, voorzoover deze nog niet is vast gesteld. Zooals uit de hierbij gevoegde teekening blijkt wordt bedoeld het gedeelte van den Oostersingel, dat van de Tjerk Hiddesstraat (hoek gemeenteschool no. 11), in ongeveer oost-westelijke richting loopt. Van perceel sectie G no. 9862 af westwaarts tot aan den hoek Cambuursterpad, dient de rooilijn te worden aangegeven. Tegen het bepalen van die lijn als op de teekening in roode stippellijn aangeduid, bestaat noch bij de Commissie van Openbare werken, zooals blijkt uit haar brief van 7 dezer, noch bij ons eenig bezwaar, waarom wij Uwe Vergadering in overweging geven te besluiten de rooilijn aan het gedeelte van deD Oostersingel, loopende van de Tjerk Hiddesstraat naar het westen van het oostelijke punt van het kadastrale perceel sectie G no. 9862 westwaarts tot aan den hoek Cam buursterpad, te bepalen als op de bijgevoegde teekening in roode stippellijn is aangegeven. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake het doen van uitkeeringen volgens de Werkloosheidsverzekeringsnoodwet 1919. Dit voorstel luidt als volgt De „Werkloosheidsverzekeringsnoodwet 1919", partij trekkende van instellingen, welke in de moeilijke jaren, die achter ons liggen, nuttig hebben gewerkt, laat het Rijk werkliedenverenigingen met werkloozen- kassen in die mate stounen, dat aan werklooze leden eene uitkeering kan worden gegeven tot een bedrag, waarmede de noodzakelijke levensbehoeften kunnen worden bestreden. Is de reglementaire uitkeering, welke de vereeniging uit hare kas verstrekt niet hoog genoeg om het noodzakelijk levensonderhoud te be kostigen dan springt het Rijk bij. Voorgeschreven is, dat het reglement der kas door den Minister van Arbeid moet zijn goedgekeurd en voorts, dat de vereeniging de uitkeering tot een be paalden norm moet opvoeren. Dit zal bij reglements wijziging onder goedkeuring van genoemden Minister plaats hebben. Bij het begin van een nieuw boek jaar der vereeniging moeten ook de „uitgetrokkenen" weer als rechthebbende worden beschouwd, eventueel met inachtneming van een bepaalden wachttijd. Tot dat oogenblik wordt de volle uitkeering voor dezen door het Rijk gedragen. De Besturen der vereenigin- gen betalen de volle uitkeering (d i. het reglementaire bedrag de bijdrage van het Rijk) aan de werkloo- zen uit. In de kosten, welke het Rijk in dezen moet maken verhaalt het 50 °/0 op de gemeente. Het .is noodig op deze uitgaaf van 50 °/0 over een gedeelte van 1919 en voor 1920 te rekenen. Het wil ons voorkomen, dat uit den bestaanden en op de begrooting 1920 voorgedragen post: Uitkeering i en terugbetalingen aan het Rijk ten behoeve van werkloozenkassen de uitgaven kunnen worden ge kweten. Naast de bestaande kassen zullen nieuwe worden ingesteld, terwijl het verder zal voorkomen, dat categorieën van werklieden tot eene klasse wor den toegelaten, die tot nog toe waren uitgesloten. In deze gevallen is een nieuwe reglement of wijzi ging van het bestaande reglement noodig, waarop de ministerieele goedkeuring moet zijn verkregen, al vorens steun van Rijkswege kan worden gegeven. Wijl in vele gevallen niet met uitkeering kan worden gewacht tot die goedkeuring is verkregen, zijn hier overgangsmaatregelen noodig. Nu heeft de Minister van Arbeid bij circulaire van 8 November 1919 no. 217 A Z te kennen gegeven, dat de vereenigingen in dezen eene voorloopige regeling zouden dienen te treffen met de gemeenten en dat het Rijk in de door de gemeenten te maken kosten later 50 °/0 zou ver goeden. Na de goedkeuring der reglementen of wijziging daarvan loopt de zaak weer als boven voor bestaande kassen is aangegeven. Allicht, dat de Ministerieele goedkeuring op de reglementen met 1 Januari 1920 vorkregen zal zijn. In dat geval is alleen voor 1919 een bedrag noodig. De uitgaaf zou gevonden kunnen worden uit den post oorlogstoestand en de ontvangsten ter zake op den bestaanden post daarvoor verantwoord kunnen worden. Op grond van een en ander geven wij U alzoo in overweging te besluiten Burgemeester en Wethouders te machtigen de terug gaaf van kosten aan het Rijk ter zake van uitkee ringen aan werkloozenkassen te voldoen uit den post der begrooting voor 1919 „Uitkeering aan het Rijk ten behoeve van werkloozenkassen", volgno. 290, en de uitgaven te maken voor werkloozenkassen, waarvan de reglementen of wijziging van reglementen nog niet door den Minister van Arbeid zijn goedge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad keurd te voldoen uit de rekening van het nemen van maatregelen in verband met den oorlogstoestand, volgno. 355 en de ontvangsten ter zake te verant woorden op dezelfde rekening. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de Noorder Kynologenclub op een tweetal dagen in Juli 1920 een overdekt gedeelte van de veemarkt in gebruik af te staan voor het houden van een internationale hondententoonstelling. Dit voorstel luidt als volgt Van den Voorzitter der Noorder Kynologenclub, P. Attema Dzn. alhier, ontvingen wij het verzoek te willen bevorderen, dat de Veemarkt op een tweetal dagen in Juli den Zaterdag en den Zondag van de Leeuwarder Kermis voor het houden van een inter nationale hondententoonstelling beschikbaar wordt gesteld en wel het overdekte gedeelte. Dit verzoek bij U overbrengende, deelen wij U mede, dat tegen inwilliging daarvan, evenmin als in 1914, toen op een dergelijk verzoek bij Uw besluit van 10 Februari gunstig werd beschikt, bij ons bezwaren bestaan. Onder overlegging van het advies van den marktmeester der veemarkt die evenmin bezwaar heeft tegen de gevraagde vergunning, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan de Noorder Kynologenclub alhier, op Zaterdag 24 en Zondag 25 Juli 1920 kosteloos in gebruik af te staan het benoodigd gedeelte van de overdekte veemarkt voor een alsdan te houden hondententoon stelling, onder de volgende voorwaarden 1. op het terrein worden niet toegelaten honden, lijdende aan of verdacht van eene besmettelijke ziekte; 2. omtrent de indeeling van het terrein voor de tentoonstelling en de eventueele plaatsing van ge- gebouwtjes of voorwerpen, de opening en de sluiting, alsmede omtrent de bewaking van de dieren wordt overleg gepleegd met den marktmeester der veemarkt; 3. het in gebruik genomen terrein wordt door de club ten genoegen van Burgemeester en Wethouders behoorlijk gereinigd en zindelijk opgeleverd vóór den 28 Juli 1920 4. de kosten, aan de naleving van deze voorwaarden verbonden, komen ten laste van de club, en voorts op de bedingen, welke Burgemeester en Wethouders nog nader noodig zullen achten. De beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach verklaart zich een absoluut voorstander van Zondagsrust en begrijpt niet, dat het soort van menschen, dat zich de élite noemt, die iederen dag daarvoor den tijd hebben, nu juist den Zaterdag en Zondag kiezen voor deze tentoonstelling, 't Kon net zoo goed anders, op Maandag en Dinsdag of Woensdag. De heer De Boer meent, dat het motief van den heer Lautenbach niet opgaat. Al denkt deze zoo over den Zondag, daarom doet een ander dat nog niet ieder mensch heeft zijn eigen overtuiging daaromtrent. Ieder moet in dit opzicht vrij blijven, niet allen denken gelijk de heer Lautenbach en deze mag dan ook niet denken, dat hij een ander mag dwingen zijn richting te volgen. De heer Lautenbach zegt, dat hiervan eenige dwang geen sprake is. De gemeente moet een voorbeeld Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919. 285 geven, 't betreft hier niet een kringetje of een partij, 't Is Zondagsarbeid bij voorkeur, terwijl niet de minste noodzakelijkheid daarvoor aanwezig is. Daarom is spreker er tegen. De Voorzitter vraagt, of de heer Lautenbach een amendement op het voorstel wenscht in te dienen. De heer Lautenbach zegt, dat hij kan volstaan met tegen te stemmen. De heer IJ. de Vries wil, in aansluiting van 'tgeen door den heer Lautenbach is gezegd, zich tegen het voorstel verklaren. Niet, om de vrijheid der menschen te bekorten; ieder moet toch zelf weten, wat hij doen zalhij zal daar zelf ook verantwoording voor af moeten leggen. De kwestie is hier echter, dat er op Zondag gemeenteterrein wordt gebruikt en nu kunnen spreker en zijn partijgenooten hun sanctie niet ver- leenen aan Zondagsarbeid en Zondagsontheiliging. Daarom wenscht spreker stemming over het voorstel. De heer De Boer merkt nog op, dat het postperso- neel toch ook op Zondag werkt. De heer Lautenbach geeft te kennen daar ook tegen te zijn. Daarom laten zij bij hen aan huis ook niet op Zondag bestellen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in stemming gebracht, wordt met 16 tegen 8 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Terpstra, Fransen, mevrouw Besuyen-Lindeboom, de heer Collet, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Tulp, Tiemersma, Schaafsma, O. F. de Vries, De Vos, Zandstra, Oosterhoff, De Boer, Van Weideren baron Rengers, Schoondermark en Berghuis. Tegen stemmen de heeren Visser, Lautenbach, Dijstra, Van der Werff, Dijkstra, IJ. de Vries, Postma en Jansen. 8. Agenda no. 11). Voorstel van burgemeester en Wethouders tot verlenging van den termijn van ontrui ming van onbewoonbaar verklaarde woningen. Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit van den 8 December 1914 no. 428R/234 zijn de woningen Blokhuissteeg no. 31, Wis- sesstraat no. 22 beneden, no. 22 boven, no. 30 links boven en no. 40, onbewoonbaar verklaard. De termijn van ontruiming dezer woningen is ver lengd bij raadsbesluiten van 17 Augustus 1915 no. 301 r/ 145, 28 December 1915 no 498R/251, 15 Augustus 1916 no. 365R/175, 28 December 1916 no. 4129/299, 10 Juli 1917 no. 152a, 27 November 1917 no. 546R/256, 11 Juni 1918 no. 250R/113, 26 November 1918 no. 575R/256 en 27 Mei 1919 no. 229"/124, laatstelijk tot 8 December 1919. Blijkens mededeeling van den Gemeentelijken Inspec teur voor het Woningtoezicht alhier, bij schrijven van 7 November 1919 no. 363 zijn deze woningen nog niet ontruimd en wordt het niet raadzaam geacht, met het oog op het nog steeds bestaand gebrek aan woningen thans op ontruiming daarvan aan te dringen, zoodat verlenging van den termijn van ontruiming derhalve opnieuw noodzakelijk is. De Gezondheidscommissie voor de gemeente Leeu warden heeft zich blijkens haar advies, gegeven bij schrijven van 22 November 1919 hiermede kunnen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 4