I ISO Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1920. te wijzigen te allen tijde kan doen, hij heeft hiertoe steeds het recht, mits de Raad het slechts in behan deling wenscht te nemen. Spreker voor zich zou dan willen voorstellen, het in handen te stellen van Bur gemeester en Wethouders om prae-advies. De heer Schaafsma (wethouder) moet toch met den Voorzitter van meening verschillen. Hij kan zich de zaak niet anders voorstellen dan deze door den heer De Boer wordt gezien. Men krijgt hier nu toch een geheel nieuw instutuut van den schoolarts dan tot nog toe, en spreker moet eerlijk verklaren dat hij ook in de vergaderingen van Burgemeester en Wet houders altijd de meening heeft gehad, dat men bezig was een geheel nieuwe verordening te maken met als grondslag daarvan de bestaande verordening. Uit het advies der Gezondheidscommissie blijkt ook, dat men ook daar de zaak zoo heeft gezien. Spreker blijft bij zijn meening, dat de geheele verordening in her ziening is en als zoodanig hebben de raadsleden vol komen het recht om een amendement in te dienen op eenig artikel, ook al is dat artikel niet genoemd. Een geheel andere zaak is de kwestie van het prae-advies op het voorstel, daarin kan spreker wel meegaan. Maar hij moet opkomen tegen de opvatting van den Voorzitter, dat de wijziging alleen slaat op de artikelen, die den Raad in de bijlage ter kennis kwamen. De Voorzitter blijft bij zijn opinie en acht het nutteloos over het verschil van opvatting nog verder te discussieeren. De heer Schoondermark (wethouder) komt terug op de algemeene beschouwingen van den heer De Boer, waar deze heeft gezegd, dat het een verkeerd principe is, den schoolarts ook te doen optreden als behandelend geneesheer. Dit is ook een zuivere prin- cipieele kwestie, welke wel goed onder de oogen mag worden gezien, maar de heer De Boer geeft geen argumenten op hij zegt alleen de schoolarts heeft het druk genoeg en kan zijn tijd wel beter besteden. Dat geldt echter in dezen nietin Amsterdam wordt een aantal van 8000 kinderen aangenomen als norm, waar do schoolarts het beroep van schoolarts uit oefent en hier is dat aantal maar 6000. Dat motief vervalt dus. Het eenige motief tegen den schoolarts als behan delend geneesheer is dan ook, dat hij niet in con currentie mag treden met collega's, waardoor de goede verhouding zou worden verbroken. Door den heer De Boer wordt aangehaald wat door den heer Zijlstra is gezegd, maar spreker zal dan ook eens aanhalen wat de Bond van Nederlandsche Onderwijzers hieromtrent zegt. Spreker heeft hier voor zich een werkje van het bureau voor kinder bescherming, uitgegeven door den Bond van Neder landsche Onderwijzers, waar dus de heer De Boer ook wel waarde aan zal hechten. Op bladz. 98 leest spreker dan het volgende „Moet de schoolarts in sommige gevallen ook als behandelend geneesheer optreden, of moet elke be handeling, uitgezonderd die, welke het karakter' „draagt van eerste hulp, beslist verboden zijn? Wan- „neer men de verordeningen in de verschillende „gemeenten nagaat, dan is bijna in ieder een artikel „opgenomen, dat behandeling verbiedt, zoodat men „wel kan zeggen, dat tot op heden als regel geldt, „dat de schoolarts niet als behandelend geneesheer „mag optreden. Daarin begint evenwel verandering „te komen en wij meenen, dat het van belang is, de „uitingen van hen, die over wenschen te gaan tot „behandelen, naar voren te brengen." Zoo zegt Prof. Dr. Leubuscher „In den beginne gold als grondregelde behande ling van zieke schoolkinderen is niet de taak van „den schoolarts. In vele instructies is deze zin op- „genomen. Ook de algemeene vergadering van school- „artsen in Dantzig in 1908 nam een dergelijke resolulie „aan. Het hoofdmotief was, dat men conflicten tusschen „den schoolarts en den huisarts wilde vermijden. Men „wilde op geenerlei wijze den huisarts in z'n practijk „benadeelen. Ook wilde men de vrijheid der ouders „inzake artsenkeuze op geen enkele manier bekorten. „Dit dogma, n.l. dat de schoolarts niet als behan delend geneesheer mag optreden, is onlangs niet ten „onrechte aangevallen. Ook naar mijn oordeel is het „absolute verbod van behandeling door de schoolartsen „op den duur niet vol te houden, want het schaadt „het doel van het schoolartsenwezen en kan haar „waarde geheel illusoir maken." „Dr. Herderschee, schoolarts aan de scholen voor „Buitengewoon onderwijs te Amsterdam, meent ook, „dat de niet behandeling op den duur niet is vol te „houden. Hij zegt hieromtrentenz." en komt tot de conclusie dat het wèl mag. 't Is spreker opgevallen dat de heer De Boer niet heeft gezegd „ik vind," maar wel wij vinden", waar mee dus blijkbaar zijn geheele fractie wordt bedoeld. Spreker vindt het nu heel interessant dat men op bladz. 101 van bovengenoemd werkje leest „In Zaandam voorzoover ons bekend tot op „heden de eenige gemeente in ons land, is men „zelfs al reeds overgegaan tot behandeling door den „schoolarts. We lezen hierover: „In Zaandam is door het Gemeentebestuur een „favus-polikliniek ingericht, onder directie van den „schoolarts. De lijdertjes worden daar behandeld en voorzien van een afsluitend stijfselverband, „tot de school toegelaten. In Utrecht geschiedt de „behandeling aan de Rijkskliniek, op kosten der Ge- „meente. Te Amsterdam zijn poliklinieken ingericht, „die hiertoe uitsluitend bestemd zijn. In enkele kleine „gemeenten, b.v. Wormerveer, Koog aan de Zaan, „draagt men de wijkverpleegsters dit werk op onder „toezicht van den Gemeentearts." De idee van Burgemeester en Wethouders is ook geweest om slechts in speciale gevallen den schoolarts de behandeling op te dragen. Het doet dus niet zoo veel ter zake, 't is slechts een heel kleine stap in die richting, 't wordt niet een algemeene favusbe- handeling, maar alleen voor de onvermogende kinderen. De kwestie is, dat de schoolarts niet in conflict mag komen met andere heeren doctoren. Deze hulp is geen zuiver medische kwestie maar een zuiver finan- cieele kwestie en deze geldt bij Burgemeester en Wethouders ook. Men heeft op't oogenblik een school arts voor 6000 leerlingen, hij heeft daar den tijd voor, want hij mag er 8000 hebben. En daarnaast heeft men dan een arts, die men betalen moet. Nu neemt men alleen den schoolarts, wien men de behandeling van de onvermogende favuslijders gewoon kan op dragen, 't is dus een zuinigheidsmaatregel. In prin cipe doet men heelemaal niets anders en van die zijde bezien is het geen wonder dat Burgemeester en Wethouders met dit voorstel komen. Mevrouw BuismanBlok Wij brandi zegt dat de Wethouder van Onderwijs erg drukt op het zuinig heidsmotief, maar spreekster is er absoluut tegen dat de schoolarts ook behandelend optreedt. Het terrein, dat deze moet beheerschen, is al zoo groot, dat hij er werkelijk geen practijk meer bij uitoefenen kan. Het argument van de concurrentie rekent spreekster niet, zij acht het zuiver een principieele kwestie en zij kan zich dan niet voorstellen, dat men bij een schoolarts, die „maar" 6000 kinderen heeft te be handelen, het zuinigheidsmotief nog kan laten gelden, waar het betreft het uitsparen van den medicus, die Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1920, 191 de hoofdzeer patiënten behandelt voor een salaris van 300.Dat zal men dan alleen besparen; de wijk zuster, den concierge enz. zal men even goed moeten betalen. Dan zeggen Burgemeester en Wethouders in hun prae-advies, dat de favuslijders door den schoolarts behandeld moeten worden, maar op diens advies naar een specialist kunnen worden gezonden. Deze behandeling behoort echter ook niet tot de allergoedkoopste, zoodat het spreekster voorkomt, dat men niet zoo bijzonder veel zal uitwinnen. En in principe is zij zoo sterk' tegen een schoolarts als be handelend geneesheer, dat zij tegen dit gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders moet stemmen. De heer Visser huldigt hetzelfde principe als mevrouw Buisman. Hij heeft ook gehoord, wat de heer Schoondermark ter kennis van den Raad heeft gebracht en ook hij moet daaruit concludeeren, dat het niet altijd gaat het verbod te handhaven, maar er blijkt ook niet uit, dat het aanbeveling verdient om de behandeling te brengen bij den schoolarts. Naar sprekers meening verzetten de citaatjes van den heer Schoondermark zich enkel tegen een algeheel verbod, men komt hiervan terug en wenscht den schoolarts toe te staan dat hij practiseert. Maar spreker is het volkomen met mevrouw Buisman eens dat, hoewel de wethouder het hier „maar" 6000 kinderen heeft genoemd, dit toch een heele groote massa is. Zullen die kinderen worden behandeld, zooals wen- schelijk is, dan moet de schoolarts daar zijn volle aandacht aan wijden en daarom zal spreker zich tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders ver klaren. De heer De Boer zegt dat de argumenten van den heer Schoondermark, al komen ze ook van een kant, waarmee men op sprekers hart indruk wenscht te maken, niet zwaar bij hem hebben gewogen'. De wet houder brengt naar voren dat in Zaandam de practijk is, dat de schoolarts mede behandelend geneesheer is. 't Is mogelijk en spreker gelooft wel dat het zoo is, i het staat in hot rapport en dus valt er niet aan te twijfelen. Doch de zaak wordt van verschillende kanten bekeken, de neemt dit, de ander dat standpunt in, er zijn zooveel verschillende uitspraken, terwijl het ten slotte toch enkel gevoelsargumenten zijn en blijven. Spreker deelt het standpunt van de Gezond heidscommissie en den heer Heijermans. De heer Schoondermark heeft gezegd dat het hier geldt een zuinigheidsmaatregel en niet een principieele kwestie. Mevrouw Buisman heeft daar al het een en ander van gezegd spreker zou alleen nog de vraag willen stellen hoeveel die zuinigheidsmaatregel per saldo zal opleveren. De heer Schoondermark heeft verder gezegd, dat het de practijk is in Amsterdam dat op alle 8000 kinderen een schoolarts wordt aangesteld. De heer Schoondermark (wethouder)Neen. De heer De BoerJa, zoo is het in Amsterdam. 4 De heer Schoondermark (wethouder)Neen, zoo is het niet. De heer De Boer: Dan zal ik het voorlezen: „Volgens de berekening in het rapport zal ieder „schoolarts het toezicht hebben over pl.m. 8000 „leerlingen." De heer Schoondermark (wethouder): Ja, maarzoo is het nog niet. De heer De Boer: Dat is de verdeeling van het aantal leerlingen, zooals Amsterdam het aangeeft. Maar tenslotte maakt het niet zooveel uit of de schoolarts er 8000 heeft of 8400, als hij zoo'n be langrijk aantal heeft als 6000 of 8000 dan mag men aannemen, dat hij met het toezicht alleen ruim vol doende werk heeft. En ten slotte zal hij dan met den vrijen tijd, dien hij noodig heeft voor studie, meer dan de handen vol hebben. Als men dan ook op den schoolarts heelemaal beslag legt met meerdere directe werkzaamheden, dan zal hij geen vrijen tijd over hebben om te studeeren, terwijl het toch een vak is, dat pas in zijn opkomst is, dat begint te worden. De schoolarts moet zich dan ook op de hoogte kunnen houden van de nieuwe inzichten, hij moet op de hoogte blijven van de nieuwe methodes en dat kan hij niet, als hij de handen vol heeft met allerlei werkzaamheden. Daarom heeft spreker ook gewaarschuwd, dat men niet den voet moet zetten op dezen weg. Als de schoolarts hiervoor eenmaal in beslag is genomen, dan is de eerste stap gedaan. En dat beteekent voor dit geval wel niet zooveel, maar de eerste stap is gedaan en dat is juist het gevaar voor een volgende. De heer Schoondermark (wethouder) meent toch dat de zaak niet heel zuiver wordt opgevat, omdat men van meening is, dat de bezuiniging niet zooveel zal geven. Burgemeester en Wethouders hebben niet bedoeld, dat elk kind door een specialist zal worden behandeld, maar zij wenschen daartoe de gelegenheid te openen. Als de schoolarts b.v. mocht twijfelen aan de diagnose, die hij moet stellen, dan zou hij de hulp kunnen inroepen van een specialist. De heer Visser heeft gezegd dat 6000 kinderen een heele boel is, een groote massa. Maar de behandeling loopt niet over die 6000 kinderen maar alleen voor enkele kosteloos te behandelen favus-patienten. De heer Visser: Hij onderzoekt ze allen toch ook? De heer Schoondermark (wethouder) Dat werk heeft hij toch al. Wat betreft de kwestie, dat hij nu genoeg tijd voor de studie heeft en er dan geen tijd meer voor zou hebben, als dat het geval was dan zou de schoolarts zelf wel bij spreker zijn gekomen. Hij weet ook wat in het voorstel staat en dan zou hij wel hebben gezegdMaar wethouder, wat gaat U me nu opdragen Dan zou de schoolarts, die overigens heelemaal niet opziet tegen werk, wel bij spreker zijn gekomen en hem daarop hebben gewezen. En dit heeft hij niet gedaan. Den heer De Boer wil spreker nog antwoorden dat hij het ontwerp tot reorganisatie te Amsterdam voor zich heeft en daarin staat duidelijk „In aanmerking genomen den voor de verschillende „werkzaamheden benoodigden tijd, zal men het aantal „leerlingen, dat aan elke schoolarts-geheel-ambtenaar „wordt opgedragen, niet hooger mogen stellen dan „8000." Als dus de reorganisatie er is, dan zal men het aantal van 8000 daar hebben, maar op 't oogenblik heeft men daar nog geen beroeps-schoolarts en de conclusie van Amsterdam is ook niet, dat behandeling door den schoolarts verboden is. Burgemeester en Wethouders willen ook heelemaal niet hebben dat de schoolarts iedereen mag behandelen, maar alleen de aangewezen kinderen die kosteloos aan favus lijden moet hij kosteloos behandelen De heer De BoerDat is mooi De heer Schoondermark (wethouder)om de onver mogende favuslijders kosteloos te behandelen, opdat hij niet in concurrentie zal komen met zijn collega's.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 3