306 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920. De heer Berghuis (wethouder) wil in de eerste plaats, ten opzichte van de uren der lantaarnopstekers, de heeren, die spreken over overuren, nachturen, zondags- werk enz., onder de oogen brengen, dat er de vorige raadsvergadering unaniem is besloten, dat de loonen der lantaarnopstekers zouden bepaald worden naar een uurloon van ongeschoolde werkkrachten. Dat is aangenomen en daarbij is aangenomen, dat het col lege van Burgemeester en Wethouders zou onder zoeken, hoe hoog het loon moest worden in verband met het aantal uren dat de lantaarnopstekers werken. Nu heeft het college volgens het besluit van den Raad het onderzoek gehouden. De directeur van de gasfabriek, die daartoe de controle heeft toegepast, heeft het aantal werkuren vastgesteld op 14. Nu wil de Raad weer hooger en spreekt over werken op Zon dag en bij nacht. Het gaat toch niet op, dat men nu weer nieuwe argumenten aanvoert. De heer Jansen heeft nog een zeer korte opmerking. Spreker wil zijn woorden niet als „argument" laten gelden, het is alleen maar een bloote kwestie van het bepalen der uren. Burgemeester en Wethouders zeggen 14 uren en een gedeelte van den Raad zegt 20 uren. Spreker staat nog op het standpunt dat de menschen 20 uren werken. Hij heeft dat van de zijde van de betrokkenen zelf, niet van de gasfabriek. De Voorzitter meent dus, dat, wanneer een lid van den Raad pertinent zegt dat het 20 uren is en de directeur van de gasfabriek zegt dat het 14 uren is, dat van Burgemeester en Wethouders wordt geëischt dat zij luisteren naar dat lid van den Raad. Die weet het beter dan de directeur. De heer Jansen: Dat heb ik niet gezegd. De heer Terpstra zegt dat toen hij zijn amendement had ingediend, hij meende, dat het loon ongeveer op 12.zou komen. Het college nam toen dit amen dement over en zou het aantal uren onderzoeken, spreker wilde toen nog met het voorstel-Jansen meegaan om direct een definitieve vaststelling te krijgen, 't Is nu een moeilijke kwestie. De Raad heeft toen besloten dat Burgemeester en Wethouders het aantal uren zouden onderzoeken. Werd het meer uren, dan kwam het loon boven de f 12.werd het minder, dan werd het loon ook minder dan 12.daarmee is toen de Raad ook accoord gegaan. Nu komt er een officieel rapport van de gasfabriek, nu maakt men weer bezwaar, nu deugt dat weer niet. Spreker zou graag voor een loon van f 12.stemmen, maar wil hij consequent zijn, dan kan hij dat niet doen, omdat do Raad zoo heeft besloten. Nu het dan ook toevallig minder dan f 12.wordt, moet de Raad zich daarbij neerleggen. De heer Tulp: Op hoeveel uren berekent de directeur het De VoorzitterOp 14 uren. De lantaarnopstekers zouden beloond worden als ongeschoolde arbeiders, dat principe is door den Raad aangenomen. Daarop en op de officieele gegevens berust dan ook het loon, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen. Nu wil de Raad weer anders. De heer Tulp trekt dan zijn voorstel op grond van de officieele gegevens in. De Voorzitter vraagt of de Raad thans het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat voor hem ligt, kan goedkeuren. De heer Dijstra merkt op dat er nog enkele adressen zijn binnengekomen. Als de Raad hierop zal ingaati, kan wel worden aangenomen dat het verband, dat thans bestaat, nog meer wordt verbroken. Spreker veronderstelt dat het college op deze adressen heeft gelet. In deze adressen wordt onder meer er op gewezen dat de verhouding tusschen de salarissen der ambtenaren en de loonen der werklieden, zooals deze voorheen bestond, thans niet meer bestaat. Nieuwe amendeering kan nog den weg openen tot herstel hiervan. Spreker zou echter vooraf wel gaarne van het college vernemen, of het ook op het standpunt staat dat bedoelde verhouding is verbroken, ja of neen. De Voorzitter kan hier volkomen „ja" op antwoorden. Het college staat ook op dat standpunt. De Raad moet het echter zelf weten of hij de adressen nog in behandeling wenscht te nemen, maar dan moet het college ook nog wel met een derde of vierde lezing komen. De heer Berghuis (wethouder): De adressen kuhuen in handen wordon gesteld van de salaris-commKsie. De Voorzitter meent dat de Raad tijd genoeg heeft gehad om alles te overwegen. Er zijn meerdere amen dementen ingediend en lange debatten voorgevallen, een ieder weet dus zeer goed op welk standpunt hij zich heeft geplaatst. Nu bij de tweede lezing mö'et de Raad tot een conclusie komen en nu wil spreker in overweging geven, niet op de adressen meer in te gaan, dan komt men niet aan 't eind. Ook adviseert spreker niet te doen wat de heer Berghuis zegt, dat de nieuwe adressen weer naar de salaris-commissie kunnen worden gezonden. De Raad heeft nu pas al de salarissen en loonen onder de oogen gezien, op zoo'n manier komt men niet aan een eind. Spreker vraagt dus of de Raad dit als een tweede lezing wil beschouwen, waarmee de zaak dan afge- loopen zal zijn of dat hij nog in do gelegenheid: wenscht te worden gesteld om nieuwe amendementen' in te dienen. 1 De heer Lautenbach merkt op dat er in dit voorstel ook voorkomt, dat aanstelling van een nieuwen klerk bij de gemeentereiniging noodzakelijk is gebleken. Dat staat daar maar in enkele regeltjes. Een klein beetje broeder toelichting daarbij achtte spreker niet overbodig. De heer Schaafsma (wethouder) is het met den heer Lautenbach eens dat hier maar een heel klein regeltje taat. Maar de heer Lautenbach zal zich wel herinneren dat er in een van de vorige raadsvergade ringen is besloten tot het instellen van een tonnen- belasting. Dat eischt heel wat administratie en daarom moet deze klerk er wezen. Het is dus een uitvloeisel van een besluit van den Raad. De- heer Lautenbach had dit antwoord ook wel vermoed, maar wilde het hooren. Deze omschrijving was zoo minnetjes, dat hij het college de gelegenheid wilde geven om zijn flaters te herstellen. De heer IJ. da Vries heeft de ingekomen adressen ook gelezen. Hij verkeert misschien nog half onder den indruk van 't geval, maar 't is hem, alsof die adressen willen zeggen de minimum-lijders zijn be hoorlijk geholpen, nu moeten wij ook nog wat worden geholpen. Als de Raad hier echter op ingaat, heeft men over 14 dagen misschien weer een andere groep en dan probeeren ze 't allemaalis er ook nog wat te melken van de gemeente, kunnen we ook nog wat krijgen Spreker komt het voor, dat de Raad deze Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1920. 307 adressen voor kennisgeving moet aannemen, misschien m,et uitzondering van een der bruggaarders. De Voorzitter meent dat men geen uitzonderingen kan maken. Spreker stelt voor de adressen voor ken nisgeving aan te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De beraadslagingen worden gesloten". De voorstellen van Burgemeester en Wethouders wor den met algemeene stemmen onveranderd aangenomen. Op voorstel van den Voorzitter wordt punt 12 der agenda (reclames hoofdelijken omslag) aangehouden tot na afhandeling van punt 15 der agenda. 11. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van bedrijf sv er ordening en voor den (fienst der gemeenti werken, het grondbedrijf en het woningbedrijf Bijlage no. 28). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Nijholt verklaart dat het hem groot genoe gen >doet, dat deze punten eindelijk op de agenda stjian. 't Is een bewijs dat Burgemeester en Wet houders eindelijk hebben ingezien dat hier in Leeu warden forsch moet worden ingegrepen, om de finan- cieele zaken recht te zetten. Het doet spreker groot genoegen dat deze zaak heden beklonken zal worden. Nu zal eindelijk eens zijn uit te maken, als de raads leden op 't eind van het jaar de stukken voor zich krijgen en deze zullen nagaan, hoe de financiën van de gemeente Leeuwarden er voor staan, 't Is alleen jammer dat deze zaak zoo lang is uitgebleven, dat men zoo lang in 't donker heeft moeten rondtasten, zoodat de leden van den Raad nooit wisten en Burgemeester en Wethouders zelf ook niet hoede financiën stonden. Zij konden dat niet weten, omdat de administratie niet verder ging dan de oude ge meentewet voorschrijftzoodat niemand in de boek houding den weg kon vinden. Het doet spreker groot genoegen dat deze zaak nu wordt recht gezet en hij hoopt dat het college nog dit jaar in deze richting door zal gaan en zal komen met een voorstel tot centraal kasbeheer. Ook in dat opzicht kan er nog veel verbetering komen. Deze zaak is ook reeds toe gezegd, doch spreker hoopt, dat dit ook nog het volgend jaar in werking zal kunnen treden. De heer De Boer wenscht in verband met de woor den van den heer Nijholt even een vraag te stellen. De Raad heeft nu. voor zich den opzet van 3 bedrijven waarbij een commercieele boekhouding zal worden in gevoerd. Ligt het nu ook in de bedoeling van Bur gemeester en Wethouders om met verdere voorstellen te komen, door bij andere takken van dienst een com mercieele boekhouding in te stellen Spreker bedoelt b.v. bij het openbaar onderwijs, daarbij kon men het net zoo goed ook hebben. Mocht dat het geval zijn, dan zou spreker willen voorstellen om een instelling als Princessehof bij het onderwijs onder te brengen en niet bij het woningbedrijf, omdat het daarbij niet thuis hoort. Het behoort meer bij onderwijs, kunsten en wetenschappen, niet bij een woningbedrijf. Het zal nu van het antwoord van Burgemeester en Wet houders afhangen, hoe spreker hier tegenover zal staan. Verder wenscht spreker nog een andere kwestie aan te roeren. Hij gaat geheel mee met het door den heer Nijholt gesprokene, ook voor wat betreft de hulde, die Burgemeester en Wethouders is toegezwaaid voor het tot stand brengen van deze regeling. Spreker verwacht er groot heil van voor de gemeente. Hij wenscht thans nog een belangrijke kwestie ter sprake te brengen, n.l. de taxatie van het gemeentevermogen, waarbij een zeer moeilijke kwestie is, wat de grond slag zal zijn. Er is door Burgemeester en Wethou ders in hun voorstel een methode naar voren gebracht, die misschien in normale tijden juist zou kunnen worden gerekend. Maar spreker vreest dat in den tegenwoor- digen tijd, nu de geldswaarde zoo belangrijk is ge daald, de bezittingen voor een veel te hooge waarde op de balans zullen komen, waardoor ook het gemeente vermogen geflatteerd op de balans zal komen. Men kan dan b.v. dezen toestand krijgende gemeente heeft geld geleend tegen de oude geldswaarde en dit komt voor de nieuwe geldswaarde op de balans. Daar tegenover komt de grond niet tegen de oude maar tegen de nieuwe waarde op de balans en zoodoende krijgt men een conflict in de balans zelve. Keeren toch de oude tijden terug, gaan de verschillende waar den bestendig dalen, dan zou kunnen blijken, dat de schatting van den gemeentegrond de waarde van den tijd niet meer is, waardoor een tekort ontstaat. Spreker veronderstelt wel dat het college deze kwestie voldoende onder de oogen heeft gezien, maar zou toch gaarne nadere inlichtingen hebben, hoe het college staat ton opzichte van de taxatie. Het is natuur lijk van groote beteekenis, welke schatting men aan neemt. Men zou moeten weten hoe op 't oogenblik het gemeentevermogen zou geweest zijn als de wijzi ging in de verschillende waarden niet was gekomen. Als uitgang van de verschillende prijzen zou men moeten hebben een overzicht van 1914. De heer Berghuis (wethouder) kan den heer Nijholt dadelijk antwoorden namens Burgemeester en Wet houders, dat het college van plan is spoedig met voorstellen tot instelling van een centraal kasbeheer te komen. Dat is een noodzakelijk iets, dat hieraan verbonden moet worden, zal de inrichting van bedrijven voor de gemeente van belang zijn. Den heer De Boer kan spreker antwoorden, dat het college voorloopig niet het plan heeft om voor de afdeeling onderwijs of een dergelijke afdeeling een andere wijze van administratie of boekhouding in te voeren Spreker meent dat er geen bezwaar tegen kan zijn om Princessehof voorloopig onder te brengen bij het woningbedrijf, omdat men toch te allen tijde vrij is om daarmee een anderen weg te nemen. Ten opzichte van de taxatie der gemeenteëigen- dommen moet spreker zeggen, dat het college van Burgemeester en Wethouders heel veel voor de redeneering van den heer De Boer gevoelt. Het artikel betreffende de taxatie en de wijze van inrichting van de balans heeft dan ook bij het college zeer veel onderwerp van bespreking uitgemaakt. Spreker hoopt den heer De Boer tevreden te stellen als het college toezegging doet, dat het het in hoofdzaak met zijn redeneering eens is en dat aan de deskundigen, wien de taxatie zal worden opgedragen, zoodanige instructies zullen worden gegeven, dat niet met de waarde van 't oogenblik rekening moet worden gehouden, 't Is moeilijk te zeggen welke waarde wel moet worden genomen als men 't ging inzetten op de taxaties en de waarde van 1914 was 't ook niet goed. De waarde van de bouwterreinen hebben een geheel anderen loop dan die van de huizen en bij de huizen is 't bij 't eene gedeelte weer heel anders dan bij 't andere gedeelte. Een huis op de Nieuwestad is niet aan die waardedaling onderhevig als een op 't Kanaal. Opdat de Raad echter zal weten op wat voor manier de taxatie zal worden opgezet, wil spreker hier wel dadelijk zeggen, dat ook de redeneering van den heer De Boer in het college een onderwerp van bespreking is geweest.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 8