262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920.
het loon moeten worden uitgekeerd in den vorm van
geld, maar in den vorm van productie. Bij een stelsel
als dit, waar het produceeren niet gaat voor het geven
van loon en het maken van winst, maar enkel voor
de behoefte van het gezin, een stelsel, waarbij ieder
zijn deel krijgt van het geproduceerde, daarbij zal
men er wel degelijk rekening mee houden dat de
behoeften van een vrijgezel niet zoo groot zijn als
die van een gezin met 8 a 9 kinderen, waardoor dus
het deel van den eerste ook niet zoo groot zal zijn
als dat van het laatste.
De heer De Boer: Juist, maar Uw systeem is dat
niet.
De heer Visser vervolgt dat de opvatting van de
sociaal-democraten dus niet is voor loon, maar voor
behoefte en van dien kant geredeneerd komen zij tot
het stelsel „loon naar behoefte."
Er is nog een moreele en een ethische zijde aan
het vraagstuk. Wij willen, aldus spreker, hier op den voor
grond plaatsen onze principes als menschen van chris
telijke en katholieke beginselen. Wij hebben van de
voortplanting een ander idee dan sommigen hier. Wij
meenen, dat er ook gelegenheid moet worden gegeven
dat men zich redelijkerwijs kan uitleven, dat het loon
geen belemmering moet zijn voor de voorplantingen
men zijn toevlucht moet nemen tot ons inziens minder
zedelijke doeleinden. Daaruit meenen wij ook den
kindertoeslag te kunnen en moeten verdedigen.
Sprekers beschouwingen zijn dus in korte trekken
deze. Het is niet mogelijk de loonen op te voeren tot
die hoogte, dat het grootst mogelijke gezin van dat
loon kan bestaan. Wanneer toch de loonen, die naar
voren zijn gebracht, zijn gebaseerd op de behoeften
van een gezin van 5 personen, dan zijn die loonen
niet voldoende voor het grootst mogelijke gezin.
Daarom wenschen spreker e.a. bij deze loonen een
toeslag voor de groote gezinnen. Nu zal men van
zekere zijde daarop zeggen Ja, maar dan komt ge
in conflict met de particuliere bedrijven. Dit is spreker
ook wel van sociaal-democratische zijde toegevoegd,
doch hij heeft nooit gemerkt, dat de sociaal-democraten
zich hebben opgeworpen als beschermers van het
particulier bedrijf. Doch ook het particulier bedrijf
heeft in deze richting reeds stappen gedaan, ver
scheidene industrieelen hebben reeds een fonds ge
sticht, waaruit voor de kinderen een zeker bedrag
aan de werknemers wordt verstrekt. Ook in het par
ticulier bedrijf is dit stelsel dus reeds aanvaard. En
als men nu naar voren brengtUw kindertoeslag is
om de loonen te drukken, dan wil spreker wel zeggen
kom maar met feiten. Uit onze amendementen, zooals
die naar voren zijn gebracht blijkt wel, dat het niet
de bedoeling is om de loonen te drukken, omdat onze
amendementen eerder hooger en minstens even hoog
zijn als die der andere fracties. Het gaat dus niet om
de loonen te drukken, ofschoon spreker niet wil ont
kennen, dat die tendenz hieraan misschien wel kan
worden vastgekoppeld. Spreker e.a. hebben de zuivere
bedoeling om boven het loon, dat niet toereikend is,
de mogelijkheid te scheppen tot een toeslag om te
komen tot een redelijk bestaan voor de groote gezinnen.
De heer Van Weideren baron Rengers wenscht met
enkele woorden uiteen te zetten, waarom hij zich
verklaart vóór de voorstellen der voormalige meer
derheid van Burgemeester en Wethouders. Bij de
algemeene beschouwingen der begrooting voor 1920
is hier reeds door verschillende fracties een somberen
kijk gegeven op den toestand der gemeentefinanciën.
De Raad heeft nu voor zich het voorstel van Burge
meester en Wethouders, 't welk gaat over een bedrag
van over de 2 ton. Daar zijn echter nog een aantal
amendementen op ingediend, die zeer vérstrekkende
financieele gevolgen kunnen hebben, welke gevolgen,
voorzoover spreker bekend is, nog onbekend zijn.
Wat de dekking betreft, er is meegedeeld dat deze
voor dit jaar gevonden kan worden, hoe het echter
voor volgende jaren zal komen is niet meegedeeld. Als
de hoofdelijke omslag nog eens weer verhoogd moet
worden, acht spreker dit niet in het belang der gemeente.
De uitgaven der gemeente zullen toch al belangrijk
grooter worden, men denke maar aan het uitbreidings
plan, den woningbouw, den schoolbouw, het badhuis,
het speelterrein enz. Zoo gezien prefereert spreker de
cijfers, neergelegd in het voorstel der eerste meerder
heid van Burgemeester en Wethouders en het spijt
hem dat dit gedeeltelijk is ingetrokken.
De heer Terpstra is ook zeer verwonderd over de
woorden van den heer Schoondermark. Hoe is nu
eigenlijk de kwestie, denkt de heer Schoondermark
er nu hier een klein lolletje van te maken, of weet
hij niet hoe de commissie is samengesteld? Voor
spreker staat de kwestie zoode vorige raadscom
missie zou de zaak behandelen en met positieve voor
stellen komen bij den Raad. Was dat met deze raads
commissie ook het geval geweest, dan wil spreker
wel verzekeren, dat hij voor de voorstellen, waaronder
hij zijn handteekening had gezet, ook zou staan. Deze
commissie was echter slechts een commissie van advies,
die een rapport aan het college had te overhandingen.
Toen dan ook de organisaties bij de commissie werden
uitgenoodigd, werd meteen door den Voorzitter tot
de afgevaardigden gezegd gij moogt ons wat vertellen,
maar gedebatteerd mag er niet worden, want wij
adviseeren slechts aan Burgemeester en Wethouders.
Spreker heeft de taak der commissie aldus opgevat,
dat zij een leiddraad moest maken voor Burgemeester
en Wethouders. Door wat te geven en te nemen zijn
de leden der commissie tot een bepaald resultaat ge
komen, maar dit hield dan ook in de minimum-eischen,
welke Burgemeester en Wethouders in verband met
den politieken toestand in den Raad aan de salarissen
en loonen mochten stellen.
Nu de kwestie bij de algemeene beschouwingen zoo
naar voren is gebracht, meent spreker, als door den
heer Schoondermark daartoe gedwongen, het stand
punt van Burgemeester en Wethouders ten opzichte
van de schaalverdeeling te moeten critiseeren. Over
de schaalverdeeling geven Burgemeester en Wethouders
een heel mooie reclame in hun advies. De commissie
heeft ze naar voren gebracht, zooals zij door de or
ganisatie naar voren is gebracht. Het college spreekt
over de groote nulklasse, doch wat beoogt deze
Alleen om die menschen, die in geen andere klasse
zijn onder te brengen, daarin onder te brengen.
Spreker begrijpt niet dat Burgemeester en Wethouders
hieromtrent geen voorstel deden, de menschen uit de
nulklasse hadden toch, op een 8-tal na, allen onderverdeeld
kunnen worden in een der andere klassen. De commissie
meende dat dit het stelsel was, omdat ook het Rijk
het heeft ingevoerd en de organisaties het naar voren
hebben gebracht. Zoo is de commissie er mee gekomen
en hadden Burgemeester en Wethhouders nu even
de moeite genomen om de cijfers na te zien, dan
hadden zij bijna allen onderdak gebracht in de klassen
van 1 tot 10. Het eigenaardige van het voorstel van
het college is, dat men zich nu eigenlijk van de
klasse-indeeling wil afmaken door het loon van brug
wachters en werklieden in jaarloonen om te zetten en
dan te gaan vergelijken. Bij de sehaalindeeling zijn
die klassen echter op hun plaats gebleven, men heeft
de brugwachters en werklieden in hun klassen laten
staan en niet in de schaalverdeeling opgenomen. Deze
heeft alleen betrekking op de jaarloonen, de politie,
brugwachters en werklieden staan daar buiten.
Nu een tweede kwestie. Toen het advies der com
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920. 263
missie bij Burgemeester en Wethouders was, had
spreker eigenlijk gehoopt dat de organisaties daar
niet alleen gehoord zouden worden, maar dat daar
ook het georganiseerd overleg, dat in de commissie
niet kon plaats hebben, zou plaats grijpen. Toen de
Raad deze voorstellen kreeg en spreker zag dat Bur
gemeester en Wethouders niet de heele zaak van de
commissie hadden overgenomen, maar ook enkele
dingen hadden uitgelicht en omhoog gebracht, had
hij verwacht dat, als de organisaties kwamen, het
college gelegenheid tot een zeker georganiseerd over
leg zou geven. Burgemeester en Wethouders gaven
dan iets toe, de organisaties gaven iets toe en de
raadsleden behoefden dan niet met amendementen te
komen. Dit kon echter niet, en waarom niet Spreker
vermoedt dat èn de commissie èn de organisaties én
het college van Burgemeester en Wethouders te ver
van elkaar staanzij kunnen geen geheel vormen.
Wanneer uit de groepen van werklieden en ambtenaren
een looncomité werd gevormd en daaraan ook werd
toegevoegd een groep raadsleden en men in dat comité
overeenkwam en confereerde, gelooft spreker dat de
Raad van de geheele mikmak, waarvan de heer
Schoondermark sprak, af was. Men kwam dan voor
het feit, dat de organisaties met elkaar in comité
vergaderden, terwijl dit comité met leden van het
college van Burgemeester en Wethouders en raads
leden werd aangevuld, wat gemakkelijker tot over
eenstemming zou leiden. De raadsleden kregen dan
een oordeel over de verschillende zaken en zij konden
dan een beslissing nemen. Dat is de manier, wanneer
men een goede loonpolitiek wil voeren en geen groot
aantal amendementen wil zien. Kan de Commissie
uit beide groepen niet tot elkaar komen dan eerst
komt de Raad zelf met voorstellen.
Dat men elkaar wil overtroeven, zooals de heer
Schoondermark zegt, laat spreker in 't midden. Ieder
die het doet, heeft het recht amendementen in te
dienen, wanneer hij overtuigd is, dat het goed is wat
hij voorstelt.
Spreker hoopt, dat de Raad binnenkort een voorstel
omtrent een Commissie voor loonwijziging krijgt,
zooals hij ze in 't kort heeft voorgesteld. En hij hoopt
tevens dat de Raad daar dan op in zal gaan, om voor
dergelijke loonkwesties gevrijwaard te worden.
De heer Dijkstra wenscht ook naar aanleiding van
de voorgestelde salarissen bij de algemeene beschou
wingen eenige opmerkingen te maken en wel in de
eerste plaats, omdat hij hier eigenaardige dingen ziet
gebeuren. De heer Schoondermark heeft gesproken
van iets als vliegenvangerij bij de verschillende par
tijen om de mooie man te zijn. Maar spreker zou
den heer Schoondermark anders dit willen zeggen,
dat als men voor het publiek en de arbeidersklassen
de mooie man wil zijn, men van de geheele loon
politiek moet afblijven, omdat men daarop altijd gaat
afdingen en altijd aan critiek onderhevig is.
Spreker heeft met eenige bevreemding het hoogere
voorstel van de rechterzijde gezien. Dat is iets
bijzonders en al geeft de heer Dijstra de verklaring
dat het geen opbieding is aan de goede trouw
van den heer Dijstra als persoon twijfelt spreker geen
moment toch, als hij de zaak overziet en ze be
ziet met het inzicht hetwelk de heer Dijstra en
partijgenooten en spreker en partijgenooten in het
het maatschappelijk stelsel hebben, dan verwondert
het spreker, dat rechts met deze voorstellen komt,
omdat het een feit is dat overal, waar de christelijke
of rechtsche partijen in het land de baas zijn of zoo
machtig zijn dat ze er de lakens uitdeelen, de toe
standen voor de arbeidersklassen er in zeer veel ge
vallen allerbedroevendst uitzien. Spreker krijgt dan
ook sterk den indruk dat, wanneer hier in den Raad
niet een amendement was van een sociaal-democra
tische fractie van 10 leden, het niet onmogelijk was,
dat de amendementen van rechts niet waren inge
diend. Dit kan hij aan de hand van heel wat feiten
en redevoeringen bewijzen. Hij wenscht daartoe in
de eerste plaats de aandacht te vestigen op den Raad
van Amsterdam
De heer Visser Rotterdam
De heer Dijkstra: Ja, U weet wel waar 't
zit. In Rotterdam dan, waar de voorstellen van
Heijkoop wel zijn aangenomen, maar waar o.a. de
De Voorzitter: Mag ik U verzoeken U te beperken
De heer Dijkstra geeft zijn verwondering te kennen,
dat hij alleen zich beperken moet.
De VoorzitterU is de eerste, die Rotterdam er
bij haalt.
De heer Dijkstra wil toch wijzen op het eigenaar
dige van de loonpolitiek van rechts.
De Voorzitter meent dat dit er vaak toe voert
om de zaak weer op politiek terrein over te brengen
en dan is het weer een streven van de partijen om
elkaar een hak te zetten. De heer Dijkstra gelooft
den heer Dijstra op zijn woord, maar diens partij
gelooft hij niet. Hij heeft dus eigenlijk den heer
Schoondermark gelijk gegeven. Op deze manier krijgt
men echter weer een gedebatteer waar de Raad niets
aan heeft, dan komt men weer te staan voor begroo-
tingsdebatten, waar heel wat aan vast zit.
De heer Dijkstra zal er niet over uitweiden. Als
hier echter geen sociaal-democraten in den Raad
zaten, waren deze voorstellen van rechts niet geko
men. En spreker wil er even op wijzen dat in Rotterdam
alle christelijk-historischen en anti-revolutionnairen
tegenstemden en dat de organisatie van het christelijk
personeel in publieken dienst werd teleurgesteld.
Spreker meent toch dat het hier wel een klein
beetje in den kijker looptin den Raad van Leeu
warden gaat het toch precies andersom.
Spreker wil er nog iets van zeggen. Als men komt
met loonen, die van eenige beteekenis zijn, dan is
de bedoeling daarvan om de bestaansvoorwaarden
van de betrokkenen te verbeteren. Ook dat is niet
waar, dat kan men van de overzijde niet verwachten,
want het stelsel, waaronder wij leven, wordt door
rechts verdedigd en dat stelsel berust op de uitbui
ting van de arbeidersklassen. Of men deze nu al stelt
op of boven de grens van ellende, 't geeft niets,
het kapitaal spaart men overal, zoodat men de
menschen eigenlijk op een vergulde pil tracteert. Spreker
vestigt er de aandacht op dat van de 2000 millioen
aan crisislasten 700 millioen is gedekt door belasting
en dat voor de resteerende 1300 millioen door Treub
maar gauw een leening is gesloten op langen termijn.
De sociaal-democraten stelden voor het kapitaal aan
te spreken, doch daartegen kwam van de burgerlijke
partijen een heftig verzet. Op die leening zal nu
alleen aan rente jaarlijks 83 millioen worden opge
bracht daar gaan de belastingen heen, belastingen,
opgebracht door de arbeidersklasse zelf. Spreker zal
op 't oogenblik, omdat de Voorzitter meent, dat het
er niet direct bij te pas komt, hier niet meer van
zeggen.
De heer Visser heeft een referaat gehouden ter
verdediging van den kindertoeslag. Zoo af en toe
wordt het dan voorgesteld, alsof die kindertoeslag
iets speciaals is van de rechterzijde. Nu weet spreker
wel dat een zeer groot deel van rechts daar voor