266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920.
Voortzetting der vergadering op Woensdag IJ Juli.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
dezen wenk zeer gaarne ter harte zullen nemen en
er volkomen in kunnen meegaan om al het mogelijke
te doen, dat de vennootsehap alleen zal bestaan uit
.gasfabrieken in overheidsbeheer.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester wordt met alge-
meene stemmen aangenomen.
Wordt doorgegaan met punt 16 der agenda, de
herziening van de salarissen en loonen.
De algemeene beraadslagingen worden heropend.
De Voorzitter kan den Raad mededeelen, dat er
nog een amendement is ingekomen van de heeren
Dijstra, Lautenbach en Visser, luidende
„Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen
om het salaris van den eersten klerk bij de Arbeids
beurs, van de klerk ter secretarie, van den tweeden
klerk bij het Electriciteitbedrijf, van den tweeden
klerk bij de Gasfabriek en van den tweeden klerk bij
Gemeentewerken te brengen op ƒ1500.tot ƒ1800.
onder dien verstande, dat op die functionnarissen
eene jeugdregeling van toepassing zij, dat het salaris
van 1500.eerst op 21-jarigen leeftijd bereikbaar
is en voor elk jaar beneden den 21-jarigen leeftijd
een bedrag van 100.wordt afgetrokken".
De heer Do Vos verkeerde in de veronderstelling
dat er geen amendementen meer mochten worden
ingediend.
De Voorzitter zegt dat het slechts een onderlinge
afspraak van den Raad is geweest om de amendementen
vóór een bepaalden datum in te dienen. Spreker heeft
nu niet de macht om te zeggen dat het niet mag.
De heer De Vos zal er dan toch ook nog een in
dienen.
De Voorzitter herhaalt niet de macht te hebben om
nog amendementen te weigeren. In den Raad is de
onderlinge afspraak gemaakt dat de amendementen
vóór een bepaalden datum moesten inkomen, wil de
Raad nu de later ingekomen amendementen afstemmen,
dan is dat zijn zaak. Spreker zou dit laatste wel in over
weging willen geven, omdat, hoe meer amendementen
er inkomen, hoe moeilijker de zaak wordt te overzien.
Spreker moet de amendementen echter accepteeren.
Naast het amendement van de 3 heeren als boven
bedoeld is er nu nog een ingekomen van de heeren
Dijstra en Lautenbach, luidende
„Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen
het salaris van den assistent-keurmeester te bepalen
op 350.—."
Dan heeft de heer De Vos een amendement inge
diend, hetwelk luidt
„Ondergeteekende stelt voor in kolom „Nieuw
voorgesteld salaris of loon" onder Secretarie te lezen
Bode, inplaats van f 1500.1800.te lezen
1700.—, 2000.—.
Het wil ondergeteekende alleszins billijk voorkomen,
dat het salaris van den bode wordt gelijkgesteld met
dat van den bevolkingsagent".
Spreker stelt voor deze amendementen in bespreking
te brengen bij de betrekkelijke punten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) wenscht een
korte opmerking te maken naar aanleiding van de
verklaring van den Wethouder van Onderwijs. Deze
verklaring heeft den indruk verwekt, alsof de heer
Schaafsma en spreker zich hebben vastgelegd aan de
loonen en salarissen, zooals die door de commissie zijn
voorgesteld. Niets is echter minder waar dan dit. In
de eerste plaats hebben zij zich altijd ten sterkste
verzet tegen een toeslag en van den beginne af heeft
spreker gezegd, dat vooral voor vaklieden de salarissen
van J 30.tot 33.zooals door de commissie
was voorgesteld, absoluut onvoldoende waren. Er is
een vergadering van Burgemeester en Wethouders
geweest, waar spreker niet aanwezig was, doch hij
heeft toen met zijn collega, den heer Schaafsma, vooraf
overleg gepleegd, de zaak op die manier te bespreken.
Nu heeft spreker gister met den heer Schaafsma hier
over getelefoneerd, en deze heeft de zaak in die ver-'
gadering zoo besproken. Het verwijt van den Wet
houder van Onderwijs is dus absoluut onjuist. De
andere heeren zullen ook eerlijk moeten toegeven,
dat in de laatste vergadering van Burgemeester en
Wethouders uitdrukkelijk is verklaard, dat de loonen
der vaklieden in elk geval te laag waren. Spreker
meende deze verklaring even te moeten afleggen, om
dat de heer Schoondermark den indruk heeft gewekt,
dat de heer Schaafsma en spreker plotseling zijn om
gedraaid.
Dan nog een enkele opmerking over het georganiseerd
overleg. Omdat de salaris-commissie een commissie
van advies was, meende de heer Terpstra, dat, nadat
deze commissie haar advies aan Burgemeester en
Wethouders had uitgebracht, er nog wel doormiddel
van georganiseerd overleg een resultaat had bereikt
kunnen worden, waarmee de heele Raad accoord kon
gaan. Zooals op 't oogenblik de regeling is, is dat
echter totaal onmogelijk. Met een comité uit de ver
schillende werkliedenbonden is het uit den aard der
zaak onmogelijk om tot overeenstemming te komen.
Spreker wenscht echter niet dat het de schijn zou
hebben, alsof het College zich niet gestoord zou hebben
aan de besprekingen van Burgemeester en Wethouders
en de werklieden-organisaties.
De heer Schoondermark (wethouder) kan zich voor
stellen dat de heer De Vries de zaak onderzocht heeft,
omdat hetgeen spreker heeft gezegd, verband houdt
met een vergadering, waar de heer De Viies niet
aanwezig was. Om nu een geheele uiteenzetting te
geven van alles, wat er op de vergadering is be
sproken, zou tot een te groote breedsprakigheid leiden;
alleen wil spreker constateeren, dat de heer Schaafsma
in de eerste vergadering, die ten huize van den heer
Berghuis plaats had, geheel en al met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders accoord ging, be
halve met den toeslag. Dat de heer De Vries dat niet
deed, kan spreker niet helpen. Maar nu komen èn de
heer De Vries èn de heer Schaafsma met een amen
dement, dat niet klopt met de afspraak in het college
van Burgemeester en Wethouders.
De heer 0 F de Vries (wethouder) vindt het jammer
dat de heer Schaafsm niet hier is. Spreker kan natuur
lijk niet uit zijn naam spreken, maar hij heeft altijd
gezegd, dat de voorgestelde loonen der vaklieden te
laag waren.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft het over
den heer Schaafsma en niet over den heer De Vries.
Spreker heeft gezegd, dat hij zich kan voorstellen,
dat de heer De Vries de zaak onderzocht heeft. Wat
spreker echter in laatsten termijn heeft gezegd, is do
zuivere waarheid. De heer De Vries zegt dat het
hem spijt dat de heer Schaafsma niet aanwezig is.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920. 267
Voortzetting der vergadering op Woensdag 14 Juli.
De andere heeren van het college zijn er echter wel
en als spreker abuis heeft of een verkeerden indruk
geeft van de zaak, verzoekt hij den anderen heeren
hierover het woord te vragen.
De heer Dijkstra heeft gister gezegd, dat hij, naar
aanleiding van het afbreken zijner algemeene be
schouwingen, daarop heden nog eens terug wenschte
te komen. Hij is niet van plan om te uitvoerig te
worden, maar hij meent toch het recht te hebben,
zich uit te spreken en te zeggen wat hij naar aan
leiding van de voorstellen der rechterzijde in het
midden heeft te brengen. Er is opgemerkt dat het
voorbeeld, dat spreker gister aanhaalde omtrent het
optreden der rechterzijde te Rotterdam, met deze
voorstellen hier niets te maken had, omdat de rechter
zijde naar voren bracht dat zij iets voor de arbeiders
moest doen. Spreker nu zal de laatste wezen, die
dat ontkent, maar dan moet zij ook trachten aan
te toonen, dat het werkelijk juist is, dat ze iets voor
de arbeiders doet, of de voorstellen die zij als fracties
of als partij doet, niet totaal worden geneutraliseerd
door de partij-politiek. Als men de voorstellen zoo
ziet, dan is er bij een bepaald loon een bepaald voor
stel om het te verhoogen, maar het komt er voor
spreker op aan, dat men niet 't geen men met de
rechter hand geeft met de linker weer dubbel en
dwars terug haalt. En dat is juist sprekers verwijt
tegenover de rechterzijde. Hij wil daartoe wijzen
op hetgeen de regeering doet in haar levensmiddelen-
politiek. Hier wordt een belangrijk hooger salaris
voorgesteld, maar de regeering bezigt een schandelijke
levensmiddelen-politiek, men zie maar hoe zeer be
langrijk de prijzen van brood, boter enz. dagelijks
stijgen. Laat de regeering zich dus daar eerst mee
bezig houden
Spreker wijst er vervolgens op wat door de regee
ring in de huurcommissiewet wordt voorgesteld ten
opzichte van de woninghuren. Men wil daar voor
oude en nieuwe woningen één huurprijs invoeren en
wel de hoogste, zoodat, wie tot nog toe 4.a
5.per week huur betaalt voor een oude woning
over een paar jaar 11.a 12.zal moeten be
talen. Als de rechtsche partij die tactiek volgt, wat
doet zij dan voor de arbeidersklasse Zij geeft met
de eene hand een rijksdaalder en neemt er met de
andere vier terug. Spreker meent dat het wel dege
lijk ter zake doet, wat de rechtsche partij uitvoert,
dat kan in den Raad niet scherp genoeg naar voren
worden gebracht. Als het er op aan komt om een
groot gat aan te vullen met woekerwinst is het de
rechtschen partij die zich daartegen verzet. Toen Ter
Laan een motie in de Kamer indiende om de 1000
millioen oorlogs-onkosten af te lossen door een heffing
ineens, is dit van rechtsche kant verworpen. Opper
vlakkig mag het mooi lijken dat rechts in den Raad
van Leeuwarden met zulke uitgebreide voorstellen
komt, maar als het gaat om de vermogens aan te
tasten en de arbeiders te ontlasten dan zijn de heeren
niet thuis. Spreker wil er op wijzen dat van 1914
tot 1918 de vermogens in Nederland met 3700 millioen
zijn toegenomen hij zou willen beweren dat die 1000
millioen van die 3700 millioen wel af kan. Als die
kwestie echter aan de orde komt, dan zijn het de
heeren van rechts niet, die met belangrijk hoogere
voorstellen komen, dan is de partij niet thuis.
Dan is er ook door den minister een rem tegen
loonsverhooging aangelegd. Deze eischt dat ook van
den heer Dijstra, die namens zijn fractie de verhoogde
voorstellen heeft ingediend. De minister zegtEen
onafwijsbare eisch is het, dat, alvorens tot eenige
loonsverhooging wordt overgegaan, de middelen tot
dekking zijn aangewezen. Nu wordt spreker niet
gevraagd of hij ten opzichte van de gemeentefin ancien
staat op het standpunt, waar men in Den Haag op
staat en op dat van de voorstellen, die de Kamer
bereiken. Deze voorstellen van minister De Vries
raken toch kant noch wal voor wat betreft het be
lasting-budget der groote gemeenten. Maar spreker
zal zoo vrij wezen de heeren van rechts er op te
wijzen, dat de minister eischt, dat men komt met
dekkingsvoorstellen omtrent dit voorstel tot loonsver
hooging en hij zal met belangstelling naar deze voor
stellen uitzien.
Spreker wenscht nog even den vinger te leggen
op een uitdrukking van den heer Dijstra n.l. „dat hij
hoopt op toenadering tusschen kapitaal en arbeid".
Als de heer Dijstra echter even om zich heen kijkt:
naar het optreden van zijn eigen partij tegenover de
arbeidersklassen naar de geweldige concentratie
van het groot kapitaal naar het uitzuigsysteem
van het scheepskapitaal, dat bij een winstcijfer van
208 millioen nog een verhooging van 4 millioen aan
loon durft weigeren naar de uitsluiting in de bouw
vakken thans, wat niets anders is dan een stuk puur
machtsfanatisme van het georganiseerd bouwkapitaal
dan lijkt het nog niet veel op toenadering tusschen
kapitaal en arbeid. Maar het allerergste in het erger
lijke is dat de christelijke arbeiders en de moderne
georganiseerden, die precies dezelfde belangen hebben,
door de tactiek van rechts bij elkaar weg worden
gedreven, zoo ver mogelijk van elkaar worden ge
scheiden. Dit was het wat spreker in verband met
de verhoogde voorstellen der rechterzijde had te zeggen.
De heer Oosterhoff heeft een oogenblik het voor
nemen gehad om ook bij deze loonvoorstellen vrij
uitvoerig zijn standpunt uiteen te zetten. Hij heeft
hier echter van afgezien, omdat hij inziet dat het
volkomen nutteloos is, omdat hij overtuigd is, dat
het absoluut niet van invloed zal zijn op de stem
mingen en in de tweede plaats, omdat de heer Ren-
gers al gedeeltelijk zijn bezwaren naar voren heeft
gebracht. Toch is de verleiding voor spreker ditmaal
groot. Het is de eerste maal dat een nieuw argu
ment is aangevoerd. Tot nu toe heeft steeds alleen
het motief van de veel duurdere levensomstandigheden
gegolden, nu komt men voor de eerste maal met ver
betering en verhooging van den levensstandaard voor
werklieden en ambtenaren. Dat is een nieuw motief.
Op zichzelf heeft spreker daar absoluut geen bezwaar
tegen, alleen zal het, naar het hem voorkomt, nu niet
toegepast mogen worden, omdat het gaat ten koste
van een heele groote kring van arbeiders en burgers,
die geen zwaardere lasten meer kunnen dragen. De
verhooging, die de Raad de macht heeft om te geven,
zal ten laste komen van een zeer breede schare van
menschen, die niet meer lasten kunnen dragen. Als
men zijn ooren maar te luisteren legt hoort men hoe
er over de zware belasting wordt geklaagd, en daarom
acht spreker het niet geoorloofd dat de Raad gebruik
maakt van zijn bevoegdheid, die enkelen te bevoor-
deelen ten koste van een belangrijk deel van de bur
gerij, dat net zoo goed met de omstandigheden te
kampen heeft. Er is gister door den heer Rengers
al iets over gezegd, dat het nu bekend is dat deze
verhooging uit de hoogere opbrengst der belasting
kan worden bestreden. Doch hoe komt dit volgende
jaren? De heer Dijkstra zegt, dat hij daar niet naar
vraagt, doch spreker acht dat een wonderlijk stand
punt dat niet opgaat. De Minister immers vraagt
naar een blijvende dekking der uitgaven en zoolang
wij diens goedkeuring in hoogste instantie noodig
hebben, dient men zich te schikken naar dengene, die
ten slotte beslist. Hoe men er persoonlijk over denkt
is absoluut van geen beteekenis, de hoogere macht
kan hier alleen spreken.
Spreker acht het absoluut onverdedigbaar dat de
dekking voor de hoogere loonen en salarissen wordt
aangegeven door de hoogere prijzen van het product
van de bedrijven, n.l. door verhooging van den prijs