Vergadering van Dinsdag 13 Juli 1920.
242 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juni 1920.
schade, mits er maar niet te hard wordt gereden.
Niet dat de ijzeren banden zullen worden toegelaten
zij doen echter ook naar het oordeel van het college
bij langzaam rijden weinig schade, ofschoon natuurlijk
wel iets meer dan gummibanden. De bedoeling is dus
dat niet zonder gummibanden mag worden gereden,
't zij dan massieve of luchtbanden en voorts, dat er
bepalingen worden gemaakt omtrent de maximum
snelheid, die streng zullen worden gehandhaafd. De
maximum snelheid voor de kleinste soort vrachtauto
mobielen, dat zijn dus die, welke meer overeenkomen
met de gewone personen-auto, wordt op 20 K.M.
gesteld, die voor de middensoort zal 15 K.M., terwijl
de maximum snelheid voor de grootste soorten 10 K.M.
zal bedragen.
Burgemeester en Wethouders meenen, hoewel ze
elk oogenblik gerechtigd zijn om de bepalingen te
wijzigen, hier een combinatie te hebben genomen
tusschen de belangen van het publiek en de belangen
der nijverheid. Men kan nu wel zeggen, dat het
rijden met vrachtautomobielen heelemaal verboden
moet worden, doch men moet ook rekening houden met
de belangen der nijverheid. Mocht in de practijk blijken,
dat deze vastgestelde maximum-snelheden nog te
groot zijn hoewel spreker dit thans niet wil aan
nemen dan zou hij willen zeggen, dat Burgemees
ter en Wethouders elk oogenblik in staat zijn om
deze nog kleiner te stellen.
Aan het bedoelde raadsbesluit zal dus zoo spoedig
mogelijk gevolg worden gegeven.
De interpellatie wordt gesloten.
IX. De Voorzitter doet nog mededeeling, dat van
den heer De Boer het volgende verzoek is ingekomen
„Ondergeteekende verzoekt naar aanleiding van
het toegezonden rapport der woningtelling een vraag
aan Burgemeester en Wethouders te mogen stellen".
Spreker stelt voor het gevraagde verlof toe te
staan, doch verzoekt den heer De Boer het niet te
lang te maken.
Het gevraagde verlof wordt toegestaan.
De interpellatie wordt geopend.
De heer De Boer zegt dat het enkel betreft het
maken eener opmerking. De raadsleden hebben heden
bij hun zitplaatsen gevonden een rapport der woning
telling, doch hierbij zijn niet gevoegd de staten, die
toch het belangrijkste deel van het verslag uitmaken.
Dit heeft spreker verwonderd en hij zou nu willen
verzoeken, dat deze alsnog worden toegezonden.
De Voorzitter doet toezegging het met den Secre
taris te zullen overleggen.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) wou vragen
of het de bedoeling van den heer De Boer is dat de
staten heelemaal worden overgelegd of dat alleen de
totalen worden overgelegd. Dit laatste beteekent niet
zooveel, maar om de geheele staten over te leggen
geeft nog al veel werk.
De Voorzitter Is het overleggen der totalen niet
voldoende
De heer De Boer zal dan, als het te veel werk
geeft, zelf wel een afschrift daarvan maken.
De interpellatie wordt gesloten.
X. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi veronder
stelt dat de Voorzitter haar vraag heeft gerekend bij
die van den heer Nijholt, waarop de Voorzitter heeft
geantwoord. Spreekster wenscht echter een aparte
vraag te stellen.
De Voorzitter zegt, dat hij inderdaad meende, dat
met de beantwoording van de vraag van den heer
Nijholt, die van mevrouw Buisman was beantwoord.
Spreker wil nu echter mevrouw Buisman in de ge
legenheid stellen hare vraag tot het college te richten.
De interpellatie wordt geopend.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi wou vragen of
het, waar de stagnatie in de waterverziening ontstaat
door de gebrekkige capaciteit, niet verstandig is, terug
te komen op het genomen besluit, waarbij de verordening
op het gebruik van leidingwater is ingetrokken.
Wanneer nu het schrobben wordt verboden, zou men
minder last hebben van stagnatie. De Voorzitter heeft
toen reeds gezegd, dat het antwoord van het bestuur
der waterleiding-maatschappij was, dat het intrekken
der verordening bij warme zomerdagen bezwaar zou
opleveren. Spreekster zou dan ook werkelijk willen
voorstellen om op dat besluit terug te komen, omdat
zij meent, dat dit het eenige middel is om in het
tekort te voorzien. Zooals de toestand nu is, is hij
toch onhoudbaar.
De Voorzitter wil namens het college van Burge
meester en Wethouders wel toezegging doen, dat zij
over deze vraag nog wel eens overleg willen plegen.
De heer Lautenbach meent toch even te moeten
opmerken, dat de woningen, die in de laatste 15 of
20 jaren zijn gebouwd, niets anders hebben dan
leidingwater. Men kan in huis wel zeer zuinig met
leidingwater doen, wanneer men zelf een put ter
beschikking heeft, maar die anders niets hebben dan
leidingwater zijn daar ook voor alles op aangewezen.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zegt, dat juist
de verordening was ingesteld voor het schrobben en
sproeien van straten. Spreekster heeft ook geen put
of geen regen water bak aan huis, maar zij wil juist
daarom de verordening weer hebben ingesteld, opdat
het schrobben van straten wordt verboden. Men heeft
meer aan het schoonmaken van de menschen en alle
andere dingen in huis dan aan schrobben van straten.
De Voorzitter doet namens Burgemeester en Wet
houders toezegging, dat het college hierover in overleg
zal treden met de waterleiding-maatschappij.
De interpellatie wordt gesloten.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920.
243
Tegenwoordig 22 leden, te wetende heeren Dijstra,
Zandstra, Oosterhoff, Tulp, Visser, Lautenbach, Van
der Werff, Dijkstra, Terpstra, Nijholt, De Boer, Jansen,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Collet,
O. F. de Vries, Postma, De Vos, Van Weideren baron
Rengers, mevrouw BesuijenLindeboom, de heeren
Berghuis, IJ. de Vries en Schoondermark.
Afwezig met kennisgeving 3 ledende heeren Tie-
mersma, Fransen en Schaafsma.
Voorzitterdo heer Jhr. mr. J. M. van Beijma,
Burgemeester.
I. Vaststelling van de notulen der vergaderingen
van 11 en 25 Mei 1920.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Do Vos heeft een kleinigheid. In het ver
slag van 25 Mei, bladz. 200 ongeveer middenin is
door spreker gezegd„daar heeft de drankwet niets
meer uit te staan". Dit „meer" moet zijn „mee", dat
is een zinstorend drukfoutje.
De Voorzitter: In de eerste of in de tweede kolom
De heer De VosIn de tweede kolom, in 't midden
ongeveer.
De heer Berghuis weet 't geen hij gaat mededeelen,
niet beter ter sprake te brengen dan bij dit punt.
Spreker is nog altijd een antwoord schuldig op een
aanmerking van den heer De Boer over het begroo-
tingsverslag. Spreker zou n.l. bij de behandeling van
den post voor voeding en kleeding voor behoeftige
schoolkinderen een interruptie hebben gebezigd, dat
deze post door het college niet als grenspost, maar
ruim zou worden opgevat. Deze interruptie is door
spreker inderdaad op de door den heer De Boer be
doelde plaats gebezigd en het is dan ook waarschijn
lijk, dat een verhooging van den post te zijner tijd
zal worden aangevraagd. (Men zie hiervoor de notulen
van 9 Maart 1920 bladz. 94, 2e kolom II en de notulen
van 22/29 December 1919, bladz. 382, 2e kolom).
De beraadslagingen worden gesloten.
De notulen der vergaderingen van 11 en 25 Mei
1920 worden, behoudens de opmerking van den heer
De Vos, onveranderd vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld:
1. dat Gedeputeerde Staten:
a. hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d.
8 Juni 1.1. betreffende overneming in eigendom van
P. Osinga van een strookje grond aan den Stienser-
wes;
22 Juni 1.1. tot wijziging van de gemeente-begroo
tingen, diensten 1919 en 1920;
b. de ontvangst hebben bericht van het raadsbe
sluit d.d. 25 Mei 1.1. tot vaststelling van eene ver
ordening op den verkoop van sterken drank gedurende
de kermis in 1920.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. schrijven van Gedeputeerde Staten waarbij in
overweging wordt gegeven het raadsbesluit d.d. 8
Juni 1920 tot wijziging der gemeente-begrooting 1920,
in dier voege te splitsen, dat de uitgaafpost wegens
aandeel der gemeente in de kosten van den bouw
van middenstandswoningen, groot 200,000.mot
de daartegenover in ontvang geraamde gedeeltelijke
opbrengst der leening van 2,000,000.wordt uit
gelicht en als afzonderlijke begrootingswijziging in
gezonden.
De Voorzitter zou willen voorstellen dit punt nu af
te doen en aan Burgemeester en Wethouders de wij
ziging over te laten. Burgemeester en Wethouders
stellen voor om aan het verzoek van Gedeputeerde
Staten te voldoen.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, waarna het schrijven
onder punt 2 voor kennisgeving wordt aangenomen.
3. proces verbaal van de opneming van de boeken
en kas van den ontvanger der gemeente Leeuwarden.
4. berichten van den verificateur der gemeente
financiën omtrent de verificatie van de boeken van
de Gemeentereiniging en het Gemeentelijk Electrici-
teitbedrijf.
De punten 3 en 4 worden voor kennisgeving aan
genomen.
5. adres van A. Engwirda en andere van gemeente
wege gepensionneerden, om overeenkomstig de rijks
regeling een toeslag van 40 °/0 op hunne pensioenen
te verleenen, met adhaesie-betuiging van de afdeeling
Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van Werk
lieden in Openbare Diensten en Bedrijven.
Wordt voorgesteld het adres voor kennisgeving aan
te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra: Zou het niet wenschelijk zijn
het adres in handen te stellen van Burgemeester en
Wethouders om prae-advies?
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
dit advies geven naar aanleiding van een reeds twee
maal gevallen beslissing in den Raad. Eenzelfde
adres, waarbij hetzelfde wordt verzocht is in de ver
gadering van 11 Mei voor kennisgeving aangenomen,
naar aanleiding waarvan Burgemeester en Wethou
ders ook thans eenzelfde advies hebben uitgebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het adres onder 5 wordt voor kennisgeving aan
genomen.
6. adhaesie-betuiging van den Bond van hoofden
van den technischen dienst van gemeentewerken in
Friesland met het schrijven van den Nederlandschen
Bond van gemeente-ambtenaren inzake verhooging
van de pensioenen aan ambtenaren en hunne weduwen
en weezen, door de gemeente toegekend, welk laatste
schrijven den 11 Mei 1920 voor kennisgeving is aan
genomen.
7. schrijven met onleesbare handteekening betref
fende den toestand aan de Houtpolle (Oldegalileën).
De punten 6 en 7 worden voor kennisgeving aan
genomen.
8. schrijven van de Commissie van toezicht op het
Lagerwijs Onderwijs, waarbij wordt overgelegd een
afschrift van een brief van schoolhoofden, leden van
de afdeeling Leeuwarden van de Yereeniging van
hoofden van scholen en gericht aan het lid dier com
missie, den heer K. de Boer, tevens lid van den Ge
meenteraad, naar aanleiding van een uiting van dat