354 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920. Aan de orde is punt b De beraadslagingen worden geopend. De heer ij. de Vries zegt, de discussiën over het vorige punt gehoord, dat het hem toch zou spijten, wanneer dit bouwblok nu niet werd afgebouwd, ook uit een schoonheidsoogpunt. Men zou een bepaling kunnen maken dat deze 19 woningen onder toezicht van de gemeente moeten worden gebouwd, 't Is de vraag nog of een andere woningstichting het zou willen doen. En op de tegenwoordige administratie van Patrimonium, wat de exploitatie betreft, is toch schijnbaar niets te zeggen. Spreker zou het daarom toch wenschelijk achten dat het bouwblok werd afge bouwd, onder toezicht der gemeente. De heer Dijstra heeft van morgen nog even gespro ken met den secretaris van het bestuur der woning- vereeniging en deze heeft hem toen gezegd, dat het bestuur volkomen bereid is om precies volgens het bestek, zooals het college dat zou believen klaar te maken, de woningen af te bouwen. Indertijd heeft wethouder De Vries tegen den voor zitter der vereeniging gezegd dat hij aan het college het voorstel zou doen om het voorstel tot intrekking der voorschotten terug te nemen. Spreker meent daaruit te kunnen concludeeren, dat de kwestie voor de 19 woningen niet in die mate hinderlijk is als ze misschien zou geweest zijn voor andere woningen. Als het kon zou spreker in overweging willen geven de lijn niet al te strak te trekken. Misschien is het mogelijk de beslissing over punt b tot de volgende vergadering aan te houden, De Voorzitter kan den heer Dijstra antwoorden dat Burgemeester en Wethouders volledig over de zaak hebben gesproken. Het college is echter tot de over tuiging gekomen dat, nu de zaak zoover is, men er men er mee uit zal moeten scheiden. Nu komt wel weer de verklaring van den secretaris der vereeniging „we willen wel afbouwen precies zooals jullie het wenschen". Als Burgemeester en Wethouders er echter maar eens een waarborg van hadden, dat niet achter deze woningen b.v. plotseling ook een loodsje wordt gezet, 't Is hier weer hetzelfde als altijd: „als we dat geweten hadden dan hadden we 't wel gedaan". Dat is de zaak. Het college zou zoo gaarne willen weten dat de zaak nu goed zou loopen, doch het is de meening van het bestuur van Patrimonium en dat zal de heer Dijstra ook niet durven tegenspreken dat het alleen met het Rijk en niet met de gemeente te maken heeft. De heer Dijstra stelt zich ten opzichte van deze kwestie volkomen op het standpunt van den Voor zitter. Spreker heeft zelfs persoonlijk ook zoo bij de heeren gesproken en menig keer gezegd „de heeren moeten een anderen meer tactischen weg volgen, zij gaan den verkeerden kant uit. Gij bereikt er niet mee wat ge bereiken moet, ge moet meer bij den wal langs gaan en de formeele lijn volgen, dan komt het ten slotte toch zooals het wezen moet". Van morgen heeft spreker dat weer gezegd en toen heeft hij de pertinente verklaring gekregen dat het bestnur volgens het bestek, door het college aan te geven, zou bouwen. Meer wil spreker er nu niet aan toevoegen. Het was echter een zeer pertinente ver klaring, omdat spreker wist dat, wat de secretaris zegt, ook leeft in het bestuur van Patrimonium. Laat de Raad dus desnoods deze vergadering niet beslissen maar, als het niet anders kan, de volgende vergadering. Misschien dat er zich dan gedurende deze 14 dagen een gewenschte gelegenheid voordoet voor een goede oplossing. De heer 0. F. da Vries (wethouder) meent dat, wat de heer Dijstra zegt, oogenschijnlijk wel heel mooi lijkt, maar dat het bestuur dan plotseling is omge draaid. Wie het ingezonden stuk in de krant heeft gelezen, weet, dat het bestuur zelfs betwijfelt of het wel tot de competentie van Burgemeester en Wet houders behoort om het bestek goed te keuren. Dat is een heel sterke uitdrukking. Nu heeft de Rand wel de verklaring van den heer Dijstra, maar dan strijden die twee beweringen toch lijnrecht tegen elkaar, 't Is nu maar de vraagOp welk standpunt staat Patrimonium De heer Dijstra wil er dan nog een woord aan toevoegen. Spreker heeft aan de geheele discussie niet deel genomen, omdat hij zelf heeft gevoeld dat hier een boel haken en oogen aan vast zitten, waar spreker voor een deel in meestemt en voor een ander deel zich buiten houdt, omdat hij zich niet bevoegd acht er over te oordeelen. Spreker stelt zich echter op dit standpunt dat, als het kan, het algemeen be lang ook moet worden gediend. De woningvereeniging Patrimonium heeft zich toch ook een heele boel moeite getroost en inderdaad iets gepresteerd Het bestuur zal nu gerust wel tot het inzicht zijn gekomen dat, zooals het tot nu toe gegaan is, niet weer gaat. Wanneer men dan nu ook de verklaring krijgt, dat het bestuur anders wenseht te handelen, zou spreker het college willen verzoeken daarmee rekening te houden. Wanneer dan de beslissing een 14 dagen wordt uitgesteld, kan het college onderzoeken of sprekers mededeeling volkomen juist is, ja of neen en naar het resultaat daarvan zijn houding bepalen. De heer Terpstra zou ook, evenals wethouder De Vries, uit de mededeeling van den heer Dijstra tot de conclusie komen dat het bestuur van Patrimonium dan een heel andere wending heeft genomen. Toen spreker Zaterdag thuis kwam en dat ingezonden siuk in de krant las, kwam hij tot de conclusie dat het bestuur dwars tegen Burgemeester en Wethouders in ging. Spreker wil hierop nu niet verder ingaan maar zou hierover wel eens het raadslid, dat als zoodanig in het bestuur van Patrimonium zitting heeft, willen hooren. Of het bestuur van Patrimonium altijd heeft gemeend vrij te zijn of denkt zij er binnenskamers anders over De heer Tiemersma wordt nu uit zijn tent gelokt, hoewel hij niet van plan was iets te zeggen, omdat dit toch in hoofdzaak nakauwen zou zijn van wat reeds is verteld. Wat deze kwestie betreft wil spreker opmerken dat deze geheel buiten zijn lidmaatschap van het Bestuur der woningstichttng Patrimonium omgaatdaar dit alles zich heeft afgespeeld voor hij als raadslid aan bovengenoemd bestuur was toegevoegd. Slechts één bestuursvergadering in deze zaak heeft spreker mede gemaakt n.l. die, waar het rapport is besproken en waarbij de rechtsche raadsfractie tegen woordig was. Sprekers algemeen standpunt is, dat de gemeente financieel verantwoordelijk is; het Rijk leent geen geld aan de woningstichting, doch aan de gemeente en deze aan de woningstichting, men is dus verplicht de gemeentelijke voorwaarden op te volgen. Dit is daar uitdrukkelijk gezegd, dit standpunt is zooeven ook door den heer Dijstra ingenomen en spreker is het daarmede volkomen eens. Op die vergadering is evenwel ook door den secre Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920. 355 taris der woningstichting dit als juist erkend en nu weet spreker wel, dat de secretaris het bestuur niet is, maar waar deze dit als juist erkent en het blijk baar eens is met hetgeen den heer Dijstra, die com missaris der woningstichting Patrimonium is, hier mededeelde en vroeg, meent spreker, dat men wel eenig vertrouwen mag hebben dat het bestuur wijzer zal worden en meer zal luisteren naar het college van Burgemeester en Wethouders. Of dat echter in 14 dagen bekuipt kan worden is een zaak die het college moet overwegen, daar wil spreker op 't oogen- blik niet over spreken. De Voorzitter: Nu moet ik zeggen dat mij de klomp heelemaal breekt. Wie is in het bestuur van Patri monium dan de man die het doet De secretaris is nu ook al van meening dat de gemeente verantwoor delijk is, evenals de heeren Tiemersma en Dijstra. Wie blijven er dan nog over Ik begrijp het niet. De heer Jansen hoort met eenige verbazing den heer Tiemersma aan. Spreker heeft die verklaring van den secretaris niet kunnen vernemen. Spreker was ook op die vergadering tegenwoordig en heeft toen nog uitdrukkelijk gezegd, dat het bestuur te veel eigen machtig optreedt en ook daardoor Burgemeester en Wethouders tegen zich in 't harnas heeft gejaagd. Als de heer Dijstra het verzekert, zal 't wel waar zijn, dat de secretaris thans is bereid gevonden om de lijn van Burgemeester en Wethouders te volgen. Maar toen was hij dat niet. De heer Dijkstra wil er niet langer omheen draaien. Spreker twijfelt niet aan de goede trouw van den heer Dijstra, maar de verklaringen van de heeren Dijstra en Tiemersma zijn in lijnrechten strijd met de werkelijkheid. Lees maar de artikels in de krant. Van Burgemeester en Wethouders heeft spreker de overtuiging dat zij gaarne willen meewerken tot den bouw van woningen. Maar als het voorstel van Bur gemeester en Wethouders niet wordt aangenomen dan begint de dezelfde ellende opnieuw. De heer Terpstra kan zich met deze woorden ver eenigen. De heer Dijstra zal niet langer een pleit voeren, maar kort gaan. Spreker heeft gezegd, dat hij heden morgen den secretaris van het bestuur bij zich heeft gehad en dat toen de zaak nog breedvoerig is be sproken. De secretaris heelt toen aan spreker verzocht om, als de kwestie in een stadium kwam, dat de beslis sing moest vallen ten opzichte van pant bof spreker dan deze verklaring wilde afleggen. De secretaris heeft gezegd dat, zooals het bestek nu bij Burgemeester en Wethouders was, het bestuur precies zou willen handelen zooals het college wil. Verder weet spreker er ook niets van te zeggen. De Voorzitter geeft als zijn meening te kennen dat de geheele kwestie met dat bestek weer een van die handigheidjes is. De geheele geest in het bestuur van Patrimonium moet echter eerst anders zijn, vóór dien tijd kan men er niet weer mee beginnen. En spreker verklaart niet te gelooven dat die geest ver anderen zal, als er niet een ander bestuur komt. Men draait toch niet zoo plotseling om en verandert maar zoo ineens niet van opinie. Ook de meening van den inspecteur der volksgezondheid is het dat, als er ruzie met de gemeente is, men niet zulke stukken in de krant moet gaan zetten, dan komt het nooit in orde. En als zoo'n bestuur nu den volgenden dag plotse ling zegtwij zullen doen, zooals Burgemeester en Wethouders zeggen, dan moeten dat óf menschen zonder karakter zijn, óf er moet iets tusschen zitten. De heeren durven zelfs in het ingezonden stuk de bevoegdheid tot het stellen van nadere voorwaarden door Burgemeester en Wethouders betwijfelen, blijkens de zinsnede „afgezien van hare toelaatbaarheid we gens al of niet geoorloofde machtsdelegatie". Dat werd dus Zaterdag in twijfel getrokken en nu wordt er gezegd „we zullen precies doen wat jullie zegt". De heer Dijstra kan dat zoo niet beoordeelen. Maar de Voorzitter moet hem goed verstaan De Voorzitter: We zijn hier in openbare vergadering. De heer Dijstra geeft te kennen geen halve bood schap te hebben overgebracht. Wat de Voorzitter niet weet, dat weet spreker ook niet. Wat hij zegt is pre cies datgene wat hij weet en waarvan hij een zeer pertinente verklaring heeft gekregen. De Voorzitter heeft er geen oogenblik aan getwij feld dat de boodschap, die de Dijstra heeft overge bracht, niet goed zou zijn. Doch spreker vraagt of de heer Dijstra zelf ook niet vindt dat het standpunt waarop men Zaterdag stond en deze verklaring niet met elkaar zijn te rijmen. De heer Dijstra wil dan dit zeggen, dat men heel eenvoudig op een gegeven oogenblik kan inzien, dat men fout heeft gehandeld. Spreker staat al gedurende 8 a 4 jaar in relatie met het bestuur en heeft altijd gezegd: „de heeren volgen'een verkeerd systeem". Toch kreeg hij evengoed altijd den wind van voren. Maar altijd heeft spreker ook volgehouden. Misschien dat de heeren nu inzien verkeerd gehandeld te hebben. En 't is toch altijd verstandig en te prijzen, dat men ophoudt verkeerd te doen en dan te doen, zooals een fatsoenlijk mensch betaamt. De Voorzitter wenseht thans het voorstel van Burge meester en Wethouders in stemming te brengen. De heer Visser: Gaat het nu over punt b? De heer Berghuis (wethouder): Is er nog niet een tusschenweg? De heer Dijstra stelt voor de beslissing over punt b in de volgende raadsvergadering te nemen. De heer Visser heeft uit de besprekingen den indruk gekregen dat het niet zoozeer gaat tegen Patrimonium, maar wel tegen sommige elementen in het bestuur dier vereeniging. Als Patrimonium nu zegt: we ver wijderen deze menschen uit het bestuur dan zou men de vereeniging toch in het genot van subsidie kunnen stellen. Zooals gezegd, het gaat niet tegen Patrimonium doch, naar spreker heeft begrepen, tegen sommige personen uit het bestuur, die eigenmachtig optreden en de stellers zijn van de ingezonden stuk ken, welke niet passen aan een bouwvereeniging, waar de gemeene autonoom is. De Voorzitter: De heer Dijstra stelt voor de be slissing over punt b tot de volgende vergadering aan te houden. Wordt dit voorstel ondersteund? Dit blijkt wel het geval te zijn. De heer Terpstra wil zijn- plicht doen en zal daarom voor het voorstel-Dijstra stemmen. Maar zoolang dit bestuur, dat tegen den heer Tiemersma een dergelijke

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 11