288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919. De heer IJ. de Vries heeft ook de zaak gelezen en is ook eenigszins bekend met de menschen en toe standen in Blokhuissteeg no. 3. Ook hij zou in over weging willen geven, te besluiten den termijn van ontruiming van die woning niet meer te verlengen, omdat het geen woning is van een fatsoenlijk mensch. Zoo goed als voor de Bankvereeniging eenige woningen zijn afgebroken en voor die menschen plaats gevonden is, zal hier ook plaats worden gevonden. Daarom stelt spreker voor dsn termijn van ontruiming der bedoelde woning onvoorwaardelijk te bepalen op heden over 6 maanden. Zoodat dit uitstel voor de woning Blok huissteeg no. 3 beslist het laatste zal zijn. De Voorzitter vraagt den heer IJ. de Vries of deze een amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders wenscht in te dienen. De heer IJ de Vries wenscht dit een volgende maal, als weer verlenging mocht worden voorgesteld, voor bedoelde woning wel te doen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 9. \genda no. 12Prae-advies van B urne meest er en Wethouders op het adres van J. Oosterhoff om toe- kenning van pensioen als oud-wethouder der gemeente, overeenkomstig de bepalingen der verordening (gemeente blad 1914 no. 19), zooals die nader is gewijzigd. Dit prae-advies luidt als volgt Onder terugzending van het adres van 6 November j.l. van den heer J. Oosterhoff alhier, oud-wethouder dezer gemeente, houdende het verzoek hem overeen komstig de daarvoor bestaande bepalingen pensioen te willen verleenen, den lien d.a.v. in onze handen gesteld om prae-advies, hebben wij de eer aan Uwe Vergadering het volgende mede te deelen. De heer Oosterhoff werd in de raadsvergadering van 8 Januari 1907 tot wethouder verkozen, welke functie door hem den 22en Januari d a.v. werd aan vaard Hij bleef dit ambt onafgebroken waarnemen tot den eersten Dinsdag in September van dit jaar (2 September), toen hij. ingevolge artikel IX van de additioneele artikelen der grondwet, waarbij artikel 80 der Gemeentewet werd veranderd, met de andere raadsleden aftrad en dus tevens ophield Wethouder te zijn, terwijl zijn mandaat als zoodanig door den nieuw opgetreden Raad niet werd verlengd. De heer Ooster hoff is alzoo 12 jaar en 7 maanden wethouder geweest. Nu bedraagt het pensioen, volgens artikel 5 van de betrekkelijke verordening (Gemeenteblad no. 19 van 1914 en 39 van 1917) voor elke maand gedurende welke de betrekking van wethouder is bekleed 1/240 j van de laatst genoten jaarwedde, doch niet meer dan 2/s van deze jaarwedde De laatst genoten jaar wedde bedroeg 2000 het aantal maanden beloopt 151, zoodat het pensioen gesteld moet worden op j 240 X ƒ2000. of 1258 337a Per jaar. Het tweede lid van gemeld artikel 5 blijft buiten toepassing. De aanvraag is binnen 6 maanden, nadat het wethouder schap geëindigd is, ingekomen, zoodat het pensioen ingaat 3 September 1919 Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: aan den heer J Oosterhoff alhier gerekend met ingang van 3 September 1919 een pensioen als wethouder dezer gemeente ten laste van de gemeentekas te verleenen van 1258.3372 per jaar. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. igenda no, 13.) Voortzetting der behandeling van het prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de afdeeling Leeuwarden van den bond van ondervnjzeressen bij het Fröbelonderwijs om herzie ning van de salarisregeling van het personeel der ge meentelijke bewaarscholen (bijlage no. 43). De beraadslagingen worden heropend. De heer Schaafsma (wethouder) zegt, dat toen mevrouw BesuyenLindeboom op het voorstel een amendement had ingediend, Burgemeester en Wet houders hebben gevraagd, om het voorstel nog eens nader onder de oogen te mogen zien. Zij hebben dit gedaan, en zijn nu ook tot de conclusie gekomen, dat het bedrag van 400.voor de oppassters te laag is. Bij nadere beschouwing is ook nog gebleken, dat er een misverstand in 't spel is, zoodat het bedrag te laag geraamd is. Burgemeester en Wethouders hebben nu besloten aan de oppassters een uurloon te geven en wel een uurloon als ongeschoolde arbeiders, waardoor zij ko men op een salaris van 562.125 per jaar. Mevrouw Besuijen— Lindeboom meent dat, nu haar voorstel door Burgemeester en Wethouders is overge nomen en dit zelfs nog iets gunstiger voor de betrok kenen is uitgevallen, zij haar voorstel wel kan in trekken. De Voorzitter herinnert er aan, dat de Raad den vorigen keer bij de behandeling van het voorstel is gebleven bij punt II sub c. Dit punt wordt thans met algemeene stemmen vastgesteld, overeenkomstig de door den Wethouder Schaafsma toegelichte wijziging. Achtereenvolgens worden met algemeene stemmen vastgesteld punt III en onderdeel 2. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierna in zijn geheel met algemeene stemmen aangenomen. 11. Agenda no. 14.) Voorstel van de heeren L. Zand stra en R. de Boer om aan het nieuw te benoemen hoofd van gemeenteschool no. 11, zoodra aan die school een vacature onder het klasse-personeel ontstaat, het onderwijs in een vaste klasse op te dragen (bijlage'no. 46). De beraadslagingen worden geopend. De heer Zandstra deelt mede, dat naar aanleiding van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om bij wijze van proef het te benoemen hoofd aan school 11 een vaste klasse te geven, de heer De Boer en hij hun voorstel intrekken. De heer Visser zegt, dat in de 2e aljnea van het voorstel van Burgemeester en Wethouders in over- weging wordt gegeven een proef te nemen, om het te benoemen hoofd van school 11 een vaste klasse te geven. Men wil dat hoofd dus voor de klas plaatsen en nu zou spreker willen vragen, wanneer men de proef neemt, hoe men zal beoordeelen, hoe deze is geslaagd. Het lijkt spreker moeilijk met een dergelijk iets een proef te nemen, omdat men moeilijk kan constateeren of de proef al dan niet is geslaagd. Als men het hoofd voor de klas plaatst, belemmert men de controle in de school en wat komt er dan van de administratie terecht Daar moet toch zeker iemand voor zijn, en wanneer men nu zoo iemand gelijk de andere onderwijzers voor de klas plaatst, moet hij dat in zijn vrijen tijd waarnemen. Was het nu nog maar een gedeeltelijk ambulantisme, doch om nu deze proef te nemen aan een zoo belangrijke school als school 11 en daar het hoofd geheel voor de klas te plaatsen, daar zou spreker zich tegen willen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919. 289 verklaren. De op te roepen sollicitanten zullen ook weten dat zij zelf een klasse krijgen, en daardoor zal men dan ook niet die keur van sollicitanten krijgen 1 als wel gewenscht is. Ook uit dien hoofde verklaart spreker zich tegen het voorstel. De heer Dijstra meent, dat deze kwestie hier vaak genoeg aan de orde is geweest en waar het voor en tegen af en toe nog al eens ter sprake is gebracht, gelooft spreker niet, dat het noodig is, de zaken nog eens scherp tegenover elkaar te stellen. De oorzaak, althans naar het spreker voorkomt, van dit meegaand voorstel heeft het College niet te danken aan een wijziging van gedachten, doch de resultaten die nu anders zijn, dan ze zijn geweest bij de besprekingen van den vorigen keer, hebben hunne oorzaken in de resultaten van de stembus van dezen zomer. De heer Terpslra „Dat mag toch?" De heer Dijstra constateert alleen het feit, hij breekt niet af. Het College is nu van een andere samen stelling vroeger zou het voor die proef niet te vin den zijn geweest, nu is de meerderheid daar wel voor. En omdat spreker persoonlijk en hij vermoedt, dat ook een deel van zijn rechtsche kameraden zijn meening zal deelen het criterium van de zaak niet in die mate verplaatst acht, dat de toestanden zoo veel anders dienen te worden, maar voor hem nog steeds blijven gelden dezelfde bezwaren, die vroeger naar voren zijn gebracht, zal hij zijn stem niet geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar blijven bij dezelfde bezwaren ten opzichte van de afschaffing van het ambulant hoofd. De heer Jansen zegt, dat toeD hij den vorigen keer over de kwestie sprak, hij heeft gezegd, dat hij zou stemmen voor een proefneming met een niet ambu lant hoofd aan de op te richten school voor achter lijke kinderen. Sindsdien heeft spreker echter eeniger- mate de voelhorens uitgezet en geïnformeerd bij een 4 tal hoofden van scholen en een 6 tal onderwijzers en men heeft zich toen van alle 10 zijden tegen af schaffing van het ambulant hoofdschap verklaard. En wel omdat de toestand dan zoodanig zou zijn, dat aan een groote school vrijwel onmogelijk goed onder wijs kon worden gegeven, omdat de leiding ontbrak. En de administratieve arbeid is aan een groote school niet mogelijk of denkbaar zonder een ambulant hoofd. Daarom zal spreker zijn stem niet aan het voorstel geven. Bij een kleinere school zou spreker dat wel kunnen doen, doch hier moet hij tegen stemmen, om dat het een groote school betreft, waarbij het slagen van de proef hem vrijwel onmogelijk lijkt. Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi verklaart zich ook tegen het nemen van een proef, 't Is te gewaagd, mislukt ze, dan zouden de kinderen er de dupe van zijn geworden. Spreekster is het met den heer Jansen eens, dat het aan een school als school 11, waar toch ook door de ouders weinig of geen controle wordt uitgeoefend, een te gewaagde proef zou zijn. Werd dit voorstel gedaan ten opzichte van school 2, waar van men weet, dat door de ouders voortdurend con trole wordt uitgeoefend op de resultaten van het onderwijs, dan was er iets vóór te zeggen, maar aan school 11, waar het onderwijs geheel aan de onder wijzers is overgelaten, aan zoo'n groote school mag geen ambulant hoofd ontbreken. Het is dan een zaak van onmogelijkheid, dat de noodige controle wordt uitgeoefend en het contact blijft bestaan dat in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Daarom wil spreekster zich beslist tegen het nemen van de proef verklaren. De heer De Boer zegt, met stijgende verbazing mevrouw Buisman te hebben aangehoord. Mevrouw Buisman behoort tot de Vrijzinnig-democratische partij en de leider van deze partij, de heer Marchant, heeft in het begin van dit jaar in de uiteenzetting der partij beginselen dezen zin gebezigd „De democratie eischt, dat elke menschelijke kracht, die leeft in het volk, tot vollen wasdom en tot alge- heele ontwikkeling komtdat elke menschelijke kracht algeheel worde erkend en gewaardeerd. Dit is het wezen van de democratie, en eene staatkundige pai tij, die zich democratisch noemt, behoort daarnaar haar streven te richten." Dit beginsel van den heer Marchant komt ook voor in de beginselverklaringen betreffende de schoolzaak van den Vrijzinnig-democratischen bond. Mevrouw Buisman is nu als lid van dien bond lijnrecht in tegenspraak met het program, dat op een algemeene vergadering van dien bond is aangenomen. En spreker heeft in de verkiezingen niet gehoord, dat mevrouw Buisman het niet met haar bond eens is. Spreker leest het bedoelde program voor, hetwelk luidt als volgt „De Vrijzinnig-democratische bond houdt 20 en 21 Mei 1916 te Tiel zijn algemeene vergadering, waar behalve punten van ondergeschikt belang, ook aan de orde komt het rapport eener commissie omtrent wijzi ging van art. 21 der Onderwijswet. De commissie stelt de volgende conclusie voor I. In de wet worde vastgelegd, dat de j-egoling der schooltijden en der vacantiën, na ingewonnen advies van de schoolvergadering, aan de gemeente besturen worde opgedragen, onder goedkeuring van en met het recht van initiatief tot wijziging van het schooltoezicht. De regeling der interne schoolzaken worde aan de school gebracht of gelaten. II. De hoofdelooze school moet niet in het belang van het onderwijs worden geacht. Aan het hoofd der school staat iemand door de autoriteiten benoemd. III. De Wetgever verplichte de gemeentebesturen schoolvergaderingen in te stellen en te reglementeeren naar de volgende grondslagen a. Alle leden van het personeel zijn lid van de schoolvergadering. b. Ze hebben in die vergadering gelijke rechten. c. Ze zijn verplicht de vergaderingen bij te wonen (vakonder wijzers alleen wanneer zaken in behandeling komen, waarbij hun vak betrokken is). d. De schoolvergadering bestuurt de school. Haar besluiten moeten door alle leden van het personeel worden gevolgd. e. Ieder lid der schoolvergadering kan van een besluit in hooger beroep komen bij het gemeentebe stuur, casu quo het schooltoezicht. IV. Het hoofd der school is belast met toezicht op de richtige uitvoering van de besluiten der school vergadering en op de naleving der wettelijke voor schriften. Voor zoover het handelingen naar buiten betreft, voert hij de besluiten uit. V. De uitvoerende macht mag in geen enkel opzicht de schoolvergadering in haar wetgevende macht be perken. Er moeten wettelijke voorschriften worden gegeven om dit te voorkomen. VI. De benoeming van den onderwijzer sta niet onder den invloed van het hoofd der school. Deze regeling is aangenomen op de vergadering. Uit deze beginselverklaring, zegt spreker, volgt, wat de vrijzinnig-democratische bond wenscht, n.l. dat de leiding en regeling der schoolzaken wordt opge dragen aan de leerkrachten met elkaar, hetgeen ook de tegenstanders van het ambulantisme op de lagere scholen wenschen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 6