332 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1920. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Augustus 1920. 333 Wethouders voorstellen het verzoek te doen het maximum te bepalen op 90, omdat het aantal ver gunningen, met dezelfde daling als thans het geval is, ongeveer den tijd van 5 jaren noodig heeft om dit maximum van 90 te halen. De heer Dijkstra c.s. stellen voor dit maximum te doen bepalen op 60. Het voorstel van de heeren Dijkstra, IJ. de Vries en Jansen wordt met 14 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmenmevrouw Buisman-Blok Wijbrandi, de heeren Van der Werff, Dijstra, Visser, Lautenbach, Nij holt, Postma, O. F. de Vries, Tiemersma, IJ. de Vries, Zandstra, Dijkstra, Jansen en De Boer. Tegen stemmen de heeren Tulp, De Vos, Berghuis, Van Weideren baron Rengers, Fransen en Schoon- dermark. Vóór stemmen: mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi, de heeren Van der Werff, Dij stra, Visser, Lautenbach, Nij holt, Postma, O. F. de Vries, Tiemersma, IJ. de Vries, Zandstra, Dijkstra, Jansen en De Boer. Tegen stemmen: de heeren Tulp, De Vos, Berghuis, Van Weideren baron Rengers, Fransen en Schoonder- mark. 17. (Agenda no. 19.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordeninghoudende verbod van den verkoop van sterken drank in het klein op Zondagen en Christelijke feestdagen en prae-advies op het voor stel-Jansen ber effende dit verbod op 31 Augustus 1920 bijlage no. 36). De algemeene beraadslagingen worden geopend. spijt gelukkig op den 1 Meidag geen dronkenschap hebben kunnen constateeren. Maar dan begrijpt spreker bedoelde zinsnede uit het prae-advies nog niet goed, Burgemeester en Wethouders weten ook zeer goed dat het op andere feestdagen niet gaat als op Koning innedag. Dan toch wordt er telkens dronkenschap geconstateerd en daarom begrijpt spreker de zinsnede niet„omdat niet is in te zien waarom dan ook niet andere feestdagen van godsdienstigen of politieken aard zouden moeten worden genoemd." Op den 1 Meidag en op meetingsdagen wordt geen dronkenschap geconstateerd, op Koninginnedag wel, derhalve kan men deze dagen niet als van één soort kwalificeeren. De heer Fransen was niet van plan ten aanzien van dit punt een enkel woord te spreken, maar nu de heer Jansen zoo pertinent verklaart dat er op die politieke feestdagen geen dronkenschap is geweest en als Burgemeester en Wethouders dit dan niet hebben gezien, kan spreker verklaren, dat hij dit wel heeft gezien en wel in erge mate. Spreker had eerst niet het plan hier een kik over te laten, maar het feit is dat op den 1 Meidag om 9 uur 's avonds spreker op den Wirdumerdijk een aantal stomdronken menschen heeft gezien, 't Was toevallig op een Zaterdag, maar het waren allen met een vuurroode bloem op de jas. Eenige meisjes die er bij stonden noemden het een schandaal, zooals die mannen zich aanstelden en zeiden „wat liepen jullie van morgen prachtig mooi in die optocht en nu stellen jullie je zoo aan". Het spijt spreker, dit hier te moeten mededeelen, hij had het liever achterwege gelaten, maar nu de heer Jansen zegt dat men op dien dag geen dronken schap heeft kunnen constateeren, meent spreker ver plicht te zijn hier ook te moeten zeggen, wat hij hoeft gezien, al is het dan met tegenzin geschied. De heer Jansen zegt dat de heer Fransen hem niet goed begrijpt. Spreker heeft niet gezegd dat dan absoluut geen dronkenschap voorkomt, daar zal hij zich wel voor wachten, omdat men dat wel alle dagen kan zien, zoolang hier nog zooveel pestbuilen d. w. z. kroegen gevonden worden. Spreker zal zich wel wachten de politiek er bij te gaan halen, maar moet toch eerlijk zeggen dat men, wat het alcoholisme betreft, aan de politieke zijde waar ook spreker bij hoort wel wat bekaaid uitkomt. Hij gelooft toch niet dat het alcoholisme bij de sociaal-democraten weliger tiert dan bij rechts. IntegendeelSpreker zwijgt echter liever over de politiek, die er door Bnrgemeester en Wethouders zelf is bij gehaald. Hij heeft absoluut niet gezegd, dat op den 1-Meidag enz. absoluut geen dronkenschap voorkomt, maar heeft alleen beweerd dat het dan oneindig veel minder voorkomt, misschien ook omdat de bedoeling van die dagen hiertoe juist aanleiding is en het in de hand werkt. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling der verordening. Art. 1 wordt onveranderd vastgesteld. Art. 2. De beraadslagingen worden geopend. De heer Jansen zal hierop een amendement indienen om onder dit artikel ook te lezen „den Koninginnedag." De heer IJ. de Vries wenscht over art. 2 een kleine vraag te doen. Daarin wordt gesproken over den Christelijken tweeden Paaschdag en den Christelijken tweeden Pinksterdag. Is dat ter onderscheiding van de Israëlitsche feestdagen? De VoorzitterJa. Spreker deelt verder mee dat door den heer Jansen een amendement is ingediend om onder art. 2 ook te lezen „de Koninginnedag." Wordt dit amendement ondersteund De heer Dijkstra ondersteunt het amendement. De heer Tulp heeft intusschen de vergadering verlaten. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer Jansen wordt met 13 tegen 6 stemmen aangenomen, waarna art. 2, dien overeenkomstig aangevuld, wordt vastgesteld. Vóór stemmen mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Werff, Dijstra, Visser, Lautenbach, Nijholt, Postma, O. F. de Vries, Tiemersma, IJ. de Vries, Zandstra, Dijkstra en Jansen. Tegen stemmen: de heeren De Vos, Berghuis, Van Weideren baron Rengers, Fransen, De Boer en Schoondermark. Art. 3 wordt onveranderd vastgesteld. Art. 4. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra merkt op dat in dit artikel staat „De zorg voor de naleving van deze verordening wordt opgedragen aan de ambtenaren van politie." Naar aanleiding nu van zijn min of meer onduidelijke ver klaring bij een van de vorige agendapunten wenscht spreker nu op te merken dat hij zich mogelijk wel kan vergissen, maar dat hij zijn aandacht een beetje heeft gewijd aan deze zorg van de politie en dat hij nu wil beweren dat de verordening op het rooken van kinderen niet wordt nageleefd en de verordening op het blaffen van honden, die pas is gewijzigd, ook niet behoorlijk wordt gehandhaafd. En dit is nu niet een zoogenaamd „op alle slakken zout liggen" want er wordt nagenoeg niets aan gedaan. In de kermis- week is het verbod ook niet bijzonder ijverig gehand haafd, in dat opzicht is naar sprekers bescheiden meening niet gedaan wat er moest gebeuren om het verbod te doen slagen, zooals de Raad het had be doeld. Spreker zal hier nu niet verder op ingaan, dit is het geweest wat hij straks bedoelde en anders niets. Nu hier staat: „De zorg voor de naleving van deze verordening wordt opgedragen aan de ambtenaren van politie", wenscht spreker uit te spreken dat dit ook behoorlijk gebeurt. De heer Jansen heeft natuurlijk gedurende de ker- misweek ook eens zijn voelhorens uitgestoken, maar kwam in tegenstelling met de minder goede erva ringen van den heer Dijkstra tot gunstiger ervaringen. Spreker weet helaas ook, dat er, om het platte woord maar eens te gebruiken, ook kroegbazen waren, die in weerwil van alles toch maar tapten en zelfs is spreker toen nog ingefluisterd door iemand, die hem niet kende„knik hem (den kroegbaas) maar eens toe, dan krijg je nog wel een halve liter". Een zoo scherp mogelijk optreden van de politie bij deze dingen is van groot belang. Spreker gelooft wel dat de politie de eerste dagen heeft gedaan, wat ze kon, maar later is dat eenigszins verslapt; de Leeuwarder Courant heeft daar ook op gezinspeeld. Toch gelooft spreker dat over 't algemeen deze drooglegging van de kermis schitterend is geslaagd. Laat men voortgaan op dezen weg, want dit smaakt Aan de orde is het voorstel sub b van de heeren Dijkstra, IJ. de Vries en Jansen. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter zegt ten aanzien van het voorstel dat thans aan de orde is, n.l. om aan de Koningin te verzoeken, te bepalen dat vergunningen, bedoeld onder art. 1, lid 2 letter a en 6 der Drankwet niet meer mogen verleend worden, dat in art. 4 lid 2 der Drankwet staat „Door Ons (de Kroon) kan, te beginnen in 1905, „daarna in 1910 en vervolgens eveneens om de vijf „jaren, op voorstel van den gemeenteraad, Gedepu teerde Staten gehoord „1°. voor eene gemeente eene verlaging van het „maximum der vergunningen worden vastgesteld „2°. worden bepaald, dat in eene gemeente door „burgemeester en wethouders vergunningen, en voor „zoover art. 1tweede lid, van toepassing is, die voor „den verkoop, bedoeld aldaar onder letter a of letter „a en 6, niet meer verleend mogen worden." Zoodat, als dit voorstel wordt aangenomen, de kwestie nog door de Kroon moet worden bepaald. Het gaat dus nu alleen nog maar over het verzoek om te be palen dat er geen vergunningen meer mogen worden verleend. De heer Dijkstra zegt dit voorstel te hebben inge diend naar aanleiding van een hem zeer sympathiek adres van het Centraal-Drankweer-Comité. Van dat adres behoeft spreker niet veel te zeggen, omdat het aan de leden bekend isalleen wenscht hij op te merken dat dit idee zeer goed aansluit bij het zoo pas genomen besluit. Wat toch is de practijk? Bij het bepalen van een maximum aantal vergunningen tracht men de gelegen heid tot verkoop van sterken drank te beperken. Uit de circulaire, die Burgemeester en Wethouders den Raad hebben toegezonden, is echter wel gebleken dat deze beperking op zichzelf niet zooveel effect heeft. Wat toch is het geval Als iemand vergunninghouder worden wil dan kan hij door het opkoopen van twee oude vergunningen een nieuwe vestigen. Maar dan koopt hij er natuurlijk twee, waar de klandisie vrij wel uit verloopen is en vestigt zijn nieuwe vergunning op een der beste punten, waar misschien wel vijf maal zooveel gedronken wordt. Dat is de practijk. En daarom hebben de voorstellers het adres van het Centraal-Drankweer-Comité in hun voorstel belichaamd, het was hun zeer sympathiek en spreker hoopt dan ook dat de Raad dit voorstel zal steunen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel sub b van de heeren Dijkstra, IJ. de Vries en Jansen wordt met 14 tegen 6 stemmen aan genomen. De heer Jansen zal niet heel veel van het zeer onsympathieke prae-advies van Burgemeester en Wethouders zeggen, doch wenscht alleen den nadruk te leggen op enkele zinsneden. Burgemeester en Wet houders zeggen dat het hier eigenlijk gaat over een speciaal geval, dat er dan telkens regelingen moeten worden getroffen als de Koninginnedag wordt droog gelegd en dat dan evengoed voor speciale gevallen als politieke of godsdienstige feestdagen datzelfde moet worden toegepast. Spreker gelooft wel dat het college hier wat eenzijdig is. We hebben hier laatst een katholieke meeting gehad op Zondag, maar spreker heeft toen geen uitbarsting van het alcoholisme kunnen bespeuren en bij de 1 Mei-betooging van de sociaal democraten heeft men dit helaas zullen Burge meester en Wethouders misschien zeggen ook niet kunnen constateeren, Dit alles vindt men echter wel bij gelegenheid van de kermis en Koninginnedag dat schijnen over 't algemeen wel de dagen te zijn, dat het alcoholisme hoogtij viert. Het zal daarom een weldaad zijn ook hier eenige beperking op te leggen. Spreker gelooft dat de heer Dijkstra en hij zeer vaag zijn geweest in hun voorstel dat in Januari is aan genomen, gezien de situatie die men nu in den Raad heeft gekregen. Sprekers voorstel om voor 1920 den verkoop van sterken drank op Koninginnedag te verbieden kan wel als uitzonderingsbepaling op de verordening, die aanstonds zal worden aangenomen en die toevallig met 1 Januari 1921 in werking treedt, worden aangemerkt. En dan is het zijn bedoeling om ook in het vervolg den Koninginnedag hiervoor aan te merken. De Voorzitter: Mag ik den heer Jansen vragen: vindt de heer Jansen het prae-advies sympathiek of onsympathiek De heer Jansen Onsympathiek. De Voorzitter kan zich niet begrijpen dat de heer Jansen zoo klein kan zijn te veronderstellen dat op den 1 Mei-dag in het geheel geen sterken drank is gebruikt en dat hij meent dat Burgemeester en Wet houders hoopten dat dit wel het geval zou geweest zijn. De heer Jansen mag nog zoo'n groot voorstander E van afschaffing van het alcoholisme zijn, daarmede zij wij, aldus spreker, nog geen voorstanders van dronken menschen. Als de heer Jansen op die manier Burgemeester en Wethouders een hak tracht te zetten, wete hij, dat het college zich daar niets van aantrekt. De heer Jansen zegt misschien zijn woorden zeer ongelukkig te hebben gekozen; hij hoopt niet onbillijk tegenover het college te zijn geweest, dan is hij ten minste wel bereid zijn woorden weder in te trekken en zal het misschien beter zijn daarvoor in de plaats te zeggen dat Burgemeester en Wethouders tot hun

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 8