338 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920.
o. een tijdelijk leeraar in de wiskunde aan het gym
nasium, voorloopig tot 1 Januari 1921.
Wordt benoemd D. van de Craats, alhier, met 22
stemmen. Er is 1 biljet blanco ingeleverd.
2. Agenda no. 3). Verdeeling van den Raad in
sectiën.
De verdeeling geschiedt als volgt
In de eerste sectie nemen zittingde heeren IJ.
de Vries, Visser, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Jansen, Nijholt, Van der Werff en Lauten-
bach.
In de tweede sectie nemen zitting de heeren Postma,
Terpstra, Zandstra, Collet, mevrouw Besuijen Lin
deboom, de heeren Fransen en Tulp.
In de derde sectie nemen zittingde heeren Oos-
hoff, Dijstra, Van Weideren baron Rengers, Dijkstra,
De Boer, Tiemersma eg De Vos.
Naar de loting, welke vervolgens plaats heeft, tot
verdeeling van de wethouders over de sectiën, zullen
tot de eerste sectie behooren de wethouders Schoon-
dermark en Schaafsma, tot de tweede sectie wethou
der De Vries en tot de derde sectie wethouder
Berghuis.
Volgens art. 64 van het Reglement van Orde is de
Burgemeester voorzitter van de eerste sectie, wethou
der De Vries van de tweede sectie en wethouder
Berghuis van de derde sectie.
3. Agenda no. 4), Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan H. F. Ferwerda, overeenkomstig zijn
verzoek, eervol ontslag te verleenen als hoofd van gemeente
school no. 5.
De heer Schoondermark (wethouder) wou den Raad
nog even meedeelen dat de heer Ferwerda hem van
morgen nog heeft meegedeeld, dat hij nog bezig is
met het bezoeken van sollicitanten naar vacatures
aan zijn school. Hoewel nu de heer Ferwerda daar
reeds een eind mee op weg is, kan hij er toch niet
mee klaar komen vóór 20 September. Hij heeft nu
aan spreker gezegd, dat hij genegen is te blijven tot
1 October zoodat hij eerst zijn werk nog kan af doen.
Spreker zou do vergadering dan ook willen voorstel
len het ontslag van den heer Ferwerda met diens
toestemming te doen ingaan, niet op 20 September
maar op 1 October 1920.
De Voorzitter Het college stelt dus voor den datum
van het ontslag te wijzigen van 20 September in 1
October.
Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig het
aldus gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
4. Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan mej. A. van Drooge, overeenkomstig
haar verzoek, eervol ontslag toe te kennen als onderwij
zeres in de nuttige en fraaie handwerken aan gemeente
school no. 12.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5. Agenda no. 6). Voordel van Burgemeester en
Wethouders om aan O. Quast op zijn verzoek eervol ont
slag te verleenen als leeraar aan het gymnasium.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6. Agenda no. 7). Herstemming over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van den
gasprijs.
Dit voorstel is opgenomen in de notulen der ver
gadering van 17 Augustus 1920, bladz. 321.
De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet
houders den Raad meedeelen dat zij hun voorstel
om hierna te noemen reden terug nemen. Het voor
stel van Burgemeester en Wethouders n.l., zooals dit
omschreven is, was gebaseerd op een berekening van
den directeur der Gasfabriek, waarbij als grondslag
was genomen de toestand, zooals die zou geworden
zijn, indien de wijziging der verordening op het beheer
der gasfabriek vanaf 1 Januari 1920 in werking ge
treden was. In de voorlaatste vergadering is deze
wijziging aan de orde geweest doch niet afgedaan
er zijn toen wel verschillende onderdeelen gewijzigd,
maar op een speciaal punt, de winstuitkeering aan
de gemeente, zijn amendementen ingediend, welke
nog niet -zijn behandelddaardoor is de geheele wij
zigingsverordening ook nog niet vastgesteld.
Burgemeester en Wethouders vreezen nu dat van
een in werking treden der verordening alsnog op 1
Januari 1920 wel niets meer zal komen, en dat daarvoor,
wanneer zij wordt vastgesteld, wel zal moeten gelezen
worden 1 Januari 1921. Het gevolg hiervan is dat,
waar de opzet van den directeur der gasfabriek was
gebaseerd op deze gewijzigde verordening, terwijl nu
de datum van in werking treden op 1 Januari 1920
waarschijnlijk vervalt, daarmee ook vervalt de bere
kening van den directeur. Aangezien Burgemeester
en Wethouders nu zeker meenen dat die datum zal
vervallen, zullen zij met hun voorstel ook moeten
steunen op een andere berekening, waarbij de be
staande verordening tot grondslag wordt genomen
en waarmee men dus ook komt tot een ander resul
taat. Eerst hebben Burgemeester en Wethouders ge
meend nog deze vergadering een ander voorstel te
kunnen doen. Er bleek echter iets meer aan vast te
zitten dan zij dachten, waarom zij thans niet met
een mondeling voorstel hebben willen komen.
Het college neemt dus hierbij zijn vorig voorstel
terug, 't Staat wel positief vast, dat de gasprijs ver
hoogd zal moeten worden, spreker kan wel zeggen
dat het zeer zeker wel 2 cent zal moeten wezen.
Burgemeester en Wethouders hebben echter nu niet
met een voorstel willen komen, teneinde later met
een beter gemotiveerd te kunnen komen en er zelf
een duidelijker overzicht over te hebben. Het college
heeft deze zaak vandaag vóór de vergadering nog
behandeld. Het nieuwe voorstel zal nu in de eerst
volgende raadsvergadering, dus nog deze maand, aan
de orde worden gesteld, omdat de verhooging moet
ingaan met 1 September. Men moet nu, ook omdat
het toch al later is geworden dan de bedoeling was,
als het ware over de laatste 4 maanden van het jaar
inhalen, wat er over de vorige maanden te min is
ontvangen. Het college staat er dus op dat het nieuwe
voorstel de volgende vergadering aan de orde komt,
opdat de gasprijs over de maand September ook nog
verhoogd kan worden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Nijholt merkt op dat in de vorige verga
dering door hem is gevraagd of Burgemeester en
Wethouders gegevens wenschten over te leggen om
trent de begrooting. Aan dat verzoek heeft het col
lege niet voldaan. Nu de heer Collet toch een vraag
heeft gesteld, waarvan het resultaat zal zijn, dat de
zelfde inlichtingen worden verkregen, zou spreker
graag hebben, dat in de volgende vergadering dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920. 339
punt eerst aan de orde werd gesteld opdat de
Raad een goed overzicht zal krijgen vóórdat het
winstaandeel der gemeente van de gasfabriek wordt
vastgesteld. Het is spreker gebleken dat de hoofde
lijke omslag 560,000.boven de raming is geko
men en met een zoodanig overschot zou bedoelde
winstuitkeering wel kunnen vervallen.
In de tweede plaats wil spreker opmerken dat er
tusschen de stukken, die de directeur der gasfabriek
in Juli en nu heeft overgelegd, een eigenaardig ver
schil bestaat. Spreker heeft niet kunnen nagaan wat
de reden daarvan is, maar voor de eerste helft
van het jaar zijn de kosten per Ms. in de eene be
rekening heel anders opgegeven dan in de andere,
terwijl ook het door de kolen in die kosten genoemde
percentage zeer verschillend wordt opgegeven.
Deze cijfers zijn zeer eigenaardig met elkaar in
strijd. Misschien kan het ooilege dan hieromtrent ook
opheldering geven
De heer Schaafsma (wethouder) zegt dat het ver
schil der beide cijfers het gevolg is van een andere
berekening dan in eersten opzet. De gewijzigde veror
dening, zooals deze in den Raad is behandeld, sprak
van een veel grooter afschrijvingspercentage dan in
tweeden opzet. Dat maakt het verschil in den kostprijs
van het gas. En dat is ook oorzaak van het verschil
in percentages der kolenkosten. Daar zit het in,
anders nergens in.
De heer Nijholt zegt dat, indien dat zoo is, dan de
kostprijs van het gas lager zou moeten zijn dan
vroeger. Nu is het juist andersom. Heelemaal is spreker
dus de zaak nog niet opgehelderd. Hij vraagt echter
nu daarover ook nog geen inlichtingen, doch Burge
meester en Wethouders zouden er de volgende ver
gadering ook inlichtingen over kunnen geven.
De Voorzitter zegt dat dan de volgende vergade
ring tevens de vraag van den heer Nijholt onder de
oogen kan worden gezien.
De beraadslagingen worden gesloten.
7. (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot uitgifte in erfpacht van grond, gelegen aan
de Tijnje, aan G. van der Vegte.
Dit voorstel luidt als volgt
Van C. van der Vegte, fabrikant van cementsteen-
werken, ontvingen wij het verzoek aan hem in erfpacht
af te staan een gedeelte van de kadastrale perceelen
sectie G nos. 9981 en 9905, gelegen onmiddellijk ten
noordwesten van de spoorbrug over de Tijnje. Adres
sant, die de bedoelde gedeelten, op de overgelegde
teekening in roode arceering aangeduid, aanvankelijk
in erfpacht wenschte te bekomen tegen een waarde
van 10.000.overeenkomende, bij een oppervlakte
van 4350 M2., op 2.30 per M2., heeft zich echter
blijkens de mede hierbij gevoegde verklaring ver-
eenigd met een waardeberekening van het terrein a
3.50 per M2., met een canon van 6 °/0 en tevens
met de verder door ons noodig geachte voorwaarden,
aan den verkoop te verbinden.
Met den Directeur der Gemeentewerken zijn wij
van oordeel, dat het wenschelijk is dat de bouwter
reinen aan het tweede Kanaalpand verder in exploitatie
worden gebracht. Slechts meenen wij nog te moeten
opmerken, dat het terrein eerst na den 15 October e.k.
door den erfpachter zal kunnen worden aanvaard,
omdat het grasgewas tot dien datum bij Uw besluit
van 27 April 1.1. no. 221R/111 aan B. Halbertsma te
Grouw is verhuurd.
Wij geven U dus in overweging te besluiten
aan C. van der Vegte, alhier, in erfpacht af te staan
het gedeelte van de kadastrale perceelen aan de Tijnje,
sectie G nos. 9981 en 9905, ten oosten van de daar ge
projecteerde straat, welke gedeelten op de overgelegde
teekening in roode arceering zijn aangeduid, ter
oppervlakte van 4350 M2., de juiste grootte nader
door een landmeter van het kadaster op te meten,
tegen een grondprijs van 3.50 per M2, en een canon
van 6 jaars, welk terrein uitweg zal bekomen over
de daar eventueel aan te leggen straat, voorloopig
dus over de strook grond, liggende in het verlengde
van de Tijnjestraat en verder onder de volgende
voorwaarden
1. De gemeente is niet verplicht de straat in het
verlengde van de Tijnjestraat aan te leggen.
2. Het onderhoud van de spoorsloot wordt, voor
zoover dat thans op de gemeente rust, aan adressant
overgedragen over de lengte van deze sloot langs
het in erfpacht te ontvangen terrein.
3. Het van het terrein komende hemel-, huis-, en
fabriekswater mag alleen op den boezem worden
geloosd of in het eventueel door de gemeente in het
terrein te leggen riool, gelijk op de overgelegde
teekening is aangegeven, en waartoe de gemeente
zich het recht voorbehoudt,
terwijl verder in acht moeten worden genomen de
bepalingen betreffende uitgifte van de gemeentelijke
bouwterreinen/gelegen aan het Nieuwe Kanaal, voor
voorzoover deze niet met de vorenstaande in strijd
zijn, behalve art. 55, betreffende korting voor afnemers
van 1000 tot en met 2000 centiare en daarboven,
welk artikel niet van toepassing wordt verklaard.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff wenschte hierover even een
vraag te stellen. Spreker vermoedt natuurlijk wel dat
Burgemeester en Wethouders ook de zaak wel over
wogen hebben, doch wil nu toch vragen of dit terrein,
dat nu in erfpacht zal worden gegeven, indertijd niet
was gereserveerd voor een eventueele verplaatsing
van het aschland. Spreker weet wel dat die kwestie
nu in een geheel ander stadium is gekomen en dat
er op het uitbreidingsplan een ander terrein is aan
gegeven, doch dit laatste ligt alleen aan het water
en niet aan het spoor, terwijl dit terrein aan water
en spoor beide ligt. Dit terrein heeft dus wel eenige
voordeelen boven dat uit het uitbreidingsplan. Spreker
zou nu willen vragen wat de overwegingen van Burge
meester en Wethouders zijn geweest, of dat het mogelijk
aan hunne aandacht is ontsnapt, dat dit terrein voor
loopig was gereserveerd voor de verplaatsing van het
aschland.
De heer 0. F. de Vries (wethouder) stemt toe dat
dit terrein oorspronkelijk was gereserveerd voor de
verplaatsing van het aschland. Dit is in het college
van Burgemeester en Wethouders zeker wel besproken,
naar aanleiding van een opmerking in de commissie
voor de openbare werken, welke, naar spreker meent,
door den heer Oosterhoff is gemaakt. Er is evenwel
van die verplaatsing afgezien, ten eerste, omdat het
terrein veel te klein is door de bebouwing, die er
alreeds heeft plaats gehad en ten tweede, omdat er
op het uitbreidingsplan al een ander terrein voor is
bestemd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.