234 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1920. Art. 1 wordt, dienovereenkomstig gewijzigd, vast gesteld. Art. 2 wordt onveranderd vastgesteld. Art. 3. De beraadslagingen worden geopend. De heer OosterhofF zegt, dat ook aan dit artikel uitbreiding is gegeven. Tot nu toe is alleen de onder nemer of bestuurder de belasting verschuldigd nu is echter opgenomen, dat ook belastingschuldig zijn de eigenaren van de te verhuren gebouwen en zelfs kan het op de verkoopers der kaarten verhaald wor den. Als dus hier een circus komt en de boekhande laren ontvangen kaarten in voorverkoop, dan is ieder boekhandelaar persoonlijk voor de geheele belasting aansprakelijk. Spreker acht dit een zeer onbillijke en bezwarende uitbreiding. Op die manier zal er geen zaalondernemer meer te vinden zijn voor het ver huren zijner zaal en de boekhandelaren zullen zich niet beschikbaar stellen voor den voorverkoop van kaarten. Spreker begrijpt niet, waarom deze uitbrei ding aan het artikel is gegeven men heeft nu toch genoeg vat op de ondernemers en de besturen, want er moet van te voren kennis worden gegeven aan de secretarie en de belasting moet vooruit worden betaald. Het lijkt spreker dan ook een draconische bepaling, dat de zaalverhuurder en de verkooper der kaarten persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het totaal der belasting. De heer Berghuis (wethouder) geeft toe, dat het wel draconisch lijkt, maar hij kan den heer Ooster- hoff wel gerust stellen. De uitvoering kan men wel aan het college overlaten, omdat het niet de bedoe ling is, zooals de heer Oosterhofif zegt. Met deze bepalingen op te nemen is niet anders beoogd, dan dat in de practijk is gebleken, dat het noodig is. Dit is nog kort geleden bewezen. De kwestie ontstond bij een der bioscoop-ondernemingen, die de zaal had verhuurd aan een reclame-makende firma. De geschie denis was dezeDe firma maakte reclame voor schoensmeer en nu gaven de deksels der schoensmeer- doozen recht van toegang tot de bioscoop, waarvan de ondernemer op vaste dagen de zaal aan den fabri kant had verhuurd. Op deze wijze was er op niemand vat te krijgen en om nu in het vervolg dergelijke kwesties op te lossen is de bepaling van de zaalver huurders opgenomen, waarmee men deze echter natuurlijk in de gewone gevallen niet wenscht te treffen. Wat de boek- en sigarenhandelaren betreft, die den verkoop van kaarten in handen hebben, spreker gelooft niet, dat er één winkelier zoo huiverig zal zijn voor deze nieuwe bepaling, dat hij den kaarten- verkoop zal staken. De heer Qosterhoff hoort nu wel van het college van Burgemeester en Wethouders de verklaring, dat er ten opzichte van de verhuurders van localiteiten een betrekkelijk zeer bescheiden gebruik van de be paling zal worden gemaakt, maar daarmee begrijpt spreker nog niet, waarom ook de aansprakelijkheid van den kaartverkooper is opgenomen. Dit is toch een persoon, die absoluut buiten de zaak staat. Misschien dat het Burgemeester en Wethouders ook mogelijk is, om daaromtrent een verklaring te geven, maar deze heeft spreker tot nog toe niet gehoord en hij kan geen enkele reden vinden voor een dergelijke bepaling. Deze persoon staat absoluut buiten de zaak de verhuurder kan er dan tot zekere hoogte in be trokken worden, ofschoon spreker er ook niet geheel in mee kan gaan om deze aan te spreken, maar de kaartverkooper kan in ieder geval niet aansprakelijk worden gesteld. De heer Berghuis (wethouder) kan hier niets op antwoorden dan dat het college heeft gemeend het standpunt te moeten innemen om alle ontduikingen te ondervangen en zich daar op alle manieren tegen te dekken. Men zal overtuigd zijn, dat het college hierbij zelf de billijkheid zal betrachten. Doch men moet niet vergeten, dat de kaartenverkoop voor sommige uitvoeringen plaats heeft geheel buiten het circus en de voorstellingen om, zoodat de kaarten verkoop dan in geheel andere handen is. Het gebeurt dat een persoon voor diverse voorstellingen den voor koop in handen heeft, daar moet men dezen kunnen treffen, omdat de ondernemer daar niet aansprakelijk kan worden gesteld. De beraadslagingen worden gesloten. Art. 3 wordt onveranderd vastgesteld. Art. 4. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter: De heer De Boer heeft een amende ment ingediend om achter het woord „voordrachten" in te voegen„feesten, demonstraties en dergelijke." De heer Berghuis (wethouder) wil den Raad toch ontraden het amendement van den heer De Boer aan te nemen, omdat het tengevolge zal hebben, dat even- tueele ontheffing op grond van art. 4 minder zal worden. Het college moet zich speciaal aan dat artikel houden. De heer Nijholt zou willen vragen of wethouder Berghuis dat zegt namens het college van Burge meester en Wethouders of dat het zijn persoonlijke meening is. De Voorzitter twijfelt en wanneer die twijfel in het college bestaat, dan kan die later ook naar voren komen en kan men het anders gaan zien. De Voorzitter wil dan alleen opmerken, dat wet houder Berghuis niet namens het college spreekt. Verder weet spreker het ook niet. De heer Schoondermark (wethouder) wil nog even mededeelen dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders vooral is gedaan in overleg met den Wethouder van Financiën. En nu mag men toch uit gaan van de gedachtengang, dat, wanneer een van de leden van het college het niet eens is met het college dit lid zich dan toch zal doen hooren. Anders, die zwijgt stemt toe. De heer De Boer trekt dan, naar aanleiding van de verklaringen van de heeren Berghuis en Schoonder mark, zijn amendement in. De Voorzitter: Hoe bedoelt U dat? De heer De BoerDe heeren hebben verklaard, dat de toepassing zal zijn, zooals deze altijd geweest is. Daarmede is mijn amendement onnoodig geworden. De VoorzitterDat artikel 4 zal worden toegepast zooals die toepassing altijd geweest is, als U daar maar aan vast houdt. Toen stond het artikel in de oude verordening en nu in de nieuwe. Maar, het amendement is ingetrokken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1920. 235 De heer Jansen Nou zit ie d'r nog in De beraadslagingen worden gesloten. Art. 4 wordt onveranderd vastgesteld. Art. 5 wordt onveranderd vastgesteld. De verordening wordt, zooals deze nader is gewijzigd, in haar geheel vastgesteld. Aan de orde is B. VERORDENING op de invordering der belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermake lijkheden. De artikelen dezer verordening worden achtereen volgens onveranderd vastgesteld, waarna de geheelè verordening onveranderd wordt vastgesteld. 11. Agenda no. 11.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot oninvorderbaarverklaring van aanslagen: a. in de Plaatselijke Directe Belasting naar het inkomen diensten 1917, 1918 en 1919 b. in het schoolgeld voor onderwijs aan de Burger avondschool, diensten 1917, 1918 en 1919 c. in het schoolgeld voor laqer onderwijs, diensten 1918 en 1919; d. in het schoolgeld voor onderwijs aan de gemeen telijke bewaarscholen, diensten 1918 en 1919 e. in de belasting op het houden van honden, diensten 1918 en 1919 f. in het kadegeld, dienst 1919 g. in het schoolgeld voor onderwijs aan de Middel bare school voor meisjes, dienst 1919. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub a—g. Ter behandeling van 12. (Agenda no. 12). Het tweede gedeelte van het primitief kohier der plaatselijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1920 wordt in geheime zitting overgegaan. Tijdens de geheime zitting verlaat de heer IJ. de Vries de vergadering. Na heropening der openbare vergadering wordt het kohier vastgesteld. De Voorzitter stelt voor het aangehouden punt 3 (agenda no. 4, ontslag E. Vlietstra) aan te houden tot een nadere zitting. Dienoverkomstig wordt besloten. 13. (Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de arbeiderszangver- eening ,,de Dageraadom een gemeentelokaal voor hare zangavonden. Dit prae-advies luidt als volgt Bij adres, ingekomen 5 Mei 1920, verzoekt de arbeiderszangvereeniging „de Dageraad" alhier aan Uwe Vergadering haar in huur af te staan eene ruime gelegenheid om daarin hare diverse zangoefeningen te houden. Dat adres werd bij Uw besluit van 11 Mei j.l. om prae-advies in onze handen gesteld. In aansluiting aan dat adres heeft adressante ons nader van hare plannen en bedoelingen op de hoogte gebracht. Zij zal gaarne gebruik willen maken van de eetzaal in het voormalige hotel Weidema en wel op Maandag-, Dinsdag- en Woensdagavond van 8 uur tot half elf. Daar dat gedeelte van het hotel voor den gemeentedienst voorloopig niet noodig is, werd met adressante omtrent den door ons gestelden huurprijs, ad 10.per week, overeenstemming verkregen, alsmede over enkele andere aan de huur te verbinden voorwaarden. Adressante bedingt het recht, om op huuravonden, waarop zij van het lokaal geen gebruik maakt, andere vereenigingen met onze goedkeuring toe te laten. Ter wille van de vereeni- ging hebben wij ons met dien voorslag vereenigd. Uit de gevoerde correspondentie is ons gebleken, dat de vereeniging elders voor eene voor hare finan- cieele draagkracht passende huur geen lokaal kan bekomen. De zaalverhuurders houden bij het bepalen van de huur rekening met de omstandigheid, dat geen vertering plaats heeft. Onder deze omstandigheden meenen wij aan particuliere ondernemers in dezen geen concurrentie aan te doen en stellen wij aan Uwe Vergadering voor te besluiten aan de arbeiderszangvereeniging „de Dageraad" alhier voor drie avonden in de week, Maandag-, Dinsdag- en Woensdagavond van 8 uur tot half elf, met ingang van den dag, door Burgemeester en Wethouders in overleg met de vereeniging te bepalen, tot wederopzeggens toe ondershands te verhuren de eetzaal in het voormalige hotel Weidema (Groot Schavernek no. 9) voor 10.per week, onder de volgende voorwaarden 1. de vereeniging mag op huuravonden, waarop zij zelf van het lokaal geen gebruik maakt, andere zangvereenigingen, met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, toelaten 2. de huur wordt om de vier weken ten kantore van den gemeente-ontvanger betaald 3. het gebruik van het gas voor verlichting wordt door de gemeente betaald, terwijl de vereeniging de beschikking heeft over de kachel en het verder in het vertrek aanwezige meubilair 4. de kosten van de verwarming komen voor rekening van de vereeniging, terwijl deze eveneens zelf voor de verder nog benoodigde meubels heeft te zorgen 5. de vereeniging dient met den concierge een accoord te treffen voor diens te verleenen diensten 6. de vereeniging gedraagt zich naar hetgeen door Burgemeester en Wethouders voorts ten aanzien van het gebruik van het lokaal mocht worden voor geschreven. De beraadslagingen worden geopend. De heer Nijholt heeft niets tegen het voorstel zelve maar wenscht te constateeren, dat in vergelijking met wat er een vorigen keer is gedaan ten aanzien van de Burgerwacht, die tegen een heel laag bedrag drie avonden per week de beschikking heeft gekregen over het afrekenlokaal in de Waag, hier wordt gemeten met twee maten. Daar is nu op 't oogenblik niets aan te doen, maar bij de begrooting zal spreker voor stellen om het bedrag, dat de Burgerwacht betaalt, n.l. 2.per week aanmerkelijk te verhoogen. Spreker wil niet zeggen, dat het hier gevorderde bedrag veel te hoog is, maar in vergelijking hiermee is de huur voor de Burgerwacht veel te laag. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene (24) stemmen aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7