Vergadering van Dinsdag 22 Juni 1920. 222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1920. De heer Da Boer: Politieke slimmeling De heer Schaafsma (wethouder) meent toch, na de nadere verklaring die de heer Dijstra geeft over het voorstel-Tulp, de andere leden van het College van Burgemeester en Wethouders ter getuige te moeten roepen of spreker al dan niet de kwestie juist heeft voorgesteld. Hij is zich niet bewust tegenover den heer Dijstra een verkeerde opinie van het verslag dor conferenties te hebben aangevoerd, maar hij ge looft, dat hij wel degelijk de zaak goed heeft voorge steld. Spreker stelt er dan ook prijs op, dat zijn woorden door het college worden goedgekeurd. De heer Berghuis (wethouder) kan meedeelen, dat de heer Schaafsma werkelijk wel gelijk heeft, zoodat spreker den heer Dijstra dan ook geen gelijk kan geven. In de conferentie werd misschien niet met zooveel woorden gesproken om aan de gelden een vooraf te bepalen bestemming te geven, en rekent spreker, dat dit voor den heer Dijstra een nieuw ge zichtspunt opent. Spreker begrijpt den heer Dijstra echter op 't oogenblik niet goed; deze beroept zich op de laatste uitlating in sprekers woorden, dat het geld een andere bestemming zou krijgen. Daarover is in de conferentie niet gesproken, daar is steeds ter sprake gebracht dat het geld moet komen in de gemeentekas, zij het dan ook om te strekken voor een bepaald doel van algemeen belang. De illusie, dat spreker zou te vinden zijn om mede te werken het geld toch buiten de gemeentekas te houden, wil spreker hem echter terstond ontnemen, zijn stem is er op deze wijze niet voor te winnen. Hij zal alleen vóór een subsidie aan de Burgerwacht kunnen stem men, wanneer nu of later het aanwezige kasgeld, ook nadat daarvan gebruikt wordt, wordt bestemd voor de gemeentekas. Als het den heer Dijstra nog moge lijk is een meerderheid voor een instelling of iets van dien aard te vinden, waaraan men het geld kan geven, zal dit spreker aangenaam zijn, maar zijn stem is er mee weg, daar moet men niet meer op rekenen. Hij staat op het standpunt, dat het geld van de kas der Burgerwacht, welke een gemeentezaak is, in de ge meentekas moet komen, desnoods als reeds gezegd voor een doel van algemeen belang. Zoodat spreker tegen aanhouding is. Met den heer Schaafsma moet spreker het eens zijn, dat hij de houding van den heer Tulp, om in dezen een draai in principe te nemen, op grond van een dreigement niet begrijpt. De heer Tulp zegt dat het niet geheel juist is wat de heeren Berghuis en Dijkstra hebben gezegd. Spreker laat zich niet door anderen verwijten, dat hij doet aan politiek gekonkelaan politiek heeft hij niet gedacht. Het voorstel tot subsidie was hem zeer symphatiek en dit heeft hij eenvoudig trachten te redden. Wordt hem dan toegevoegd, dat hij doet aan politiek gekonkel, dan zal spreker stemmen zooals hij wil. De heer IJ. de Vries wil alleen nog constateeren, dat hij de verontwaardiging van de overzijde niet geheel voor waarheid kan aannemen, dat de beschul diging aan het adres van den heer Tulp komt uit haar eigen boezem. Het is alleen de vrees, dat in de volgende vergadering als deze voltallig is, de stemmen verhouding wel eens anders kan zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Bij stemming over het voorstel van den heer Tulp, om het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden enz. staken de stemmen (11 tegen 11 stemmen) zoodat het voorstel-Tulp met dat van Burge meester en Wethouders wordt aangehouden tot de volgende vergadering. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tulp, De Vos, Visser, Postma, Oosterhoff, Dijstra, IJ. de Vries en Schoondermark. Tegen stemmen: de heeren Terpstra, Schaafsma, Tiemersma, Collet, O. F. de Vries, De Boer, Zand- stra, Dijkstra, Berghuis, mevrouw Besuijen—Linde boom en de heer Nijholt. 11. Agenda no. 12). Voorstel van het lid, den heer Jansen, betreffende wijziging van art. 25 van het Werk liedenreglement. De heer De Boer stelt voor, dit punt aan te houden. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. 12. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het reglement op het be stuur van de Stads- Armcnkamer {gemeenteblad 1913 no. 41, laatstelijk gewijzigd bij gemeenteblad 1919 no. 43) {bijlage no. 10). De heer De Boer stelt voor, dit punt aan te houden. De VoorzitterAls U dat maar wilt motiveeren wegens den tijd? De heer De Boer: Ja, wegens den tijd. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van den heer De Boer. 13. (Agenda no. 14). Het eerste gedeelte van het primitief kohier van de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1920. De Voorzitter stelt voor om dit punt in geheime vergadering te behandelen. De heer De Boer stelt voor, dit punt aan te houden. De Voorzitter zegt, dat het van belang is, dat dit punt heden wordt afgehandeld. Het voorstel van den heer De Boer wordt ver worpen met 12 tegen 10 stemmen. Vóór stemmende heeren Terpstra, Schaafsma, Tiemersma, Collet, O. F. de Vries, De Boer, Zand- stra, Dijkstra, mevrouw BesuijenLindeboom en de heer Nijholt. Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Van der Werff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tulp, De Vos, Visser, Postma, Oosterhoff, Berghuis, Dijstra, IJ. de Vries en Schoondermark. Ter behandeling van punt 13 wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt het eerste gedeelte van het primitief kohier van de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1920, vastgesteld met een totaal der cijfers van aan slag van 6,702,859 en een totaal der aanslagen van 603,257.31. Niets meer te behandelen zijnde wordt de ver gadering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1920. 223 Tegenwoordig 24 leden, te weten de heeren Van der Werff, Lautenbach, Terpstra, mevrouw Besuyen Lindeboom, de heeren O. F. de Vries, Oosterhoff. Tulp, Nijholt, Visser, Zandstra, Fransen, Tiemersma, De Vos, Van Weideren baron Rengers, Jansen, Schaafsma, De Boer, Collet, Berghuis, Dijkstra, Dijstra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, en de heeren Postma en Schoondermark. Afwezig zonder kennisgeving de heer IJ. de Vries, welke later ook ter vergadering tegenwoordig is. Voorzitter: de heer Jhr. mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Vaststelling der notulen der vergaderingen van 13 en 27 April 1920. De beraadslagingen worden geopend. De heer De Boer vraagt 't woord over een per soonlijk feit naar aanleiding van de notulen van 13 April. Het spijt spreker dat de heer IJ. de Vries niet aanwezig is De heer IJ. de Vries komt ter vergadering. De heer Fransen Hij is hier wel. De heer De Boer zal dan even wachten, zoodat de heer De Vries het hooren kan Spreker heeft in de vergadering van 13 April uit het betoog van den heer IJ. de Vries toen niet goed kunnen begrijpen, wat diens argumenten waren tegen den inhoud der toen vastgestelde notulen, doch hij heeft nu de notulen der raadsvergadering van 13 April er eens op nagezien en komt daaruit tot de conclusie, dat de kwestie, die er in het betoog van den heer IJ. de Vries lag was, dat spreker werd beschuldigd, terwijl hij uit het hoofd zou hebben geciteerd, een officieel stuk uit de officieele notulen te hebben ingelascht. Nu heeft spreker den heer De Vries in die raadsvergadering wel aan het verstand gebracht, dat de heer De Vries het gloeiend mis had, maar tot nog toe heeft deze zijn beschuldiging niet ingetrokken. Waarom spreker het dan ook zeer op prijs zou stellen, thans van den heer IJ. de Vries te hooren of deze zijn beschuldiging intrekt of dat hij deze handhaaft. Ter staving van zijn verklaring kan spreker nog aanvoeren, dat ook in het nummer van de Leeuwarder Courant de verslaggever daarin meedeelt, dat spreker een gedeelte uit het officieele raadsverslag heeft aan gehaald. De Voorzitter: U hebt dus tegen de notulen geen bezwaar? De heer De Boer: Neen. De heer IJ. de Vries wil erkennen dat hij toen abuis heeft gehad, dat dus de heer De Boer niet uit het hoofd heeft geciteerd. Maar daar ging het in hoofdzaak ook niet om, het ging in hoofdzaak hierom, dat volgens het beweren van den heer De Boer spreker en anderen wel bewust hadden gestemd voor verlof aan zwangere ongehuwde onderwijzeressen met doorbetaling van loon. Daar is spreker toen tegen opgekomen. Hij wil thans eerlijk erkennen, dat hij toen een fout heeft gemaakt door te beweren, dat de heer De Boer niet uit het verslag maar uit het hoofd had geciteerd, maar de kwestie waar het om ging was iets anders en daar is de heer De Boer toen niet op ingegaan. Spreker zal dat nu verder ook niet meer doen, maar de Raad begrijpt wel, aldus spreker, dat dit zoo onze bedoeling niet is geweest. De heer De Boer: 't Is misgeloopen, zoo is het. De heer IJ. de Vries: Juist, voor ons alle twee. De beraadslagingen worden gesloten. De notulen der vergaderingen van 13 en 27 April 1920 worden onveranderd vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd het raadsbesluit dd. 25 Mei 1.1. tot verhuring van de perceelen Peperstraat nos. 8 en 14. 2. Procesverbaal van de opneming van de kas der gemeente-reiniging op 2 Juni 1.1. De mededeelingen sub 1 en 2 worden voor kennis geving aangenomen. 3. adres van E. Vlietstra, onderwijzer aan ge meenteschool no. 5 om de beslissing over het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen aan hem van ontslag te willen opschorten tot het justitieel onderzoek in deze aangelegenheid is afge- loopen, eventueel het adres te beschouwen als een aanvrage om ontslag. Wordt gevoegd hij de stukken die onder punt 4 der agenda van heden aan de orde zijn gesteld. 4. adres van mej. G. Marwitz, leerares aan het gymnasium, betreffende de aanhangige wijziging van de salarisregeling der leeraren aan het gymnasium. Wordt gevoegd bij de stukken onder punt 9 der agenda voor heden. 5. adres van den Centraal Nederlandschen Ambte- naarsbond betreffende de toelagen aan concierges van gemeentegebouwen te verleenen boven hunne be zoldiging, ter vervanging van de af te schaffen toe lagen voor schoonmaakgereedschappen, welke alsdan van gemeentewege worden verstrekt, enz. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 6. adres van J. Meijer en A. J". Pietersen, voor zitter en secretaris der vereeniging Leeuwarder brand weermannen" om verhooging van het jaarlijksch tractement der brandweermannen enz. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra wilde vragen hoever het met de reorganisatie van de brandweer is. De Voorzitter meent, dat deze vraag op dit punt niet zooveel betrekking heeft, maar kan wel dit zeggen, dat er eerstdaags een voorstel komt van de brand meesters en dat de brandweer dan eenige wijziging, hoewel geen algeheele reorganisatie, zal ondergaan. De beraadslagingen worden gesloten. Het adres wordt in handen gesteld van Burge meester en Wethouders ter afdoening. 7. adres van de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Christelijken Bond van personeel in publieken dienst en van den Nederlandschen Roomsch Katholieken Bond van personeel in openbaren dienst en bedrijven waarbij nadere verzoeken worden geuit omtrent de aanhangige salarisherziening van het ge meente-personeel. 8. adres van G. Rommerts en andere ambtenaren ter secretarie betreffende de voorstellen van Burge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 1