Veroadtrins van Dinsdag 9 Maart 1920. 90 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1920. De Voorzitter zegt dat Burgemeester en "Wethou ders over hun plannen in de toekomst geen verant woording willen afleggen. Spreker gelooft echter dat de Raad daar zeker recht op heeft om dat voortdurend te weton. En hg zou wel eens willen weten, of de Raad het daarmee eens is of niet. De heer Schaafsma (wethouder) vraagt hierover niet het woord, omdat hij theoretisch het niet met de beschouwingen van den Voorzitter eens is, maar hij meent, dat deze wel iets te veel aan de theorie hier vasthoudt. Waar deze ernstige vraag van den heer Dijkstra hier is gesteld, meent spreker, dat er te weinig aandacht aan de practijk is geschonken. Het bezetten van een openbaar ambt zou hier op een zeer eigenaardige wijze geschieden, door de handelwijze van de betrokken schoolhoofden, zooals naar voren is gebracht. Nu is het waar, collectief weten Burgemeester en Wethouders niets van deze zaak af, maar het is toch zeker wel in het algemeen belang dat dergelijke zaken hier en bij de burgerij de ronde doen, de eigenaardige wijze van doen, waarop mej. Fischer de vaceerende plaats aan een vriendin voorbereidde. Spreker meent dat de raadsleden het recht hebben om over den algemeenen gang van zaken Burgemees ter en Wethouders te interpelleeren en zoo ook om hier aan de andere sollicitanten recht te laten weder varen. Ook wanneer dergelijke zaken nog niet zijn besloten hebben de raadsleden wel het recht om hier over te interpelleeren. De heer Fransen„We zullen dus in 't vervolg genoodzaakt zijn om over alle kletspraatjes in de stad te interpelleeren". De heer Dijkstra „U moest niet over kletspraatjes spreken". De Voorzitter beroept zich op art. 33 der Gemeente wet, dat Burgemeester en Wethouders alleen verant woording schuldig zijn voor hun daden. De heer De Boer„Plannen maken zijn ook daden, mijnheer de Voorzitter De interpellatie wordt gesloten. V. 21. Agenda no. 20). Rapport der Commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften in eersten aanleg tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting op het inkomen, dienst 1919. Ter behandeling van dit punt wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, de vergadering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1920. 91 Tegenwoordig 21 leden, te weten de heeren Oos- terhoff, Schaafsma, O. F. de Viies, Van Weideren baron Rengers, Dijkstra, Terpstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Lautenbach. Tiemersma, Nijholt, De Boer, Fransen, De Vos, Dijstra, Postma, Van der Werff, Collet, Berghuis, IJ. de Vries, Jansen en Schoondermark. Afwezig 4 leden, waarvan met kennisgeving de heeren Zandstra en Tulp, zonder kennisgeving me vrouw BesuijenLindeboom en de heer Visser. Voorzitterde heer Jhr. mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Wordt medegedeeld: 1. dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft goedgekeurd het raadsbesluit d.d. 27 Januari 1920 no. 53R/15 tot aanvulling der verordening omtrent het getal en de jaarwedden der leeraren enz. aan het gymnasium 2. dat Gedeputeerde Staten a. hebben goedgekeurd de raadsbesluitend.d. 22/29 December tot wijziging der gemeente-begrooting, dienst 1919, tot het aangaan van een tijdelijke geld- leening voor eventueel benoodigd kasgeld de gemeente-begrooting, dienst 1920, en het raads besluit d.d. 22/29 December betreffende belegging op de grootboeken der Nat. Schuld van de ontvangen sommen wegens afkoop van grondpachten, onderhoud van grafzerken enz. d.d. 10/24 Februari 1.1. betreffende ruiling, koop en verhuring van terreinen nabij den Harlingerstraatweg. De mededeelingen 1 en 2 sub a worden voor ken nisgeving aangenomen. b. niet hebben goedgekeurd: 1. het raadsbesluit d.d. 24 Februari 1920 no. 11 tot wijziging der begrooting voor 1919, aangezien daaronder is opgenomen een post „uitgaven terzake van een uitkeering over 1919 van een toelage ineens aan den secretaris en aan den ontvanger der gemeente", waarmede zij zich, als eene tijdelijke verhooging van de jaarwedden van die ambtenaren, niet tot stand gekomen op de wijze, voorgeschreven bij de artikels 104 en 107 der Gemeentewet, niet kunnen vereenigen 2. het raadsbesluit d.d. 23 September 1.1. no. 395R/206, gewijzigd bij besluiten van 11 November 1919 no. 491R/259 en 10 Februari 1920 no. 78R/34, betreffende regeling van de wijze van uitbetaling der jaarwedden van de onderwijzers enz. Burgemeester en Wethouders stellen voor van de besluiten sub b, 1 en 2, in hooger beroep te gaan bij Hare Majesteit de Koningin. Dienovereenkomstig wordt besloten. c. voor kennisgeving hebben aangenomen het raads besluit d.d. 27 Januari 1.1. tot vaststelling eener ver ordening, regelende de samenstelling en den werkkring van de Commissie van bijstand voor het bedrijf der gemeentereiniging 3. schrijven van den Minister van Waterstaat d.d. 24 Februari 1.1. no. 314, zulks naar aanleiding van het raadsbesluit van 9 September 1919, waarbij wordt medegedeeld, dat maatregelen betreffende opheffing van de hinderlijke stremming in het verkeer over den spoorwegovergang in de Schrans niet behoeven te worden genomen dat toch in het tijdvak van Juli tot en met 25 October j.l. deze overweg slechts eenmaal 8 minuten gesloten bleef, terwijl van 26 October tot en met 1 November j.l. volgens controle die overweg voor voetgangers van 1 tot 5 minuten en voor voertuigen van 3 tot 10 minuten gesloten is geweest en de sluitingen gedu rende 5 en 10 minuten slechts tweemaal voorkwamen. 4. rapporten omtrent de samenstelling van het gas der gemeentelijke gasfabriek ingevolge de toezegging, gedaan in de raadsvergadering van 29 Mei 1916. De mededeelingen 2 sub c, 3 en 4 worden voor ken nisgeving aangenomen. 5. het verslag van do commissie tot wering van schoolverzuim over 1919. 6. bet verslag van den toestand van het Middel baar Onderwijs over het jaar 1919. De verslagen onder de punten 5 en 6 liggen nog eenigen tijd voor de leden ter visie. 7. adres van het bestuur der afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van Abstinentstudee- renden om voor hunne bijeenkomsten gebruik te mogen maken van een daarvoor geschikt lokaal van de school voor Middelbaar Onderwijs voor meisjes. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wet houders om prae-advies. 8. adres van de afdeeliugen Leeuwarden van de Vereeniging van hoofden van scholen in Nederland, den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en het Nedor- landsch Onderwijzersgenootschap, waarbij adhaesie- betuigiug wordt verzocht met een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal omtrent wijzigingen, bij de behandeling van het ontwerp der wet tot regeling van het lager onderwijs daarin aan te brengen. Burgemeester en Wethouders stellen voor de ge vraagde adhaesie te betuigen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Schoondermark (wethouder) wou met een enkel woord dit voorstel van Burgemeester en Wet houders, om adhaesie te betuigen, toelichten en wil dan meedeelen, dat het hierbij niet de bedoeling is wat de cijfers direct zelf betreft, omdat dit een ge vaarlijk principe is, maar omdat Burgemeester en Wethouders inzien, dat wanneer de salaris-regeling van de onderwijzers niet verbeterd wordt, dat dan die zaak spaak loopt. Spreker kan o.a. nog meedeelen, dat er jaarlijks 20 leerlingen als kweekelingen na vergelijkend examen kunnen worden toegelaten op elke Rijkskweekschool. Terwijl er zich vroeger voor elke kweekschool ge middeld 80 candidaten aanmeldden komen er thans maar 14 candidaten meer, waar plaats is voor 20. Zoo is het nu. Daaruit blijkt wel, dat de liefheb berij, om onderwijzer te worden, zeer is verminderd, mede als gevolg van de niet voldoende salarieering De heer Fransen: „En van de advertentiën De heer Schoondermark (wethouder) Dat is hoofdzakelijk de oorzaak van het voorstel van het college, om adhaesie te betuigen aan dit adres. De heer Dijstra kan tot op zekere hoogte met de redeneering van den Wethouder van Onderwijs mee gaan. Alleen gelooft hij dat de combinatie, die hier is gelegd, niet op juiste gronden rust. Er zijn hier twee zakener blijkt een tekort te zijn aan onder wijskrachten en er is een actie voor salaris-verhoo ging voor de onderwijzers. Nu gelooft spreker wel, dat die salarissen op 't oogenblik niet zoo zijn, dat in 't algemeen daarvan gezegd kan worden, dat ze voldoende zijn, maar het schijnt hem toch toe de Wethouder van Onderwijs heeft het ook reeds gezegd dat het gevolg van deze adhaesie-betuiging zal zijn, dat men een gevaarlijk punt schept en dat de Raad niet voldoende gedekt is door de bewering van het college, dat de adhaesie-betuiging niet direct be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 1