290 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919. Dezer dagen is een Haagsch schoolhoofd, mr. H. J. Zijlstra, te Utrecht gepromoveerd als doctor in de Staatswetenschappen o.a. op de volgende stellingen „Het Rijksschooltoezicht, zooals het onder de tegen woordige wet op het Lager Onderwijs is ingericht, voldoet aan geen enkelen eisch, die aan werkelijk toe zicht moet worden gesteldzooals het in titel VII van het ontwerp tot wijziging en aanvulling der Lager Onderwijswet wordt voorgesteld, zal het even min aan de eischen beantwoorden. Opdracht aan de autonome schoolvergadering van de regelgevende bevoegdheden, welke artikel 21 der wet op het Lager Onderwijs toekent aan het hoofd der school, is, behoudens de noodige controle maatregelen in het stelsel van het wetsontwerp- De Visseralle leerkrachten dezelfde bevoegdheid, in het belang van het onderwijs". Hier is dus een hoofd der school die promoveert op stellingen, waarin als beginsel de autonome school vergadering wordt verdedigd. In den Haag is na afloop der verkiezingen tusschen de rechterzijde en de sociaal-democraten een onder houd geweest over de samenstelling van een gemeen schappelijk program inzake de schoolkwestie. In dat program komt ook de rechterzijde o. a. tot de volgende regeling „Dadelijke invoering van een zevende leerjaar is gewenscht. Om paedagogische en financieele redenen is het wenschelijk dat het hoofd der school daadwerkelijk aandeel neemt aan het klasse-onderwijs". De heer Jansen „Dan hebben ze zich vergist". De heer De Boer vervolgt, dat de heer Jansen op- meikt, dat ze zich dan vergist hebben, doch dan zouden ze zich wel verdedigd hebben. 't Is ook een opvallend verschijnsel, dat de twee groote onderwijzers-vakvereenigingen, het N. O. G. en de Bond van Nederlandsche Onderwijzers, beide voorstanders zijn van afschaffing van het ambulantisme. Daartegenover staat slechts de kleine bond van hoofden van scholen en 't is feitelijk maar de kleine groep van hoofden, die het hoofdschap aanhangen, zooals dat thans nog bestaat. Spreker zou zeggen, dat de proef noodzakelijk ge nomen dient te worden het slagen of niet slagen dient te worden gerapporteerd door de schoolverga dering in overleg met het schooltoezicht. Mevrouw BuismanBlok Wij brandi wil den heer De Boer antwoorden, dat er een nieuw werkprogram in wording is bij den Vrijzinnig democratischen bond en dat daarop een amendement is ingediend tot af schaffing van het ambulantisme. Dit program had moeten worden behandeld in de algemeene vergade ring van dit voorjaar, doch de tijdis te kort geweest, zoodat het nog niet is aangenomen. Als lid van het hoofdbestuur zegt spreekster echter wel te zullen mee werken, dat dit amendement niet wordt aangenomen. Wat betreft de kwestie van de schoolvergaderingen, daar is spreekster het mee eens. Dat de schoolzaken ook gezamenlijk moeten worden behandeld en be sproken en de besluiten, door de schoolvergadering genomen, moeten worden uitgevoerd is ook spreek sters gevoelen, doch daar gaat het hier niet om. 't Gaat enkel om de kwestie of het hoofd een vaste klasse zal hebben of niet. En hoe kan de controle over het al of niet slagen van de proef door gemeentelijk toezicht nu goed zijn, waar de heer De Boer zelf zegt, dat dit toezicht heelemaal niet goed is. Als de proef wordt uitgevoerd, hoe kan dan de heer De Boer verwachten, als het toezicht veikeerd is of 't systeem daarvan niet deugt, dat een deugdelijk en degelijk rapport wordt gemaakt omtrent het al of niet slagen van de proef De heer Jansen zegt, dat de heer De Boer heeft uiteengezet, waarom hij een ambulant hoofd niet mo gelijk acht, doch spreker wil even het standpunt mededeelen van de hoofden en onderwijzers, welke hij gesproken heeft. Op zijn vraag, hoe de verhouding was tusschen het hoofd en de onderwijzers kreeg hij steeds ten ant woord uitstekend, zeer uitstekend zelfs. En op zijn vraag, waarom zij een ambulant hoofd noodzakelijk achtten, was het antwoord, dat deze o.m. aan de zeer jonge onderwijzers hulp en steun en leiding moet geven, welke leiding in de meeste gevallen door de betrokkenen zeer op prijs wordt gesteld. Ook de controle, die hij moet uitoefenen, de band, dien hij onderling dient te leggen om daarna een flink geheel aan de school te geven en verdere motieven pleiten alle voor een getemperd ambulantisme, waarbij het hoofd niet als een autocraat de persoonlijke vrijheid van zijn personeel mag aanranden. Met mevrouw Buisman voelt spreker ook veel voor de schoolvergadering, door welke tusschen het hoofd der school en de onderwijzers onderling een band van vriendschap kan gelegd worden. Een proefneming met afschaffiing van het ambulantisme aan een groote school als deze acht spreker echter niet gewenscht, omdat hier het kind wel eens het kind van de reke ning zou kunnen worden. De heer Dijstra heeft zoo pas in eerste instantie zich opzettelijk niet begeven op het terrein van ver dediging of afbreking van het ambulantisme. Hij heeft gezegd, dat het voorstel tot proefneming niet het ge volg is geweest van gewijzigde inzichten en bezwaren, maar wel het gevolg van de verkiezingen van dezen zomer. Spreker wou daar nog even aan herinneren en meent er de conclusie uit te mogen trekken, dat bij de samenstelling van het College niet in de eerste plaats het belang van de gemeente aan de orde is geweest. De heer De Boer heeft gezegd, dat in de gemeente Den Haag een gemeenschaps-program is tot stand gekomen tusschen de rechterzijde en de sociaal democraten. Spreker wil het niet tegenspreken, doch bij de behandeling der begrooting heeft de heer Duymaer van Twist te kennen gegeven, dat de be spreking niet in ernst had plaats gehad, maar als een koffiekamerpraatje beschouwd moet worden. Moet echter de bewering van den heer De Boer als juist worden aangenomen dan zou hieruit blijken dat de rechterzijde aldaar niet geheel naar behooren ge handeld heeft. Spreker wil er echter aan toevoegen, dat hij de verslagen van Den Haag steeds met be langstelling heeft gevolgd, maar daaruit niet heeft gelezen met zooveel vastheid als de heer De Boer, dat de rechterzijde met haar groot aantal punten in een bepaalde richting meegaat met de sociaal democraten. Misschien, dat de heer De Boer dat wel positief kan verklaren De heer De Boer wil in de eerste plaats mevrouw Buisman antwoorden, die heeft gezegd, dat in een van de stellingen van den heer Zijlstra wordt ver klaard, dat het schooltoezicht niet deugt. Spreker heeft ook niet gezegd, dat het rapport daaraan moest worden opgedragen, maar dat het moest uitgebracht worden door de schoolvergadering in samenwerking met dat schooltoezicht, omdat men dit nu ten eenen male niet kan negeeren, zoolang het bestaat. Tot zijn bevreemding heeft spreker gehoord, dat bij den Vrijzinnig democratischen bond weer bij de behandeling tot regeling der schoolzaken de afschaf fing van het ambulantisme op het program staat. Spreker wil constateeren, dat dit dan niet de eerste keer is. De geest van het program is echter dat de regeling van het toezicht en de uitvoering van de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1919. 291 besluiten der schoolvergaderingen wel aan het hoofd i Ier school, maar niet aan het ambulaat hoofd wordt opgedragen. De heer Jansen heeft gezegd, dat hij onderwijzers beeft gesproken, die het ambulant hoofd zoozeer op prijs stelden in verband met de leiding van de jonge onderwijskrachten. Dit motief gaat echter in de eerste plaats niet op en in de tweede plaats niet voor een stad als Leeuwarden. In de eerste plaats toch zijn er zeer weinig jonge onervaren onderwijzers, dat getal is buitengewoon klein. En wanneer zij leiding noodig hebben, dan zoeken zij deze niet in de eerste j plaats bij het hoofd der school, óiaar bij een oudere collega. Zoo geschiedt de leiding in de meeste ge vallen behalve enkele uitzonderingen n.l. bij die, die op een gemeenzamen voet met de hoofdonderwijzers weten om te gaan. In de tweede plaats geldt het motief niet voor de scholen in Leeuwarden, omdat een stad als Leeuwar den niet jonge onderwijzers behoeft aan te stellen, maar kan beginnen met onderwijzers op meer gevor derden leeftijd, menschen van 22 en 23 jaar, die reeds als ervaren leerkrachten beschouwd mogen worden. Dat argument, dat altijd wordt aangevoerd, kan dus ter zijde worden gelegd, dat is iets, waar een leeg loopend mensch zijn dag nog niet mee kan vullen. De heer Jansen heeft nog gezegd, dat de speciale taak van het hoofd der school is een band te leggen tusschen de leerkrachten, doch wanneer men krijgt de regeling der schoolvergaderingen zal die band door de schoolvergadering worden gelegd. De heer Jansen is tegen aanranding van de persoonlijke vrijheid van de onderwijzers, doch wanneer men heeft een ambu lant hoofd, die niet bevoegd is dwingend op te treden, dan is de liefhebberij er spoedig af. Wanneer de verschillende leden van den Raad tegen woordig waren geweest bij een vergadering onder leiding van den Wethouder van Onderwijs gehouden, hadden ze een sprekend document gehad van wat door een ambulant hoofd van het onderwijs wordt gemaakt. Spreker kent het voorbeeld van zoodanig hoofd, die absoluut buiten het onderwijs was komen te staan en niets wist bij te brengen dan wat studeer kamerwijsheid. Een niet overdreven voorbeeld van een ambulant hoofd is gedemonstreerd door den heer Zandstra. Dat hoofd meende, dat de deeling bij de breuken in een 20 tal bewerkingen werden gesplitst eu onderwezen, De onderwijzer voor de klas denkt er niet aan zulke dwaasheden te begaan, hij leert de kinderen gewoon deelen zonder kunstenmakerij en lacht 't hoofd, die dergelijke grappen wil invoeren en uit voeren, hartelijk uit en gaat toch zijn eigen gang. Doordat ze niet in geregelde aanraking komen met 't leven van de kinderen, weten de ambulante hoofden van 't onderwijs niets meer af en zijn niet meer in staat, dat te beoordeelen, We hebben nu een tijd gehad van fabricage van allerhande methodes, welke onder leiding van de ambulante hoofden reusachtige afmetingen heeft aangenomen. Zij konden hierin des te beter slagen, omdat ze in de meeste gevalen de leeraren waren, die de jonge onderwijzers hebben opgeleid. Dezen moesten dan de methodes probeeren ze zijn alle echter schitterend mislukt. De geest van den nieuweren tijd isweg met alle methodiekerij, en hij is niet voor de leiding van het ambulante hoofd. Een andere zaak, die spreker even op den voor grond wil stellen, is de kwestie van onderwijs geven zelf. Men zegt, dat er controle moet zijn, doch men stelt zich den toestand zeker niet goed voor. Wanneer men er zich toch even in dacht, zou men zeer spoedig andere gedachten krijgen. In Leeuwarden hebben we meest scholen met 6 of meer klassen. Wanneer nu een hoofd der school gaat controleeren over het onderwijs geven, zal hij voortdurend van de eene klas naar de andere moeten wandelen. En wanneer dit gebeurt, wanneer hij aanhoudend dan in de eene, en dan in de andere klas aanwezig is, wordt de goede gang van het onderwijs hierdoor niet bevorderd, maar geschaad. Het onderwijs geven is toch een zeer subtiele werkzaamheid, een wisselwerking tusschen onder wijzer en kind, en deze kan een storenden invloed niet verdragen, er kan niet voortdurend een toeschouwer worden geduld. Wat men in Leeuwarden en in andere plaatsen wel van het ambulantisme heeft zien groeien is een geweldige overlading van het kind. Wanneer men ziet, hoe het kind wordt beladen met groote massa's huiswerk, moet men zich al ergeren aan dat feit alleen, 't Is een wedstrijd om te kunnen schitteren met de beste school vanLeeuwarden. Men houdt geen rekening met wat het kind kan dragen de spanning in de kinderhersenen is meer dan verschrikkelijk, overlading is aan de orde van den dag. Wanneer de onderwijzer zijn gang ging, zon van huiswerk niet veel komen, dan werd er beter rekening gehouden met de draagkracht van het kind zelve. Doch thans is men bezig met een groote ver woesting van het kinderlijk intellect. Er wordt gezegd, dat men niet toe kan geven, dat het ambulant hoofd gemist kan worden, maar spreker wenscht er dan toch op te wijzen, dat in een groote massa scholen het ambulant hoofd niet bestaat. In de plattelandsscholen, in de groote scholen op de dorpen kent men die instelling niet en toch zal men met een gerust geweten kunnen verzekeren, dat het onderwijs op het platteland beter is dan in de steden, veel beter dan in de steden zelfs. In de groote steden komt men dan ook steeds meer van het ambulantisme terug en spreker gelooft stellig, dat het niet al te langen tijd meer zal duren, dat men het heele ambulantisme kan begraven. In Amsterdam is men met het nemen van de proef niet geslaagd, omdat de Amsterdamsche schoolhoofden de proef hebben gesaboteerd op een schandelijke manier toch gaat men met het afschaffen door. In den Den Haag wordt het ambulantisme afgeschaft en in Utrecht is men er mede begonnen. En wat de administratie van het hoofd der school betreft, deze is lang niet zoo reusachtig als 't wordt opgeschroefd, die kan best voor een week in een paar unr gedaan worden. Sprekers conclusie is en blijft dat het ambulantisme is een vergift voor het onderwijs, het moet worden afgeschaft en daarom moet deze proef worden genomen. De heer Visser zegt, dat het woord democratie is gebruikt, doch dat hij zich voorstelt, dat het minder democratisch is wanneer men het ambulant hoofd afschaft, dan dat het blijft. Spreker meent overigens, dat, wanneer men het systeem zou aanvaarden, dat door den heer De Boer wordt verkondigd, men komt te staan voor een utopie, een ideaal dat niet bewaar heid kan worden. Wanneer de onderwijzers zoo hoog zouden staan, dat toezicht en leiding onnoodig was, was de kwestie anders, thans kan spreker zicb op practische gronden niet met het voorstel vereenigen. Er moet zeker een autoriteit in de sohool zijn, de vrije uitleving van het individu in de school kan spreker niet goedkeuren. Wat betreft het onderwijs op het platteland en in de steden, de heer De Boer heeft zooeven de platte landsscholen geïllustreerd, doch voor spreker is het nog de vraag, of voor de steden mogelijk is, wat op het platteland gebeurt. Het meerendeel van de onder wijzers van het platteland toch is van een geheel anderen geest dan het korps onderwijzers in de steden. Wat in het bedrijf niet mogelijk is, kan in de school ook niet. Wanneer in de practijk demogelijk heid bestond, dat een vrij hoofd werd gekozen door de onderwijzers en deze een eigen klas had, wanneer dat kon, zou spreker er zich niet tegen verzetten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1919 | | pagina 7