380 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 October 1920. Staten is onderworpen. Dit is een bijkomende eigen aardigheid, welke spreker even wenscht te memoreeren, omdat er straks door een van de leden iets over ge zegd zou kunnen worden. De zaak stond dus, zooals spreker heeft gezegd door toedoen van Burgemeester en Wethouders was de gemeente in een impasse geraakt of het nu bepaald schuld van Burgemeester en Wethouders is, laat spreker daar in ieder geval konden door toedoen van het college geen betalingen meer plaats hebben. Er moest iets gevonden worden dat begrijpt iedereen wel en dat begrepen Burgemeester en Wet houders ook. Waar Burgemeester en Wethouders echter per se niet uit de kwestie konden komen, hebben zij zich gewend tot het college van Gedeputeerde Staten met verzoek, over die kwestie in overleg te willen treden met het college van Burgemeester en Wethouders. Die conferentie heeft nu gisteren plaats gehad. Daar zijn toen allerlei zaken besproken, wat doet er nu niet zooveel toe, ook omdat ze niet allemaal met de eigenlijke kwestie te maken hadden. Maar na die conferentie is er van Burgemeester en Wethouders het volgende schrijven, gericht aan Gedeputeerde Staten, uitgegaan No. 3261/1385. Leeuwarden, 5 October 1920. Bericht op resolutie d.d. 30 September j.l. no. 72. 2e afd. F. „In verband met de moeilijkheden, waarin het gemeentebestuur door nevensvermeld besluit is geraakt met betrekking tot de uitbetaling van de wedden van de gemeente-ambtenaren en werklieden, bezwaren die het onderwerp van de bespreking waren, die wij heden met Uw college mochten hebben, hebben wij de eer Uwe medewerking te verzoeken voor de navolgende nadere regeling." Dit is dus, aldus valt spreker zichzelf in de rede, een vraag van Burgemeester en Wethouders aan Gedeputeerde Staten. Spreker vergeet nog te zeggen dat het college nog iets anders had kunnen doen of, beter gezegd, hij vergeet nog te zeggen, dat natuurlijk Burgemeester en Wethouders direct aan den Raad hadden kunnen voorstellen om onmiddellijk in beroep te gaan bij de Kroon, in welk voorstel dan de Raad direct zou zijn meegegaan. Wanneer dat beroep een week geduurd had, dan hadden Burgemeester en Wethouders gezegd: Kijk, in een week is de zaak beslist, laten we dus hier overheen zien te komen. Maar de kwestie is, dat een beroep bij de Kroon 2 a 3 maanden kan duren. Dat mocht het college niet riskee- ren, dan was het nieuwe jaar er al, voor er een uitspraak van de Kroon was. Dat was dus ook wel een manier geweest, maar deze was niet practisch te gebruiken. Burgemeester en Wethouders hebben nu het vol gende aan Gedeputeerde Staten voorgesteld „Met intrekking van de begrootingswijzing van 27 Juli 1920, (dat is dus die, aldus spreker, welke niet is goedgekeurd), wordt een nieuwe wijziging aangeboden, waarop gebracht zijn als duurtebijslagen over 1920 de verschillen tusschen de wedden volgens de den 27 Juli ingetrokken salarisverordening, (dat is dus, zegt spreker, de oude), en volgens de toen vastgestelde." De zaak komt dus hier op neer, zegt spreker, dat de Raad de begrootingswijziging, die niet is goedge keurd, intrekt, maar dat te zelfder tijd dezelfde cijfers, die het verschil uitmaken tusschen wat vroeger genoten werd en wat nu genoten wordt, als duurtebijslag op een wijzigingsbegrooting worden gebracht. Ten slotte krijgt men dan toch precies dezelfde cijfers, alleen de toelichting wordt andershet wordt nu geen vast loon, maar een duurtebijslag. De bedoeling hiervan is dat, met tijdelijke af wijking van de regeling, (de laatste salaris-regeling dus, zegt spreker), de wedden over 1920 volgens de oude zullen worden betaald en dat aan de ambtenaren en werklieden ieder een bijslag tot het verschil zal worden toegekend. De oude wedde dus, zegt spreker, komt als wedde op de begrooting en het verschil tusschen de oude en de nieuwe wedde komt er als bijslag bij. „Kan Uw college, met intrekking van zijn aan gehaald besluit, zich met deze begrootingswijziging vereenigen, dan is de bedoeling op de primitieve begrooting voor 1921 wederom de oude wedde-be- dragen uit te trekken, doch tevens den Raad een suppletoire begrooting in overweging te geven, waarbij wederom bovengenoemde verschillen, doch thans als loonsverhoogingen voor 1921, worden uit getrokken. Van een mogelijke niet-goedkeuring van deze laatste begrooting kan de Raad dan beroep aan teekenen. Het zal ons aangenaam zijn nog heden Uw ant woord te mogen vernemen". Spreker licht nog verder toe wat de bedoeling is. Indien de Raad deze begrootingswijziging, die niet is goedgekeurd, intrekt, vervalt daarmede eigenlijk ook de nietgoedkeuring van Gedeputeerde Staten en zoo doende ook het recht van beroep, dat de gemeente raad heeft tegen het besluit van Gedeputeerde Staten. Dat besluit is dan automatisch vervallen, omdat het oorspronkelijk besluit is ingetrokken. Daarmee vervalt dan echter ook automatisch het beroep op de Kroon, zoodat, als de Raad dit alleen deed en niets anders in de plaats gaf van het ingetrokken besluit, er nooit een uitspraak van de Kroon zou zijn te verkrijgen. Daarom is het de bedoeling van Burgemeester en "Wethouders om op de primitieve begrooting de oude salarissen te brongen, maar daarnaast tevens te maken een begrootingswijziging of suppletoire begrooting, waarbij de oude bedragen weer worden verhoogd tot de nieuwe. De bedoeling van deze splitsing is de volgende. Men zou ook de nieuwe bedragen direct op de primitieve begrooting kunnen plaatsen, doch dan zouden Gedeputeerde Staten de zaak weer niet goed keuren. Wanneer men het volle bedrag er op ging zetten, dan zou dit, ovenals nu, niet worden goedgekeurd en daarmee de geheele begrooting niet worden goed gekeurd en dan zou men daarom, omdat een onder geschikt puDt der begrooting niet was goedgekeurd, met de geheele begrooting bij de Kroon in beroep moeten gaan. Wordt het bedrag van de oude salarissen en loonen op de primitieve begrooting gebracht, dan wordt deze direct goedgekeurd. Daarnaast wordt dan een begrootingswijziging ingezonden, waarop de ver hoogingen voorkomen als vast loon. De suppletoire begrooting wordt dan door Gedeputeerde Staten niet goedgekeurd, tenzij natuurlijk de heeren van een andere meening zijn geworden. Het is toch mogelijk dat de heeren er door gewijzigde omstandigheden anders over gaan denken en dan is de zaak natuurlijk verder geheel in orde. Wordt de suppletoire begrooting echter door Gedeputeerde Staten niet goedgekeurd, dan zal de Raad daarop bij de Kroon in beroep kunnen gaan en dan zoodoende een uitspraak van de Kroon verkrijgen, of, zooals ook reeds in het schrijven van Burgemeester en Wethouders aan Gedeputeerde Staten staat „Van een mogelijke niet-goedkeuring van de laatste „begrooting kan de Raad dan beroep aanteekenen". Op het schrijven van Burgemeester en Wethouders is nu gisteren van Gedeputeerde Staten dit antwoord ingekomen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 October 1920. 381 Leeuwarden, 5 October 1920. Bericht op schrijven van 5 October 1920, no. 3261/1385. „In antwoord op Uw nevensvermeld schrijven hebben wij de eer U te berichten, dat wij bereid zijn onze medewerking te verleenen tot een regeling als daarbij aangegeven." Gedeputeerde Staten gaan dus absoluut accoord met het voorstel, dat Burgemeester en Wethouders aan dat college hebben gedaan. Het gevolg van deze „transactie" is als volgt. Het personeel, in dienst der gemeente, zal vanaf dit oogenblik een vast loon genieten gelijk aan de oude jaarwedde van vroeger en daar boven op een duurte bijslag, precies gelijk aan het verschil tusschen het oude en nieuwe salaris of loon, zoodat in totaal precies hetzelfde salaris als thans wordt genoten. Dan wenscht spreker hierbij meteen nog even te memoreeren omdat misschien ook een van de leden daar staks op zou kunnen komen dat naar de laatste opvattingen ook de duurtebijslag bij den pensioensgrondslag kan worden gesteld, zoodat ook in dat opzicht geen bezwaar tegen dezen tijdelijken maatregel kan bestaan. En dan hebben Burgemeester en Wethouders de vaste overtuiging, dat, indien de tegenwoordige verordening of liever de uitbetaling in verband met die verordening bij de Kroon aanhangig wordt gemaakt, de Kroon de ge meente in 't gelijk zal stellen. Waar, door toedoen van Burgemeester en Wet houders, de gemeente in deze impasse is geraakt, heeft het college de eer den Raad dit voorstel aan te bieden en het hoopt dat de Raad daarin zal meegaan. De bedoeling is dat aan het college de machtigingen worden verleend, noodig om hetgeen in het schrijven aan Gedeputeerde Staten is ontwikkeld, tot uitvoering te brengen. De uitbetaling naar de nieuwe verordening is daardoor tot 3) December verzekerd en, als de Kroon een beetje vlug beslist, zal men daarmee ook na dien tijd door kunnen gaan. Dit compromis is met Gedeputeerde Staten gesloten, omdat Burgemeester en Wethouders begrepen, dat een andere uitweg absoluut onmogelijk was. Do heer Collet wil in de eerste plaats het college van Burgemeester en Wethouders dank zeggen voor zijn manier van optreden in dezen. Dan wenscht spreker een woord te zeggen over de missive, welke het college is toegezonden door Gedeputeerde Staten. In die missive dan wordt in hoofdzaak gesproken, dat de belastingdruk in Leeuwarden van dien aard is, dat men de salarissen en loonen niet mocht brengen op het peil, waarop zij gebracht zijn, dat de gemeente kas dit niet toelaat, dat de meerdere belastingdruk tot gevolg zal hebben spreker kan de woorden uit de missive niet precies weergeven, omdat hij daarvan maar even een overzicht heeft gehad, maar dit is de inhoud dat het gevolg zal zijn, dat de hoogst aangeslagenen hoe langer hoe meer de stad zullen verlaten. Zou dit waar zijn, vraagt spreker, omdat het cijfer van het bedrag, waarop de verhooging der salarissen werd becijferd, 2 ton was De salarissen moesten toch worden verhoogd, zij konden toch niet op dat peil blijven, waarop ze stonden Laat men nu eens aan nemen dat die verhooging in plaats van 2 ton I ton gekost had, dan beteekende dit, dat de belastingdruk met J/a procent verminderd was. Nu is het vermenig- vuldigcijfer 9, dan had het op 8^2 kunnen worden gesteld. Zou dat misschien een reden kunnen geweest zijn voor degenen, die nu de stad verlaten, om dan hier te blijven Neen, dat zit er niet in. Gedeputeerde Staten zoeken den heelen kleinen kant. Dat de gemeenten hoe langer hoe meer in het moeras geraken, is niet de schuld daarvan, dat de loonen worden gebracht op het peil, waarop ze gebracht moeten worden, maar die schuld ligt in den Haag. Gedeputeerde Staten hadden dan ook, in plaats van deze missive met de niet-goed keuring van het raadsbesluit aan het college te zenden, verstandiger gedaan, zich te wenden tot de Tweede Kamer of tot de regeering, opdat men daar heenging met te trachten het belastingstelsel in andere banen te leiden, opdat het niet meer mogelijk zou zijn dat de hoogstaangeslagen, die Leeuwarden verlaten, naar een andere plaats kunnen gaan, waar zij aan het betalen van duizenden guldens belasting ontkomen. Het is een feit dat de belasting hier hoog is, maar er zijn ook nog plaatsen in ons land, waar men voor een paar procent kan wonen. Degenen, die hier hoog zijn aangeslagen, kunnen daarvan gebruik maken. Hot was dan ook beter geweest dat Gedeputeerde Staten hun invloed hadden aangewend bij de regeering en er met kracht op hadden aangedrongen dat het zoo wordt, dat het niet meer mogelijk is, door verplaatsing van domicilie een minderen belastingdruk te krijgen, dat de wetgeving dus zoo zou worden, dat het niets meer kan schelen waar men woont, omdat men overal het zelfde betaalt. Het is een feit, en men ziet het 't geheele land door, dat alle groote steden in het moeras komen te zitten de plattelandsgemeenten kunnen het veel langer uithouden. Verleden week is spreker nog iets opgevallen, toen hij eenige cijfers van de begrooting van Amsterdam heeft gezien. Die begrooting staat nu reeds op 80 millioen, terwijl ze het vorig jaar op 60 millioen stond. In één jaar is ze dus met 20 millioen naar boven gegaan. De regeering moet op die manier voelen dat het belastingsysteem moet veranderen. Spreker heeft zoonet gezegd dat Gedeputeerde Staten het van den kleinen kant zoeken, dat zij de zaken klein zien, door in te gaan op het feit, dat de loonen zijn opgevoerd en te beweren, dat, als dat niet was gebeurd, men daardoor de hoogstaangeslagen belastingbetalers in de gemeente zou houden. Dat zou niet het geval wezen, dat weten Gedeputeerde Staten óók wel. Waarom zij dan van den Raad van Leeuwarden dergelijke stukken maar eens gaan af keuren Het is reeds meermalen gebeurd, dat Gede puteerde Staten een besluit van den Raad van Leeu warden niet hebben goedgekeurd en het zal zoo voor en na nog wel eens meer gebeuren, stelt spreker zich voor. De heeren Gedeputeerden schijnen zeer conservatief van aard te zijn. Door echter aanhoudend de besluiten van den Raad niet goed te keuren wordt het voor den Raad van Leeuwarden een onhoudbare toestand. Toen spreker dan ook vanmorgen de stukken inzag, dacht hij bij zich zelf„zou het ook beter zijn het gemeentebestuur te verplaatsen naar den overkant, opdat inen daar maar de beslissing neemt, wat men hier in de gemeente zou moeten doen en wat men zou moeten laten In het stuk wordt ook, waar over de loonen wordt gesproken, gezegd, dat de gemeente Leeuwarden geen gangmaakster moet zijn in den wedstrijd tot het op voeren van loonen. Spreker kent de woorden niet precies, maar in dien geest staat het er toch. Spreker zou echter willen vragen of de loonen en salarissen, die hier door den Raad zijn bepaald, van dien aard zijn, dat de gemeente Leeuwarden daardoor kan worden aangewezen als een „gangmaakster". Dan zullen Gedeputeerde Staten ook moeten zeggen, wélke loonen dan in Leeuwarden zooveel lager moeten zijn. Dat hebben zij niet gedaan, zij hebben niets bewezen, zij hebben enkel maar wat woorden, spreker zou zeggen enkel holle klanken laten hooren en anders niets. Spreker zou hier direct tegenover, wanneer de salarissen hier in Leeuwarden zoo zijn, dat Leeu warden een gangmaakster zou zijn in de loonstelsels,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 2