340 "Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920. 8. igenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van aan de Leliestraat gelegen tuingrond aan de firma E. Jongstra en Zonen. Dit voorstel luidt als volgt De huur van de plek grond, gelegen ten noorden van de Leliestraat, kadastraal bekend gemeente Leeu warden sectie F no. 3076, en deels aan H. S. Hitman, deels aan de firma E. Jongstra Zonen verhuurd, loopt met 12 November e.k. af. Met de firma E. Jongstra Zonen is, nu Ritman niet tot weder-inhuring bereid is, overeenstemming verkregen omtrent een nieuwe verhui ing aan haar. Zij biedt n.l. de tegenwoordige huurprijs f 100.per jaar, doch wil daarentegen niet belast worden met het onderhoud van de schutting om het terrein. Wij achten het gewenscht, dat de firma Jongstra weer het terrein in huur bekomt, omdat deze blijkens de verklaring van den gemeentedeskundige M. Schui ling het zeer goed heeft onderhouden en geven U dus in overweging te besluiten aan de firma E. Jongstra Zonen alhier voorden tijd van vijf jaren, ingaande 12 November 1920 en eindigende 12 November 1925, in huur af te staan de piek grond ten noorden van de Leliestraat, kadas traal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F no. 3076, als tuin en bouwterrein, groot 21 A. 31 c.A., tegen een huursom van honderd gulden per jaar, met bepaling dat het onderhoud van de schutting met prikkeldraad, die het land van de omgeving afscheidt, geheel, zoo gewoon als buitengewoon, voor rekening van de ge meente komt en verder op de bestaande voorwaarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig heu voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan B. Wassenaar vergunning te ver- leenen tot demping van de tusschen het perceel sectie D no. 1411 en den Harlingerstraativeg gelegen sloot. Dit voorstel luidt als volgt Wederom bereikte ons een verzoek tot slootdemping aan den Marssumerstraatweg, ditmaal voor het perceel sectie D, no. 1411, waarop de heer B. Wassenaar een woonhuis laat bouwen. Ook hiertegen bestaat geenerlei bezwaarhet is eene voortzetting van de demping dier sloot aan dezelfde zijde van dien wegop deze wijze wordt dit jaar een flink stuk van de sloot drooggelegd. Waar het bij de toenemende bebouwing te ver wachten is dat dergelijke verzoeken U bij voortduring zullen blijven bereiken, lijkt het ons ter spoediger afdoening van zaken gewenscht dat de Raad ons college eene doorloopende machtiging verleent, in gevallen als het onderhavige, om vergunning tot sloot- demping te geven. Wij hebben dus de eer U voor te stellen te besluiten I. aan B. Wassenaar alhier vergunning te verleenen de sloot vóór zijn perceel aan den Marssumerstraatweg, kadastraal bekend sectie D, no. 1411, over de ge- heele lengte van het perceel langs den weg te dempen, onder de volgende voorwaarden 1. dat de sloot, alvorens te worden gedempt, goed wordt schoongemaakt en het vuil naar een nader vanwege den directeur der gemeentewerken aangewezen plaats wordt vervoerd 2. dat de demping geschiedt met zuiver woudzand of goeden grond ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, tot gelijke hoogte als de Marssumer straatweg, tot welke hoogte eventueele nazakking moet worden aangevuld 3. dat de afsluiting aan het westeinde geschiedt door een stevige beschoeiing, of van den bodem van de straat af wordt opgezet met stapelzoden onder een helling van 1 op 1 4. dat op de erfscheiding, die na de demping op kosten van adressant door een landmeter van het kadaster moet worden aangegeven, een ijzeren hek wordt geplaatst, overeenkomstig een door Burge meester en Wethouders goed te keuren teekening 5. dat, wanneer te eeniger tijd zal worden over gegaan tot het aanleggen van een trottoir langs de noordzijde van den Marssumerstraatweg, de vergunning houder of zijne rechtverkrijgenden de kosten hiervan, voorzoover zijn eigendom strekt, op eerste aanzegging ten kantore van den gemeente-ontvanger betaalt. II. Burgemeester en Wethouders te machtigen de verzoeken tot slootdemping op grond van art. 2 der Bouwverordening op door hen vast te stellen voor waarden te verleenen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Agenda no. 11.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de rooilijn voor de be bouwing aan het Blokhuisplein na amotie te zijner tijd van de aldaar nog staande opstallen. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres, d.d. 12 Mei 1.1., verzocht R. Hülsenbeck, directeur van Albers Creameries Ltd., Plantenboter- en Margarinefabriek te Dordrecht, met het oog op eene voorgenomen verbouwing van perceel Nieuweweg no. 11a, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie B no. 2702, eene rooilijn vast te stellen ten oosten van dit perceel in verband met plannen tot afbraak van aan de gemeente toebehoorende woningen aan het Blokhuisplein. Hoewel hieromtrent nog geen besluit genomen is, komt het ons voor, mede naar aanleiding van plannen tot verbetering der verkeerswegen in de stad, dat het verzoek van adressant kan worden ingewilligd. Door de Commissie voor Openbare werken, welke overigens geene bezwaren heeft tegen de door den directeur der gemeentewerken bij advies d.d. 28 Juni 1.1. no. 1058, voorgestelde rooilijn, werd de vraag geopperd of niet, waar het perceel Nieuweweg 11a na afbraak der ten oosten liggende huizen in waarde zal toenemen, eene vergoeding van den eigenaar kan verkregen worden. Hoewel ons college zich voorshands nog niet kan voorstellen op welke wijze dit zou kunnen geschieden, zal het dienaangaande zeker de belangen der gemeente in het oog houden. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten de rooilijn aan de westzijde van het Blokhuisplein vast te stellen als op de teekening, gemerkt B, inge zonden bij schrijven van den Directeur der Gemeente werken d.d. 28 Juni 1.1. no. 1058, is aangegeven. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de bij raadsbesluit van 13 April 1920 bepaalde huursommen der perceelen Ossekop no. 11 en Waeze no. 8, in verband met de beslissing der Huurcommissie. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van den 13 April 1920 no. 191R/86 werd de huurprijs van de panden Weaze no. 8 en Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 September 1920. 341 Ossekop no. 2, daarbij onderscheidenlijk verhuurd aan R. Stienstra en F. van der Woud, bepaald op 30. onderscheidenlijk op 10.per week. De Huurcommissie voor Leeuwarden en Leeuwar- deradeel stelt echter bij de hierbij overgelegde be schikkingen die huurprijzen vast onderscheidenlijk op 1500.per jaar en 8.25 per week, d. i. voor Stienstra 60.per jaar minder. De huur zou dus voor deze bedragen 1500/52 28.85 per week. Wij geven U in overweging Uw besluit van den 13 April 1920 no. 191R/86 in zooverre te wijzigen, dat de huurprijs voor het pand Weaze no. 8 wordt bepaald op 28.85 en voor het perceel Ossekop no. 2 op 8.25 per week. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot intrekking der verordening, houdende voorschriften inzake het opnemen van bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-werktijd in bestekken voor gemeentewerken (bijlage no. 40). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. (Agenda no. 14). Voorstel van Burgemeeeter en Wethuders naar aanleiding van een door Gedeputeerde Staten dezer provmcie gedaan verzoek, tot nadere wijziging van de den 8 Juni en 13 Juli 11. vastgestelde verorde ning op het gewicht en de samenstelling van het brood Broodverordening(bijlage no. 18). Dit voorstel luidt als volgt Het Bestuur van den Provincialen Frieschen Bak- kersbond heeft bij Gedeputeerde Staten aangedrongen op eene kleine wijziging in de door de gemeenteraden in Friesland reeds vastgestelde of nog vast te stellen verordening op het gewicht en de samenstelling van het brood. Dat college deelt de verlangde wijziging mede bij de hierbij overgelegde circulaire van 26 Augustus 1920 no. 51/1920. Bij uw besluit van 8 Juni 1920 werd de hier be doelde verordening voor onze gemeente vastgesteld. Zooals Uwe Vergadering uit den inhoud der circulaire ziet, betreft de wijziging enkel het gewicht van het brood, dat verkocht mag worden en het gewicht van de droge stof van de broodsoorten in art. 1 der Verordening bedoeld. Tegen de aangegeven wijziging bestaat geen bezwaar, waarom wij U in overweging geven te besluiten A. art. 2 verordening op het gewicht en de samen stelling van het brood te lezen als volgt „Het is verboden: le. de onder a, b en c in art. 1 genoemde brood soorten te verkoopen als zij een ander gewicht hebben dan 75 gram met een speling van 5 °/0. 200 5 °/0. 400 „5 o/0. 800 „5 o/0. 1200 „4 o/0. 1600 „3 2000 3 o/0. 2e. het onder d in art. 1 genoemde roggebrood te verkoopen, als het een ander gewicht heeft dan 1200 gram met een speling van 5 2400 3%. Onder gewicht wordt in dit artikel verstaan het gemiddelde van de uitkomsten van de wegingen van 5 verschillende brooden van dezelfde soort, willekeurig uit den voorraad genomen". Art. 3 der verordening te lezen als volgt: B. „Het is verboden te verkoopen: a. de onder a in art. 1 genoemde broodsoorten, waarvan het gewicht van de droge stof lager of meer dan 10 hooger is dan 45 gram, 120 gram, 240 gram, 480 gram, 720 gram, 960 gram of 1200 gram; b. de onder b en c in art. 1 genoemde broodsoorten, waarvan het gewicht van de droge stof lager of meer dan 10 hooger is dan 45 gram, 110 gram, 220 gram, 440 gram, 660 gram, 880 gram of 1100gram; c. de onder d in art. 1 genoemde broodsoort, waarvan het gewicht van de droge stof lager of meer dan 10 °/p hooger is dan 625 gram of 1250 gram. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 14. Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om van gemeentewege over te gaan tot den bouw van 78 woningen en een badhuis op terrein, gelegen tusschen de Camminghastraat en het Kalverdijkje bijlage no. 41). De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zal niet uitvoerig zijn standpunt ten opzichte van dergelijke voorstellen meer uiteen zetten, omdat dit voldoende bekend is aan den Raad. Op grond van dat standpunt echter vraagt hij om het voorstel gesplitst in stemming te brengen n.l. in den bouw der woningen, welke naar sprekers oordeel noodig is en den bouw van het badhuis met vergaderlokaal welke zijns inziens niet noodig is. Den heer De Boer lijkt het toe dat het voorstel- Oosterhoff om technische reden niet mogelijk is. Het plan is in zijn geheel opgezet; wanneer dan slechts gedeeltelijke bebouwing wordt aangenomen, wordt daarmee de eenheid van het plan verbroken. Wanneer het plan in twee gedeelten wordt gesplitst, zooals de heer Oosterhoff wil, en het tweede deel zou worden verworpen, dan zou dit, naar sprekers meening, ten gevolge hebben, dat het plan van de geheele bebouwing opnieuw naar gemeentewerken moest gaan. De Voorzitter meent dat de heer Oosterhoff het best kan doen, door een amendement in te dienen om uit het voorstel sub A te lichten de woorden „en een badinrichting met vergaderzaal". Als dat amendement wordt aangenomen, zit er niets anders op dan dat Burgemeester en Wethouders weer met een ander plan komen, ook omdat de kosten al hierin verwerkt zijn. De principieele kwestie of zoodanig amendement zal worden aangenomen of niet, dient eerst te worden uitgemaakt. Wordt het aangenomen, dan zal het plan door Burgemeester en Wethouders nog nader onder de oogen moeten worden gezien. De heer Oïjstra zou het voorstel nog een keer willen splitsen. Spreker gevoelt wel voor den woningbouw en een badinrichting, doch niet voor een vergaderlokaal. Aan dit laatste wenscht hij zijn stem niet te geven. De Voorzitter zegt dat dan de heer Dijstra een amendement moet indienen om de vergaderzaal uit uit het voorstel te lichten. Het eene amendement gaat natuurlijk verder dan 't andere, het verststrekkende zal dus het eerst in stemming komen. Het beste is dan dat de heer Dijstra tegen het amendement- Oosterhoff stemt en dan zijn eigen amendement naar voren brengt. Als de vergadering echter zegt dat een en ander er uit moet, kan spreker zoo niet beoordeelen of de plannen zoo kunnen blijven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 4