b. indien weiland aan de huur wordt onttrokken
tusschen 5 Maart en 1 October behoeft voor het ont-
trokkene gedurende het loopende jaar geen huur
te worden betaald;
b. dat bij onttrekking aan de huur van een
gedeelte of van het geheel, waartoe het recht wordt
voorbehouden, zonder dat voorafgaande opzegging
noodig is, indien deze onttrekking geschiedt tusschen
5 Maart en 1 October van eenig huurjaar geen huur
is verschuldigd, en voorts op de bestaande of nader
noodig geachte voorwaarden.
7-1 Verslag van de handelingen van den
aangegaan en is ten deele in 1919 afgeloopon of zal
met 5 Maart of 12 Mei e.k. verstrijken.
Voorts werden aan genoemden Postma ingevolge
raadsbesluit van 27 Augustus 1918 no. 407"/196
verhuurd de perceelen weiland, gelegen bij den
Harlingertrekweg sectie D nos. 255 (ged) en 248.
Deze huur eindigde 1 November 1919.
De verhuring van de boerderij van Bergsma heeft
reeds opnieuw plaats gehad, ingevolge Uw besluit
van 27 Januari 1920 no. 30R/39.
Staphorsius, Postma en de Wed. Klopma hebben weder
inhuring van de bij hen in huur zijnde gronden verzocht.
Alvorens op die verzoeken in te gaan hebben wij
het advies ter zake ingewonnen van den deskundige
voor de gemeente-landerijen, wiens rapporten van
November 1919 wij hierbij aan U overleggen. Op
grond van die rapporten werden de huurprijzen
nader door ons bepaald en werd met de adressanten
overeenstemming verkregen, zoowel over den prijs
als over de verder aan de huur te verbinden voor
waarden. De huur van de boerderij bij Baensein, het
vorige jaar bedongen 3326.96) kwam ons naar den
tegenwoordigen stand met den deskundige te hoog
voor. Thans is deze bepaald op f 2000.
De huursom van de herberg „de Bleek" c a. kan
gelijk blijven aan die van het vorige jaar; het kampje
weiland, thans 177.10 doende, kan op 200.
gesteld worden. Als Uwe Vergadering zich met onze
plannen vereenigt, kan aan het verzoek van Joh.
Postma slechts ten deele worden voldaan. Wij stellen
voor de perceelen sectie D nos. 255 (ged.) en 248, resp.
groot 2.00.45 H.A. en 3.95.40 H A., thans een huur
gevende van achtereenvolgens 30.per pondemaat
en 663.96 in totaal, weder aan hem te verhuren voor
250.wat het eerste perceel aangaat en voor
925.wat het laatstgenoemde perceel betreft.
De twee overige perceelen. sectie G nos. 3657 en
3653 groot 1.85.30 en 2.17.10 H.A., door Postma in
huur gevraagd, zouden wij voor een jaar willen
verhuren aan S. A. v. d. Weide alhier voor 75.
por 363/4 are, zulks om dezen tegemoet te komen in
het verlies van grond, doordat de door hem gehuurde
landen aangewezen zijn voor het houden in het aan
staande voorjaar van de luchtvaarttentoonstelling
met daaraan verbonden vliegdemonstraties, uitgaande
van de N. V. Internationale Luchtvervoeronderneming
te Amsterdam. Door dit gebruik zal de opbrengst
van dat land dit jaar minder zijn dan de andere
huurjaren. Met van der Weide is overeengekomen
over 1920 de helft van de normale huur te betalen.
Bij het afstaan van den grond voor het houden van
de tentoonstelling is op een mindere huuropbrengst
gerekend. Het aan de gewone huur ontbrekende
wordt door de N. V. I. L. V. O. betaald.
De perceelen sectie G nos. 3658, 5763, 3655 en
3660 groot 3.39.60, 3.96.80, 2.34.50 en 1.63.60 H. A.
stellen wij ons voor publiek als bouwland te verhuren
en evenzoo het grasgewas van de perceelen kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie G nos. 10265,
9981, 9905 en 10266, zijnde nog niet uitgegeven
bouwterrein aan het tweede kanaalpand.
Het is van belang, ook voor de bewerking van den
grond, om de huurders, waar dit met de plannen der
gemeente in overeenstemming kan worden gebracht,
eenige vastheid te geven in de huur.
Daarom dachten wij aan Staphorsius en Postma
voor vijf jaar te verhuren, doch de herberg „De
Bleek" c.a. voor één jaar. Om die plannen in geen
enkel opzicht in den weg te staan, dient de gemeente
te allen tijde de vrije beschikking over de gronden
te kunnen hernemen, waarom alzoo het recht van
huuronttrekking moet worden voorbehouden.
Onder overlegging van de verder terzake betreffelijke
stukken hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten
van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920.
I. aan G. Staphorsius alhier ondershands te verhuren
voor 5 jaar ingaande 5 Maart/12 Mei 1920 en eindigende,
voor wat het bouwland betreft na het rispen van
de vrucht, uiterlijk 20 October 1925 en voor wat het
weiland aangaat 5 Maart 1924 en voor de huizinge
c.a. 12 Mei 1925, de perceelen kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie D no. 1392 als weiland
en nos. 1022 en 1023 als bouwland, achtereenvolgens
groot 1.59.10, 2 07.00 en 2.20.50 H. A., met de daarbij
behoorende huizinge, stalling en schuur, gelegen om
en bij de villa Baensein voor wat het weiland betreft
voor 100.per 363/4 Are, het bouwland voor 120.
per 363/4 Are en huis c.a. voor 250.in het geheel
alzoo voor 2000.per jaar, onder voorwaarde
1°. dat bij onttrekking aan de huur van een gedeelte
of van het geheel waartoe het recht wordt voor
behouden, zonder dat voorafgaande opzegging noodig
is het volgende zal gelden
a. indien bouwland aan de huur wordt onttrokken
tusschen 15 Maart en 20 October van eenig jaar zal
worden vergoed de helft van de huur van dat
gedeelte benevens de door 2 deskundigen te schatten
werkelijk gemaakte kosten voor bewerking, toezaaiïng
e.d. terwijl bovendien voor het loopende jaar geen
huur is verschuldigd, voor wat betreft dat gedeelte
indien bouwland aan de huur wordt onttrokken
tusschen 20 October en 15 Maart van eenig huurjaar
zal worden vergoed alleen de kosten van bewerking
en eventueele toezaaiïng gemaakt sinds 20 October
tevoren, te schatten door twee deskundigen
c. indien het huis c a. aan de huur wordt onttrokken
zal slechts verschuldigd zijn de huur tot resp. den
12 November of 12 Mei tevoren
en verder op de bestaande of nader door Burge
meester en Wethouders noodig geachte voorwaarden.
II. aan Joh. Postma alhier ondershands voor den
tijd van 5 jaar, gerekend met ingang van 1 November
1919, te verhuren de perceelen weiland kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie D no. 255 (ged.)
en no. 248, achtereenvolgens groot 2 00.45 H. A. en
3.95.40 H. A. voor f 250.en f 925.of samen
voor f 1175.per jaar, onder voorwaarde
a. na 12 November geen ander vee in het land
te weiden dan schapen
III. aan B. de Boer, wed. G. P. Klopma alhier,
ondershands te verhuren voor één jaar, van 5 Maart/12
Mei 1920 tot 5 Maart/12 Mei 1921 de herberg „De
Bleek" met hieminge, wagenhuis enz. vormende het
noordelijk deel groot 0.31.22 H. A. van het perceel
kadastraal bekend gemeente sectie F 2589 voor J 750.
en het gedeelte van het perceel weiland van die
sectie no. 1291 voor zoover het niet noodig is voor
straataanleg voor 200.op de voor de loopende
huur geldende voorwaarden.
IV. aan S. A. van der Weide alhier ondershands
te verhuren voor den tijd van één jaar, ingaande
5 Maart 1920, de perceelen weiland gelegen nabij den
weg Achter de Hoven, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden, sectie G nos. 3657 en 3653, onderscheiden
lijk groot 1.85.30 en 2.17.10 H. A. voor 75.— per 36s/4
Are op de door Burgemeester en Wethouders te stellen
voorwaarden en te bepalen, dat in afwijkingvan het
raadsbesluit van 28 Januari 1919 no. 35R/22 voor het
huurjaar van 5 Maart 1920 tot 5 Mei 1921 genoegen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920. 75
wordt genomen met de betaling van de halve huursom
voor de thans door dezen gehuurde landerijen.
V. Goed te vinden
dat de perceelen kadastraal bekend gemeente Leeu
warden sectie G nos. 3658, 5763, 3655 en 3660 groot
3.39.60, 3.96.80, 2.34.50 en 1.63.60 H. A. voor 5 jaar als
bouwland en het grasgewas van de perceelen kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie G. nos. 10265,
9981, 9905 en 10266 zijnde nog niet uitgegeven als
bouwterrein aan het 2e Kanaalpand publiek worden
verhuurd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra, ofschoon zich over 't geheel wel
met het voorstel kunnende vereenigen, wenscht toch
enkele kleine opmerkingen te maken. Spreker wil er
dan in de eerste plaats op wijzen, dat het vrij gere
geld voorkomt, dat de gronden van de gemeente
feitelijk te laat, wat het jaargetijde betreft, worden
verhuurd. Spreker wilde nu de opmerking maken,
dat dit bezwaar wel is te ondervangen, als men de
wijze volgt, waarop door verschillende gemeenten en
door verschillende particulieren wordt verhuurd. Dit
geschiedt op de volgende manier. Als men land voor
5 jaar verhuurt, dan zorgt men de volgende verhu
ring te doen plaats hebben in het 4e jaar; dit is ook
bij boereplaatsen en gardenierstuinen van belang.
Wanneer een pachter in zijn laatste huurjaar is en
hij weet niet of hij 't land houden kan, dan bouwt
hij wat er af te halen is en van bemesting komt
niets terecht. Weet hij in 't 4e jaar dat hij 't houden
kan, dan is dat in aller belang. Spreker meende dezen
wenk te moeten geven aan het college van Burge
meester en Wethouders, opdat zij die zaak eens onder
de oogen kunnen zien en omdat het bij opvolging
voorkomt, dat de verhuringen aan den laten kant zijn.
Dan wou spreker een opmerking maken over ver
huring van de herberg „De Bleek", niet zoozeer over
de verhuring van de herberg, maar wel over het
kampje weiland daarbij.
We hebben hier in Leeuwarden een geweldig ge
brek aan speelplaatsen voor kinderen en nu heeft
het sprekers aandacht getrokken, dat er veel kinderen
spelen daar bij den Groningerstraatweg. Door het
druk verkeer met fietsen, auto's, wagens, enz. is het
daar echter verre van ongevaarlijk. Daarom wil spreker
voorstellen dat kampje weiland niet te verhuren, maar
het disponibel te stellen voor de jeugd. Het kan be
trekkelijk blijven zooals het is alleen zal men een
brugje over de sloot moeten slaan. De kinderen
hebben dan een betere gelegenheid om te spelen dan
op den drukken straatweg. Er komt hier nog bij de
kwestie, dat de kinderen niet op de openbare straat
mogen spelen. Spreker zou hier nu een proef willen
nemen, door dat land disponibel te stellen voor de
jeugd. Het brengt anders maar 200.huur op,
dus het is ook niet een dure geschiedenis. Als men
daar dan nog een kleine hoop zand op brengt is er
ook meerdere speelgelegenheid voor de kleineren.
Spreker wil daarom voorstellen de verhuring van
het kampje weiland bij de herberg „De Bleek" aan
te houden.
De heer Lautonbach merkt op, dat hij er bij de
behandeling der begrooting ook reeds op gewezen
heeft, dat de sloot, die het bedoelde kampje weiland
scheidt van den Groningerstraatweg, al lang in ge
bruik is bij de jeugd, die daar allerlei toeren uithaalt,
ook op het land zelve. Het voorstel van den heer
Dijkstra is dan ook overbodig, want de kinderen
maken al geregeld gebruik van het land, tot groot
ongerief van de huurders.
Door wat de heer Dijkstra wil zal men echter de
verhuring van de geheele herberg onmogelijk maken,
omdat de menschen dan geen stalruimte meer hebben,
't Is daar toch al zoo'n ruïne, laat men het liever
nog een poosje laten loopen de doorreed is op liet
punt van bezwijken en de achterdeel is ook een
rommelzooi. Wanneer men nu van de herberg „De
Bleek" het land afneemt, kunnen de menschen geen
paarden meer stallen; practisch is dat dus zeer moeilijk.
De heer IJ. de Vries zou willen vragen waarom
Burgemeester en Wethouders niet ingaan op het
voorstel van deskundigen om perceel 3658 en andere
niet bouwland te laten, maar in den staat van weiland
terug te brengen.
De Voorzitter zegt dat de heer Dijkstra volkomen
gelijk heeft, dat de verhuringen wat laat zijn gewor
den. De oorzaak hiervan is, dat de verhuringen des
tijds voor den tijd van één jaar zijn aangegaan. De
bedoeling is echter nu ook om voor 5 jaar te ver
huren, mits Burgemeester en Wethouders het recht
hebben, het land te ontrekken aan de huur, wanneer
de gemeente het noodig heeft.
Verhuring in het 4e huurjaar is algemeen gebrui
kelijk in Friesland; wanneer de bouwboer in Novem
ber voor het voorlaatste jaar huur betaalt, praat hij
daarover met zijn landheer, 't Zal zeer zeker ook
goed zijn deze gewoonte bij de gemeente toe te
passen. De bedoeling is echter reeds om voor den
tijd van 5 jaar te verhuren, dan weten de huurders
in ieder geval dat ze er 5 jaar recht op hebben,
tenzij natuurlijk de gemeente de gronden tusschentijds
voor eigen gebruik noodig heeft. Daarvoor is dan
ook een bepaling onder de voorwaarden opgenomen,
zoodat het de gemeente te allen tijde mogelijk is
de gronden wederom in handen te krijgen.
Wat betreft de vraag van den heer De Vries,
waarom perceel 3658 en andere niet als weiland maar
als bouwland zijn verhuurd, kan spreker antwoorden,
dat over deze perceelen met den deskundige nader
is gesproken en dat door dezen zeer groote bezwaren
daartegen worden aangevoerd. De opbrengst, bij veran
dering dezer perceelen weer tot weiland, zal zeer ge
ring zijn, vooral de eerste jaren en 't zou dan nog
door een goeden boer en deskundigen huurder moeten
geschieden om dit bouwland weer als weiland aan
te leggen. Misschien zou het dan over 10 jaar weer
goed grasland zijn, doch laat men eens aannemen
dat dit het geval is ofschoon men lang geen
zekerheid heeft dat het weer zoo goed zal zijn als
het vroeger geweest is dan zal Leeuwarden zich
wel zoozeer hebben uitgebreid, dat men het land
voor die uitbreiding noodig heeft. Nu die perceelen
dan ook eenmaal omgebroken zijn of ze wel ooit
omgebroken hadden moeten worden, omdat ze onge
schikt zijn voor bouwland, is natuurlijk een andere
kwestie hebben Burgemeester en Wethouders ge
dacht, het zoo maar te moeten laten blijven, omdat
zij de overtuiging hebben, dat de gemeente later het
land toch zelf noodig heeft. Dat is dus de bedoeling
en ofschoon direct erkend wordt, dat het land als
weiland beter op zijn plaats is dan als bouwland,
meende het college, dat het moeilijk is, nu het een
maal bouwland is, om het nu weer om te werken tot
weiland.
Wat betreft de kwestie van de herberg „De Bleek",
daarvan geschiedt de verhuring voor 1 jaar. Indien
de Raad op het voorstel van den heer Dijkstra mocht
ingaan, zou spreker in overweging geven ook niet
thans tot verhuring van de herberg over te gaan,
maar de geheele verhuring nog aan te houden. Spreker
vreest toch dat de huurster zeer groote bezwaren
tegen inhuring van de herberg zal hebben, wanneer