124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920.
Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
op het voorstel-Nijholt wordt met 13 tegen 10 stemmon
aangenomen, zoodat het voorstel-Nijholt is verworpen.
Vóór stemmende heeren Lautenbach, Visser,
Dijstra, Tulp, Van der Werff, mevrouw Buisman-Blok
Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Van Welderon baron
Rengers, De Vos, IJ. de Vries, Postma, Jansen en
Sehoondermark.
Tegen stemmende heeren Dijkstra, Tiemersma,
Schaafsma, Zandstra, Terpstra, O. F. de Vries, Nij-
holt, mevrouw Besuijen-Lindeboom en de heeren
De Boer en Collet.
17. (Agenda no. 18). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de Leeuwarder Jeugd
commissie om gebruik van gemeente-lokalen, c. q. met
apparaten voor bioscoopvertooningen enz. of toekenning
van een subsidie van f 500.
Dit prae-advies luidt als volgt
De Leeuwarder Jeugd-commissie, ingesteld door de
organisatie der sociaal-democratische arbeiderspartij
en de moderne vakbeweging alhier en ten doel heb
bend zooveel mogelijk te voorzien in de behoefte aan
ontwikkeling en ontspanning van jongelieden tusscheu
13- en 18-jarigen leeftijd, zoowel meisjes als jongens
die de lagere school hebben verlaten, vraagt bij adres,
den 14en October 1919 in onze handen om prae-advies
gesteld, haar gratis de beschikking te geven over een
gemeentelokaal, dat geschikt is om tijdelijk ingericht
te worden voor een verblijfplaats voor de jongeren
en over lokalen, geschikt voor het houden van lessen,
cursussen en leesavonden de commissie in de gelegen
heid te stellen door beschikbaarstelling van localiteiten
en apparaten bioscoop-vertooniugen te organiseeren
of, als een en ander onmogelijk is, een subsidie van
500.uit de gemeentekas.
Uit de bij het adres, waarmede inmiddels nog
instemming is betuigd door de plaatselijke afdee-
ling der Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing
van alcoholhoudende dranken, gevoegde bescheiden
stippen wij nog aan, dat het algemeene doel der
jeugdorganisatie is de algemeene opvoeding en ont
wikkeling van jonge lieden van 16 18 jaar ter plaatse,
welke, inzonderheid voor do ouderen onder hen, zal
strekken tot een meer directe voorbereiding tot het
actief en doelbewust deelnemen aan de maatschappe
lijke taak der arbeidersklasse.
Hierdoor hoopt men tegen te gaan het stijgen der
jeugdcriminaliteit. Aan de geestelijke en lichamelijke
ontspanning, die het werk der commissie aanbiedt,
waaronder ook goede bioscoopvoorstellingen een be
langrijke plaats innemen, hebben in korten tijd 350
jongens en meisjes deelgenomen. Of de commissie
haar werk kan uitbreiden, met name of cursussen in
handenarbeid en in naaien of lees- en muziekavonden
kunnen worden gehouden, hangt af van de beschik
baarstelling van meer locaalruimte dan waarover de
commissie nu de dispositie heeft. De overgelegde be
grooting toont aan, dat aan de te ontvangen contri
buties, subsidies en donaties nog 790.ontbreekt.
Het lijkt ons verantwoord, gelet op het nut, dat
door de jeugd-commissie wordt gesticht zij laat de,
althans de tot hare politieke gezindheid behoorende,
jeugd hare ledige uren gepast en opbouwend door
brengen dat de gemeente in dit tekort voor 1920
de genoemde som van 500.bijdraagt nu inwilli
ging van het andere gedeelte van het verzoek, be
schikbaarstelling van locaalruimte, c. q. ook met ap
paraten voor bioscoopvoorstellingen, thans op bezwaren
stuit.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
aan de Leeuwarder jeugd-commissie voor het jaar
1920 een subsidie van 500.uit de gemeentekas
beschikbaar te stellen, onder voorwaarde, dat de re
kening over dat jaar later aan Burgemeester en Wet
houders wordt ingezonden en een lid van den Raad
voor 1920 aan de commissie wordt toegevoegd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos zal niet ingaan op de argumentatie
van Burgemeester en Wethouders om aan de Jeugd
commissie een subsidie te verleenenzijn oordeel
daaromtrent moet ieder maar voor zichzelf uitmaken.
Daar staat nog in het prae-advies „zij laat de,
althans de tot hare politieke gezindheid behoorende,
jeugd hare ledige uren gepast en opbouwend door
brengen ook dat zal spreker laten zooals het is.
Maar de kwestie, waarom spreker zich niet met dit
voorstel kan vereenigen, is, dat het hem voorkomt,
dat dit geen zaak is ten algemeenen nutte of in het
algemeen belang. Indertijd heeft de Raad een verzoek
gehad van „Pro Juventute", een vereeniging, die wel
is in het algemeen belang, een neutrale zaak, die
werkt ten algemeenen nutte en die in ieder geval op
een gemeentelijk subsidie, als dit mogelijk was, aan
spraak zou kunnen maken. Spreker is toon echter de
eerste geweest, die heeft gezegd, dat de gemeente
daar niet op in moest gaan, omdat zijn meening was,
dat de gemeente zich daarmee, wanneer het verzoek
werd ingewilligd, op een hellend vlak begafer zijn
dan toch zooveel verschillende vereenigingen, die
aanspraak kunnen maken op een dergelijk subsidie.
Want het is niet alleen de S. D. A. P., die een
Jeugd-commissie heeft, er zijn zooveel partijen en
organisaties die een Jeugd-commissie hebben, die in
dezelfde lijn werken. Het wil spreker dan ook voor
komen, dat het voor den Raad onmogelijk is, om op
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in te
gaan. En het zou kunnen zijn, dat, wanneer eventueel
dit voorstel werd aangenomen, Gedeputeerde Staten
het niet zouden goedkeuren, omdat het niet een
plaatselijk belang is. Wanneer dit wordt aangenomen,
zal het bovendien van vereenigingen, die evenveel
aanspraak op zoo'n subsidie hebben, adressen regenen.
Zooals spreker reeds heeft gezegd, is er indertijd
niet op ingegaan, spreker heeft toen gewaarschuwd
tegen het geven van subsidie aan de vereeniging
„Pro Juventute", op dezelfde argumenten als hij thans
aanvoert. En nu komen Burgemeester en Wethouders
met het voorstel om 500.te geven aan deze
commissie. Dat kan nooit bestaan, dan zullen er
morgen aan den dag 10 adressen zijn van dit soort
vereenigingen, die meenen subsidie noodig te hebben
De heer Dijkstra: „Dat wordt dan 5000.
De heer De Vos kan zich niet met het voorstel
vereenigen.
De heer Dijstra zegt dat hem zelden een prae-advies
onder oogen is gekomen, waarvan de inhoud hem zóó
onsympathiek is als deze.
We hebben hier nu eigenlijk het eerste uitgesproken
beeld van wat spreker bij de begrooting heeft opge
merkt, n.l. dat het een stuwen zou zijn in sociaal
democratische richting, zonder dat het gedeelte van
het college, dat niet sociaal-democraat is, voldoenden
steun in zichzelf heeft, het noodzakelijk verweer te
bieden. Ware wat hoofdzaak in het prae-advies be
hoorde te zijn, ook als zoodanig behandeld, dan was
misschien verzet te wachten geweest van de niet
sociaal-democratische leden in het college. Thans
heeft het zich geworpen op de verdediging van het
nut, welke in algemeenen zin kan worden toegekend
aan de werkwijze van jeugd-commissies.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1920. 125
De uiteonzetting op zichzelf zal spreker niet be
strijden, omdat hij wel erkent, dat in het werk, wat
do Jeugd-commissie wil doen, inderdaad wel iets
goeds zal schuilen. Maar voor spreker heeft dit een
absoluut politieke strekking voor de sociaal-demo
craten. Dat streven op zichzelf kan men nu zeer
loffelijk achten, maar spreker gelooft dat, wanneer
de Raad zich op dit terrein beweegt, hij dan een
uiterst gevaarlijken stap gaat doen. Het heeft spreker
dan ook ten zeerste bevreemd, dat het geheele
college misschien vergist hij zich daarin met
hot voorstel mee kan gaan.
„Het lijkt ons verantwoord, gelet op het nut, (aldus
het prae-advies) dat door de jeugd-commissie wordt
gesticht zij laat de, althans de tot hare politieke
gezindheid behoorende, jeugd hare ledige uren gepast
en opbouwend doorbrengen enz. Pertinenter
partijdigheid laat zich moeilijk denken.
Indertijd, in Augustus 1918, heeft spreker een pleit
gevoerd voor het personeel der bijzondere scholen,
dat om een gratificatie vroeg. Bij monde van den
heer Collet kreeg spreker toen, in verband daarmede,
te hooren, dat dr. Kuiper altijd in de schatkist heeft
gegraaid om subsidie. Maar spreker kan zich moeilijk
een vorm indenken van een meer volkomen wijze
van klaplooperij op de algemeene kas dan deze, die
ten bate is van niets dan absoluut partijbelang.
Het is wel uitgekomen, zooals spreker heeft voor
speld De heeren in het college, die zich zoo nauw
verbonden hebben aan de uiterste linkerzijde, missen
de kracht zich te verweren tegen het sterke stuwen
in sociaal-democratische richting.
De heer Visser gevoelt zeer veel voor het bezwaar
van den heer De Vos, dat er wel veel meer van
deze commissiën om subsidie zullen komen. Er is ook
een dergelijke jeugd-organisatie van katholieke zijde,
die meer dan 300 leden telt en jaren lang geploeterd
heeft met gelden, die zij zelf heeft bijeengebracht.
En spreker meent ook, dat, wanneer dit voorstel
wordt aanvaard, men ook op de adrssen, die van
andere zijde inkomen, gunstig moet beschikken, die
vereenigingen zal men dan toch ook willen helpen.
Een van sprekers bezwaren is dan ook, dat, wanneer
men hiertoe besluit, de gemeente alle instellingen,
die in financieele moeilijkheden zitten, met subsidie
moet steunen.
De heer Jansen gelooft dat hier een nieuwe wedstrijd
wordt geopend, n.l. een wedstrijd om subsidie aan
te vragen. Net als van de jeugd-commissie zullen er
aanvragen van andere organisaties komen en allen
zullen probeeren om subsidie te krijgen. Spreker zit
in verschillende organisaties, die altijd scharrelen
hebben om hun geld bijeen te krijgen, maar die het
tot nog toe met particuliere bijdragen hebben weten
klaar te spelen en altijd zijn gebleven buiten de
gemeente-kas, maar hij garandeert nu, dat, wanneer
de voet wordt gezet op dit hellend vlak, hij de
eerste zal zijn om te adviseeren
Klop bij de gemeente aan om subsidie.
Spreker gelooft inderdaad dat men hier een grove
bevoorrechting tegenover een zekere groep maakt.
Hij laat daar of het subsidie noodig is of niet noodig,
maar het is een zaak, zuiver uit partij belang, wijl
hij in deze jeugd-organisatie niets anders kan zien
dan een recruteering voor de S. D. A. P.
De heer Sehoondermark (wethouder) gelooft toch
dat er veel te veel op de partij wordt gezien. Spreker
wil wel eerlijk bekennen dat, toen den eersten keer het
verzoek bij Burgemeester en Wethouders kwam, ook
hij den indruk kreeg, dat het zuiver een partij-ge
schiedenis was. Doch hij heeft het genoegen gehad
met de heeren van de commissie te spreken en hij
heeft toen ook gezegd, ik heb er dit en dat tegen.
Waarop de commissie antwoordde dat niets minder
waar is, dat dit geen partijgeschiedenis is. Ja maar,
zei spreker toen, het zijn allemaal socialisten, dan
moet er een lid van den Raad in het bestuur zitting
nemen. En het antwoord daarop was, daar is niets
tegen, niets liever dan dat, meneer. Zoodat destijds
als voorwaardo is gesteld, dat er een lid van den
Raad in het bestuur zal zitting nemen. Spreker heeft
toen nog gezegd Ja, maar dan mag het geen rooie
zijn, maar b.v. een anti-revolutionnair of een katholiek.
En ook dit is met beide handen aanvaard. Wat voor
spreker het bewijs was, dat dit geen politieke ge
schiedenis is.
De heer Jansen gelooft niet dat alles, wat door
den Sehoondermark is gezegd, opgaat. Spreker garan
deert, dat, waar hij hier in Leeuwarden in het ver-
eenigings- en organisatieleven zit, zoo'n eenling in
een organisatie als waarin spreker zit, heel weinig
zou hebben in te brengen. Die zou daar staan tegen
over een 10-tal anderen, zoodat zoo'n raadscommissie
lid niets meer is dsn een wassen neus.
De heer De Boer heeft bij de bestrijding van dit
prae-advies, 't welk hij met genoegen heeft gezien,
niet de verschillende gevoelens gedeeld van de heeren,
die met de zaak zelve blijkbaar niet goed op de
hoogte zijnanders toch had men deze zeer ver
schillende redevoeringen hier niet gehoord.
Het is misschien den heeren niet bekend, dat op
initiatief van A. H. Gerhard, minister Cort van der
Linden een commissio heeft ingesteld om na te gaan,
wat op het gebied van de opvoeding en ontwikkeling
der rijpere jeugd is gebeurd. Die commissie bestond
uit de heeren J. van der Molen (anti-revolutionnair),
A. van Wijnbergen (katholiek) en A. H. Gerhard
(sociaal-democraat). Deze drie heeren hebben bij de
verschillende organisaties over de opvoeding van de
rijpere jeugd adviezen ingewonnen en deze neergelegd
in een lijvig rapport en hun meening daaraan toe
gevoegd. Die commissie nu komt unaniem tot de con
clusie, dat in ons land iets wordt gedaan aan de
opvoeding der rijpere jeugd, maar dat dit werk tot
nog toe absoluut onvolledig is geweest en dat steun
der overheid niet kan worden gemist om dat onder
wijs te geven, wat noodig is. Zij wijst er op, dat ook
in dit opzicht de tijden zijn veranderd. Toen men
nog leefde in den tijd van het kleinbedrijf stonden
jeugdige personen onder den directen invloed van hun
patroon, die ook ten deele de geestelijke en zedelijke
opvoeding van de jeugdigen op zich nam. Dit is door
het opkomen van het grootbedrijf geheel en al ver
anderd in het grootbedrijf is niet de patroon de
opvoeder, in de meeste gevallen kent men hem zelfs
niet, omdat het is de naamlooze aandeelhouder. Van
dat de rijpere jeugd de school verlaat tot den leeftijd
van den volwassene is zij van alle scholen verstoken.
Nu is door den heer De Vos in 't midden gebracht,
dat door de vereeniging „Pro Juventute" indertijd
een aanvraag om subsidie is ingediend en nu lijkt
het spreker toe, dat juist om de conclusie, dat dat
subsidie toen niet is toegestaan, de heer De Vos ook
daarom is tegen het verleenen van een subsidie aan
de jeugd-commissie. De heer De Vos maakt hier echter
een zeer verkeerde redeneering. Door opvoeding van
de rijpere jeugd en dus door subsidie aan de jeugd
organisatie stelt men juist deze jeugd in staat op een
zoodanig moreele hoogte te komen, dat zij en
daar bedoelt spreker niets verkeerds mee niet in
handen behoeft te vervallen van „Pro Juventute".
De bedoeling is om de rijpere jengd de verschillende
verleidingen te leeren weerstaan en wanneer we dat