254 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920. De Voorzitter krijgt den indruk dat er voor het vaststellen dezer verordening wel eenige bezwaren naar voren worden gebracht, maar dat, wanneer er over het principe zou worden gestemd, de verordening er zeer zeker zou komen. Er wordt dan voornamelijk gewezen op het ledigen van kolken per keer en het weghalen van bedrijfsafval. Spreker geeft volkomen toe, dat op het eerste ge zicht het tarief voor het ledigen van een kolk a 50 cent en dat voor het weghalen van bedrijfsafval a 2.of 1.heel weinig lijkt, maar hij gelooft dat de heer Nijholt hier volkomen gelijk heeftals men de tarieven gaat opvoeren tot het kostenbedrag of bijna het kosten-bedrag, dat er dan geen kolk meer gele digd wordt. Dat is juist het groote bezwaar. En door het nu een beetje „smakelijk" te maken, zou spreker haast zeggen, komt men er nu wel toe. Als de gemeente er te veel voor vraagt, zal het gevolg zijn, dat de kolken blijven zitten en vervuilen. Dat is het groote gevaar van het opdrijven der tarieven. Die gedachten- gang zit ook door de geheele verordening en niet alleen in de tarieven van A tot E. De overheid moet in dezen ingrijpen, men laat de menschen iets betalen, maar niet den kostprijs. Eigenlijk zijn alle tarieven daar beneden, doet men dit niet, dan begint de rem weer te werken en dat is ten slotte veel erger voor het algemeen belang dan dat voor een gegeven dienst de gemeentereiniging 1 of 2 gulden te min ontvangt. Dan is ook aangehaald de kwestie van de groote gezinnen, 't Is natuurlijk een feit, dat deze meer ver wisselingen van tonnen noodig hebben dan de andere, maar spreker vermoedt, dat de toelichting van den directeur der gemeentereiniging hierin wel voorziet. De directeur heeft aangenomen, dat de verwisseling bij een gezin van 6 personen en daar beneden één maal per week geschiedt en bij een gezin met meer dan 6 personen meerdere keeren. Er is dus wel degelijk rekening gehouden met de groote gezinnen. De heer Nijholt: U zegt, dat bij een gezin boven de 6 personen meerdere keeren verwisseling plaats heeft, maar dat is juist wat in de verordening ont breekt. Het staat er niet in en als dat nu in art. 7 werd opgenomen, dan was het geopperde bezwaar uit den weg geruimd. De Voorzitter: Het staat in art. 7. Spreker doet lecture hiervan en zegt, dat het b.v. ten opzichte van de hooge tonnen de bedoeling is, dat de verwisseling geschiedt éénmaal per week voor gezinnen van 6 personen en daar beneden, m. a. w. meerdere malen bij gezinnen boven de 6 personen. Spreker zou anders niet weten waarom dat hier staat. Den heer De Boer lijkt het toch goed toe, ter ver duidelijking een alinea aan het artikel toe te voegen. Hij zou daarom willen voorstellen het volgende amendement op art. 7 „Bij grootere gezinnen geschiedt de verwisseling naar evenredigheid, ter beoordeeling van Burgemeester en "Wethouders, meermalen dan in de alinea's 1, 2 en 3 is aangegeven". Dit amendement wordt door Burgemeester en Wet houders overgenomen. De Voorzitter: Wenscht. mevrouw Buisman haar voorstel nog te handhaven Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Heen, Mijnheer de Voorzitter. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling der verordening, sub II van het voorstel. De artt. 110 worden onveranderd vastgesteld. Art. 11. De heer IJ. de Vries zegt na de nadere toelichting van Burgemeester en Wethouders er niet op te staan, dat de door hem bedoelde tarieven worden verhoogd. Spreker is het ook met den heer Nijholt eens, dat het oog moet worden gehouden op den algemoenen gezondheidstoestand en de hygiëne. Art. 11 wordt onveranderd vastgesteld. Artt. 12 en 13 worden onveranderd vastgesteld, waarna de geheele verordening wordt vastgesteld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders sub I. 12. Agenda no. 13). Voorstel van het lid, den heer Jansen, tot wijziging van art. 25 van het Werklieden reglement. Het prae-advios van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt In Uwe vergadering van den 9 Maart j.l. werd in onze handen om prae-advies gesteld het volgende voorstel van Uw medelid, den heer Jansen, aangaande wijziging van art. 25 van het Werkliedenreglement. .,„In het eerste lid worde „recht op twee dagen verlof" gewijzigd in „recht op drie dagen verlof." Aan het derde lid worde toegevoegd„Aan losse werklieden wordt bij iedere 100 achtereenvolgende werkdagen, waarvoor drie dagen verlof wordt toegestaan, vijf gulden toegekend."" Dit voorstel werd door ons om advies gezonden aan de commissie voor georganiseerd overleg. Haar advies, gegeven bij schrijven van 13 April j.l. no. 19, wordt hierbij overgelegd. De meerderheid der commissie acht de door den heer Jansen voorgestelde wijzigingen wenschelijk ter tegemoetkoming aan die werklieden, welke te oud zijn om nog vast te kunnen worden aangesteld. Hoewel wij toegeven, dat de door de Commissie bedoelde werklieden in een minder gunstige positie verkeeren, meenen wij toch, dat een ingrijpende wijziging van het in zijn tegenwoordigen vorm nog geen jaar bestaande art. 25 van het Werkliedenreglement hierdoor niet is gemotiveerd. Mocht vroeger aan de bepaling van art, 9, lid 2, van het Werkliedenreglement, luidende: „De tijdelijke werk man wordt na onafgebroken 52 weken tot tevreden heid in dienst der gemeente te zijn werkzaam ge weest, tot vasten werkman aangesteld, indien hij be houdens het bepaalde sub f van het eerste lid (lichame lijke geschiktheid) geacht kan worden voor de aan hem opgedragen werkzaamheden bij voortduring noodig te zijn", niet streng de hand zijn gehouden, thans wordt dit voorschrift nauwkeurig nageleefd. Toeneming van het aantal werklieden, welke ge regeld in gemeentedienst zijn, zonder evenwel van een vaste aanstelling te zijn voorzien, wordt daardoor voorkomen. Tegenover het voordeel, dat aanneming van het voorstel-Jansen voor de enkele, door de commissie van georganiseerd overleg bedoelde personen zou brengen, staat de lang niet onbelangrijke jaarlijk- sche uitgaaf van 3000.welke door deze wijziging ten laste der gemeentebegrooting zou worden gebracht. Hier komt bij, dat in Juni van het vorige jaar door den Raad billijk werd geoordeeld, dat een tijdelijk werkman, die 100 achtereenvolgende dagen onafge- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1920. 255 broken in gemeentedienst is geweest, recht heeft op 2 dagen verlof, terwijl vacantiegeld alleen aan vaste werklieden wordt toegekend. Het komt ons college niet wenschelijk voor reeds thans een nieuwe regeling vast te stellen, waardoor de rechten der tijdelijke werklieden zoo zouden worden uitgebreid. Wel werd op dezerzijdsch voorstel onlangs een wijziging in art. 25 van het Werkliedenreglement aangebrachtdit betrof echter de aanvulling van een leemte, die in de praktijk in het bestaande artikel was gebleken te bestaan. Wanneer het ontwerp van wet, regelende den rechtstoestand der ambtenaren, van kracht zal zijn geworden, is ook deze stof daarin geregeld. Ook met oog hierop is het, dat wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten het voorstel- Jansen tot wijziging van art. 25 van het Werklieden reglement te verwerpen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Jansen wil eenige oogenblikken stilstaan bij het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Hij gelooft dat het college de zaak zoo eenzijdig heeft behandeld als wel zelden gebeurt. Wat toch is de kwestie? Toen spreker zijn voorstel deed, bij of na de behandeling van art. 25, was hij overtuigd, dat men hier vond een groep van menschen, die zijn achtergesteld en met wier belangen wellicht niet voldoende rekening is gehouden. Want het gaat niet over enkele menschen, zooals in het prae-advies staat trouwens later komt men daarin ook met het cijfer f 3000.wat niet kan slaan op enkele menschen en daaronder zijn er die bij de gemeente 3-7 jaar los in dienst zijn geweest en die wellicht nooit op een vaste aanstelling behoeven te rekenen. En nu heeft spreker de bepaling, dat er voor iedere 100 dagen slechts 2 dagen verlof wordt verleend, getroffen als een onbillijkheid. Alle organisaties in de commissie voor georgani seerd overleg waren voor sprekers amendement. Hij begrijpt dan ook niet dat Burgemeester en Wethou ders in hun prae-advies kunnen zeggen dat de „meer derheid" dier commissie er voor was, dit is dan althans, op 't zachtst uitgedrukt, niet juist weerge geven, omdat met op één na algemeene stemmen de wenschelijkheid van sprekers amendement in die commissie is betoogd. Alleen de directeur van de reiniging heeft er zich pertinent tegen verklaard, de andere directeuren waren er ook allen voor en spreker gelooft dan ook wel, dat de wenschelijkheid van de bepaling als in zijn amendement door de meerderheid van de directeuren en de meerderheid van of het geheele werkliedenpersoneel genoegzaam is naar voren gebracht. Als spreker nu nog enkele woorden over het ge organiseerd overleg zal spreken, kan hij niet anders dan het hier gevolgde ten sterkste afkeuren. Er behoeft hier niet meer te worden besproken of het door spreker voorgestelde wenschelijk is of nood zakelijk door de werklieden-organisaties en de direc teuren op één na is dit reeds aangetoond en tóch komen Burgemeester en Wethouders met een afwijzend prae-advies. En het geldt hier niet enkelen, maar velen, het geldt een 5070 personen, anders begrijpt spreker toch het bedrag van f 3000.niet, dat met de aanneming van zijn voorstel gemoeid zal zijn. Dit is een rechtsvoorstel en een billijkheidsvoorstel, dat aangenomen moet worden en spreker verwacht ook, dat de Raad zal hebben gezien, op welk een autocra tische manier de voorzitter der commissie voor geor ganiseerd overleg dit overleg heeft toegepast en hoe hij zijn meening doordrijft, zonder rekening te houden met die van de werkliedenorganisaties en de directeuren. Indien wordt aangenomen wat spreker voorstelt ten opzichte van art. 25, dan blijft er nog voldoende onderscheid tusschen de vaste en de losse werklieden. Volgens zijn voorstel, dat is 3 dagen verlof voor elke 100 achtereenvolgende werkdagen plus 5. krijgen de losse werklieden in het allergunstigste geval 300 achtereenvolgende werkdagen 9 dagen verlof plus f 15.terwijl de vaste werklieden krijgen 14 dagen plus 25.Spreker gelooft dan ook, dat deze billijkheid tegenover de losse werklieden van groot belang is. De Voorzitter kan de kwestie van het doordrijven van den voorzitter der commissie voor georganiseerd overleg moeilijk beantwoorden, dat kan de heer Schaafsma zelf het beste antwoorden. Verder kan spreker omtrent deze conclusie van het prae-advies, namens Burgemeester wel zeggen, dat de heer Jansen een rechtstoestand voor de losse werklieden wil hebben geschapen (het reglement kent geen „losse" werklieden, maar alleen „tijdelijke") die er al is. Er wordt alleen maar wat uitbreiding aan gegeven, in plaats van 2 dagen verlof wenscht de heer Jansen er 3, het gezichtspunt is dus niet nieuw, maar wordt alleen iets verruimd, het is, wat we straks ook krijgen, slechts een kwestie van meer of minder. Het verlof bestaat op 't oogenblik al, het is thans 2 dagen, terwijl de heer Jansen voor de „losse" werklieden spreker wil nogmaals opmerken dat het reglement geen losse werklieden kent voor iedere 100 dagen 3 dagen verlof plus 5.wil toekennen. Waarschijnlijk heeft de heer Jansen met „losse" werklieden „tijdelijke" werklieden bedoeld en zoo opgevat wordt de bestaande toestand alleen uitgebreid. Waar nu nog slechts zoo kort geleden na overleg met de organisaties het reglement is samengesteld en de wijziging zoo'n klein onderdeel betreft, stellen Burgemeester en Wethouders voor het zoo te laten. Men kan daar nu lang en breed over praten, doch het is slechts een kwestie van meer of minder. De heer Terpstra zegt, dat dit voorstel is uitge gaan van de Christelijke organisaties. Natuurlijk, iedere organisatie wil wel een paar leden er bij hebben. Doch wie onze werklieden kent, zegt spreker, weet dat ze zich op deze manier niet laten winnen. Deze kwestie is kort geleden ook nog in de com missie voor de openbare werken ter sprake geweest. Spreker had verwacht, dat de Voorzitter daar iets van zou zeggen. In die commissie is dan besproken, dat sprekers partijgenooten de losse werklieden gelijk willen stellen met die uit de particuliere bedrijven. Daar hooren ze eigelijk ook thuis en dan kan er een contract met de organisaties worden afgesloten. Dan krijgt men ook niet telkens weer van die kwesties als hier nu weer aan de orde. Spreker gelooft, dat het de juiste weg is, wat in de commissie voor de openbare werken is besproken, n.l. dat men losse werklieden krijgt op contract evenals in het particu lier bedrijf. De heer Jansen wil naar aanleiding van de min of meer fanatieke beschuldiging van den heer Terpstra, dat iedere organisatie wel een paar leden wil hebben, wel pertinent verklaren, dat hij hier los staat van iedere organisatie, 't zij rechts of links, dat hij niet door een organisatie wordt geregeerd en niet daarmede confereert zooals de heeren van de overzij. Het woordje „losse" heeft de aandacht van den Voorzitter getrokken't kan zijn dat spreker gespro ken heeft van „losse" werklieden maar hij bedoelt „tijdelijke", menschen die van 37 jaar in dienst der gemeente zijn. De Voorzitter kan nu wel zeggen, dat het een kwestie is van meer of minder, maar als een werkman geen vaste aanstelling kan krijgen en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7