826 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden vair Dinsdag 17 Augustus 1920. ƒ6000.tot ƒ7000.voor het overige met inacht neming van de bij de Koninklijke besluiten van 19 Augus tus 1919 no. 45 en 17 April 1920 no. 100 gegeven regeling, en aan den Commissaris der Koningin als Uw gevoelen kenbaar te maken, dat daarbij elke kindertoelage buiten aanmerking behoort te blijven. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra zou naar aanleiding van dit voorstel tot salarisverhooging voor den Commissaris van Politie, bij wien de leiding van de politie, afgescheiden van den Voorzitter, berust, een paar opmerkingen willen maken. Spreker zal voor het voorstel stemmen, al was het alleen maar, omdat hier alle ambtenaren-sala rissen zijn verhoogd, wat voor hem een reden is dat ook dit salaris van dezen hoofdambtenaar dient te worden verhoogd. Hij zal zijn stem echter niet geven met in alle opzichten sympathieke gedachten. In verband hiermede wenscht hij de aandacht te vestigen op de redactie van een artikel van bijlage 36, dat hierbij wel te pas komt en waar staat„De zorg voor de naleving van deze verordening wordt opge dragen aan de ambtenaren van politie". Spreker wil daarover nu niet spreken in een open bare raadszitting als hij daarover iets wil opmerken, kan hij dit wel in 't bijzonder doen als lid van de commissie tot het ontwerpen van strafverordeningen. Als hij dan bij den Burgemeester een bezoek brengt is hij wel in staat zijn bezwaren wat nader uiteen te zetten, in een openbare zitting wenscht hij nu daaromtrent geen critiek uit te oefenen. Maar hij heeft bepaalde dingen geconstateerd, dingen, die hij nu niet nader wil noemen. Het is hem om verbete ring te doen en als hij dan ook bij den Voorzitter komt, hoopt hij, dat hij daar evenals altijd, een wel willend gehoor krijgt en als dan de Commissaris van Politie er bij tegenwoordig kan zijn, zal dit spreker erg aangenaam zijn. Meer wil hij er thans niet van zeggen. De Voorzitter wil wel verklaren dat hij absoluut niet begrijpt wat de woorden van den heer Dijkstra met de geheele zaak te maken hebben. Als dergelijke woorden worden gezegd, zal men daar iets achter zoeken. Als de heer Dijkstra bij spreker komt, zal hij zeker vriendelijk te woord worden gestaan. Maar waarom hij deze woorden bezigt in een openbare zitting en ze in verband brengt met het salaris van den Commissaris is spreker niet duidelijk. Hij had het beter gevonden als de woorden achterwege waren gebleven en meent dat 't het beste is, ze als niet gesproken te beschouwen. De heer Dijkstra zegt dat hier een groot misverstand plaats heeft. Als aan de orde is een verhooging van salaris ven den Commissaris van Politie, dan beschouwt spreker dat als een verhooging van salaris van de leiding der politie. Als men nu overgaat tot verhoo ging van een bepaald salaris, dan is daarbij ook in begrepen deze gedachte, dat men in alle opzichten over den ambtenaar tevreden is. Doch nu is het moeilijk, juist omdat spreker niet geheel tevreden is, daarover in een openbare zitting te spreken. Hij acht het in verband met dit punt verstandiger er persoon lijk met den Voorzitter en den Commissaris over te spreken, omdat hij daar resultaat denkt te hebben. Dan zal er verder heelemaal niet meer over behoeven te worden gesproken, dan is behandeling in 't open baar ook onnoodig. De bedoeling is dus goed, zoodat men er niet een verkeerde uitlegging aan moet geven. De heer Tulp vindt toch de uitdrukking van den heer Dijkstra een beetje onvoorzichtig. Als hij zich eerst eens tot den Voorzitter had gewend en daar op de zijns insziens rechtmatige grieven geen vol doende gehoor of recht had verkregen of onrecht vaardig door den Voorzitter was behandeld, dan had de heer Dijkstra dit punt in den Raad kunnen doen behandelen. Maar om nu bij zijn persoonlijke opvat ting omtrent een ambtenaar, dien betrokken ambtenaar maar een reprimande hier toe te dienen, die houding acht spreker niet in orde. De heer IJ. de Vries wenscht ook een opmerking naar aanleiding van de woorden van den heer Dijkstra. Deze wil het salaris van den Commissaris van Politie wel verhoogen, maar er gebeuren naar zijn meening, ernstige dingen, die niet naar zijn genoegen zijn. Spreker kan zich niet voorstellen dat de heer Dijkstra dit dan niet in een openbare zitting wil zeggen als het toch in het belang is van de orde, behoort zooiets in 't openbaar gezegd te worden. De Commissaris van Politie is, voor zoover spreker weet, ook nog hoofd van een „Rijks", kan dus misschien daarom niet zijn tijd genoeg aan zijn ambt besteden. De» heer Dijkstra zegt dat er achter zijn woorden iets wordt gezocht dat zijn bedoeling niet was en ook niet is. Hij wil wel verklaren, dat er niet uit zijn woorden moet worden afgeleid dat er geweldige dingen achter zitten. Als men hem er toe dwingt, dan wil hij nog niet zeggen, wat de heer De Vries heeft gezegd, niet speciaal zijn, maar dat het optreden der 'politie in het algemeen 'ten opzichte van het naleven van verordeningen nog wel te wenschen over laat, daarvan is spreker overtuigd. Den Burgemeester als hoofd der politie zou spreker over de leiding, het wezen en doen en laten der politie willen spreken, 't Zal nog de vraag zijn of spreker dat mag doen in de commissie voor het ontwerpen van strafverorde ningen. Doch als er in den Raad verordeningen worden vastgesteld, dan wenscht hij dat ze behoorlijk worden nageleefd en dat is niet het geval. Als spreker met feiten moet komen dan komt hij met feiten als hij dit noodig oordeelt, Persoonlijk heeft hij echter de overtuiging dat de Raad hier wel verordeningen kan vaststellen, maar dat ze behoorlijk worden nageleefd gelooft hij niet. De heer Fransen zegt dat het tot nog toe bij de salaris-bepaling regel is geweest, dat de persoon wordt uitgeschakeld. De heer Dijkstra: 't Gaat over de leiding! De heer Fransen De persoon en de leiding zijn hier zoo nauw verbonden dat de heer Dijkstra die niet kan scheiden. Als men den weg had gevolgd, dien de heer Dijkstra nu op wil, dan had men bij de vaststelling der verschillende salarissen wel met andere dingen kunnen komen. Als het systeem, dat de persoon in aanmerking komt, gevolgd was, dan hadden misschien verschillende salarissen verlaagd inplaats van verhoogd moeten worden. In het vervolg zou spreker dan ook den persoon willen uitschakelen. De heer Dijkstra heeft heel dubbelzinnig gesproken, de Raad weet er nu een klein beetje van, maar de heer Dijkstra had beter gedaan hierover een inter pellatie te houden, waar hij alle dagen de gelegen heid toe heeft, of bij de begrooting, waar hij ruim den tijd kan nemen om te zeggen wat hij wil. De heer DijkstraDat behoeft U mij niet te ver tellen. De heer Fransen Ik spreek niet tegen den heer Dijkstra, ik spreek tegen den Voorzitter! De Voorzitter wenscht te constateeren, dat het eigen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1920. 327 lijk hier op neer komt, dat de heer Dijkstra persoon lijk niet tevreden is over de politie. De heer Dijkstra Neen, mijnheer de Voorzitter. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 8. Agenda no. 9.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan G. Makkes van der Deijl wegens zijne benoeming tot leeraar aan het gymnasium eervol ontslag te verleenen als onderwijzer in het teekenen aan gemeenteschool no. 12. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van een stukje grond aan de Gedempte Keizersgracht aan K. Tuininga, alhier. Dit voorstel luidt als volgt Het perceel Oosterbade no. 34, eigendom van K. Tuinenga alhier, is het laatste, dat aan de zijde van de Gedempte Keizersgracht nog een van de bleekjes in gebruik heeft, die de gemeente in 1845 na het dempen van dit gedeelte van de gracht aan de bewoners der aanliggende perceelen voor dat doel in bruikleen heeft afgestaan. De eigenaar wenscht thans zijn perceel te verbouwen en heeft ons college bij adres van 12 Juli 1.1. verzocht dit bleekje in eigendom te mogen ontvangen tegen een prijs van 15.de M2., terwijl hij tevens de buiten de rooi lijnen van Keizersgracht en Oosterkade liggende strookjes grond, welke vóór zijn perceel liggen, tegen eene recognitie van 0.25 per jaar, ten gebruike wenscht te ontvangen. Waar thans alle huizen van dit aan twee straten grenzende blok op dit eene na in den loop der jaren door verbouwing in de rooilijn zijn komen te liggen, schijnt het alleszins gewenscht dit ook bij deze laatste woning te bevorderen. De prijs van 15.per cA. is dezelfde, die bij raads besluit van 25 Maart 1.1. no. l34R/74 van Geveke bedongen is. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten I. aan K. Tuinenga alhier voor den prijs van 15.per M2. af te staan de rechten, die de ge meente kan laten gelden op het tusschen het perceel kadastraal bekend Sectie B no. 2480 en de rooilijn aan de Gedempte Keizersgracht gelegen bleekveldje, de juiste grootte door een landmeter van het kadaster nader vast te stellen II. aan K. Tuinenga voornoemd de aan de Keizersgracht en de Oosterkade buiten de rooilijn vallende open stukjes grond vóór voormeld perceel tegen een recognitie van f 0.25 per jaar voor elk tot wederopzeggens toe in gebruik te geven. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verkaveling van de bouwterreinen tusschen het Cambuursterpad en den Groningerstraatweg in verband met de doortrekking van de Bleeklaan, enz. (bijlage no. 37). De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Werff wou vragen: toen dit bouw terrein is ingedeeld, is er toen de aandacht niet op gevallen dat het zoo niet practisch was Het was toch vooruit met de indeeling der perceelen wel te zien dat men met deze indeeling niet tot een rechten weg kwam. Zooals het nu is aangegeven, zou spreker het gaarne dadelijk gezien hebben. De omwerking zal nu weer reuzenkosten met zich mee brengende kosten die er dus eerder aan zijn besteed, zijn ver loren. Dat is niet practisch. Toen men de verschil lende perceelen indeelde kon men ook zien dat men zoo niet terecht kwam. De Voorzitter begrijpt niet geheel wat de bedoeling is van de vraag van den heer Van der Werfï. De heer Van der Werff zegt dat zijn bedoeling is dat, toen het terrein is aangelegd als bouwterrein, geen aandacht er aan is geschonken om het in te deelen zooals nu wordt voorgesteld, terwijl dat toen toch ook vlak voor de hand lag. Het is nu niet practisch ingedeeld en daarom moet men het nu gaan verkavelen. De Voorzitter zegt dat het ten slotte Burgemeester en Wethouders ook spijt, dat het niet direct is ge beurd, zooals bet nu gebeurt. Maar wat zal spreker daar meer van zeggen de zaak is indertijd ook in den Raad geweest en toen heeft ieder der raadsleden ook zijn aanmerkingen kunnen maken. De heer 0. F. de Vries (wethouder) begreep den heer Van der Werfï eerst ook niet. De kaart, zooals zij bij de stukken ligt, geeft den toestand weer, zooals het werk is uitgevoerd. De verandering betreft nu alleen de doortrekking van de Bleeklaandeze zou eerst met een bocht loopen en loopt nu recht, de indeeling der bouwblokken blijft echter precies, zooals deze door den Raad is aangenomen. De heer Fransen Nou niet heelemaal wel De heer IJ. de Vries heeft die teekening met be langstelling nagezien, hoewel het voor een leek altijd een beetje moeilijk is, zooiets te bestudeeren. Sprekers conclusie is echter, dat er nog wel eenige verbetering is aan te brengen met het oog op de aan te leggen tramlijn Leeuwarden-Suameer. Op de oude teekening komt deze tramlijn voor met een groote flauwe bocht, terwijl ze op de nieuwe teekening een scherpe bocht zal krijgen. Spreker vreest echter dat er iets is ver geten, omdat hij thans geen afbakening van de tram lijn heeft kunnen vinden. En zooals zij nu zal worden, zal de bocht te scherp worden. De Voorzitter kan dan dit wel zeggen dat er waar schijnlijk van de heele kwestie van de tramlijn niets zal komen. Waarschijnlijk is men niet van plan deze aan te leggen. De heer IJ. de Vries deed expres deze vraag, omdat hij de afbakening niet kan vinden. Men hoort zoo nu en dan wel iets, dat het best mogelijk is dat van den aanleg niets komt. Maar als men bij den Groningerstraatweg hier en daar paaltjes ziet geplaatst ter afbakening van de voorgenomen verbreeding van den straatweg en hoort dat er hier en daar een brug moet worden gelegd, terwijl ook bij de begrooting posten voor het plan zijn uitgetrokken, dan vraagt men zich wel eens af wat er nog van het plan is en dan stelt men deze vraag. De Voorzitter wil dan vragen welke post der be grooting de heer De Vries bedoelt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 5