882 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 October 1920. willen wijzen op wat door de Staten van Friesland zelf is aangenomen. De loonen en salarissen toch, die in Leeuwarden worden uitgekeerd, zijn nog beneden die van de provincie, voor eenigen tijd door de Staten aangenomen. Spreker zal zoo vrij zijn vergelijkender wijs enkele cijfers naar voren te brengen. De commies redacteur en de verificateur dezer gemeente hebben een salaris van 8500.tot 4000.een hoofd commies bij de provincie heeft een salaris van 3800. tot 4500.een commies heeft hier een salaris van f 2600.tot 8100.bij de provincie van ƒ3200. tot 3800.een adjunct-commies lo klasse hier f 2100.tot f 2600.bij de provincie 2600. tot 3200.een adjunct-commies 2e klasse hier 1800.tot 2100.bij de provincie 2000.tot 2600.een klerk hier 1500.— tot 1800. bij de provincie 1700.tot 2000.de werklieden krijgen hier in do laagste klas 31.—per week maar bij de provincie wordt in de laagste klasse een loon bereikt van 32.85, dus toch nog f 1.85 meer dan bij de gemeente in de hoogste klasse der werklieden wordt hier ontvangen 36.bij de provincie 41.40. Gedeputeerde Staten hebben dus heelemaal niet het recht om te zeggen dat de gemeente hier een gang- maakster is. Als er gezocht moet worden naar een gangmaakster in de stijging der loonen is dit zeker in de eerste plaats de provincie en niet de gemeente. De gemeenteraad heeft zeer terecht de loonen op het peil gebracht, waarop ze moesten komen. Er mogen dan enkelen in den Raad zijn, die meenden dat men wat lager moest blijven, spreker vindt dat de loonen in verhouding tot die, welke de provincie uitkeert, niet zoo hoog zijn. In de missive wordt ook naar voren gebracht dat de loonen niet zoo laag mogen zijn, dat hiervan het gevolg kan zijn dat er een groote uittocht van per soneel plaats zal hebben. Als de salarissen en loonen echter niet zoodanig waren verhoogd, zou die uittocht toch hebben plaats gehad. In den Raad is het al meer malen gebeurd, dat het salaris van een ambtenaar tusschentijds moest worden verhoogd, omdat moest worden gezegd anders raken we hem kwijt en dan hebben we niet een goeden leider meer". Spreker meent dat men een 7 of 8 maanden geleden nog om dezelfde reden het salaris van een ambtenaar met f 700.of 800.heeft moeten verhoogen. Gedeputeerde Staten kunnen dus wel heel wat zeggen in hun missive, maar hun argumenten raken kant noch wal. Zij hadden verstandiger gedaan, wanneer zij de dingen, die zij te zeggen hadden, ook hadden toege licht met cijfers enz. De heer Visser zal kort zijn, omdat hij voor een groot deel het betoog van den heer Collet onderschrijft. Het is een feit dat de ÊDancieele nood der gemeente, zooals in de missive naar voren wordt gebracht, bestaat. Maar het verwondert spreker dat het college van Gedeputeerde Staten deze in hoofdzaak wijt aan de loonsverhooging. Bij lezing van de missive komt spreker toch tot de conclusie dat enkel en alleen de verhooging van loonen oorzaak is, dat de gemeente in de toekomst voor een financieele crisis zal worden geplaatst, zoo is althans de redactie van de missive. Dan wordt er ook gezegd dat de gemeente geen gangmaakster behoeft te zijn, dat de publieke licha men ten opzichte van de loonen niet zooveel behoe ven te zijn boven de particuliere bedrijven, waarbij straks de loonen terug kunnen loopen. Spreker meent ook dat de gemeente geen gangmaakster is, gezien slechts de loonen die in het particuliere bedrijf worden bereikt. Wanneer men een vergelijking trekt tusschen de loonen, uitgekeerd aan het lagere personeel in het particulier bedrijf en die aan het lagere personeel in gemeentedienst, dan kan spreker niet zeggen dat de loonen, die door de gemeente worden uitbetaald, van dien aard zijn, dat men de gemeente als gangmaak ster kan beschouwen. In de missive wordt ook gezegd dat dit geen ge wone uitgaafpost is, waartegenover men zekere in komsten heeft, dat het meerdere geld wordt besteed zonder dat men het productief maakt, dat door de verhoogde loonen niet meer productief werk wordt verricht, dat die productiviteit er niet door wordt verhoogd. Het kan zijn dat de werklieden in ge meentedienst niet dien intensieven arbeid verrichten als de werklieden in het particuliere bedrijf. Ook spre ker heeft wel opgemerkt dat bij het verrichten van een meer intensieven arbeid in gemeentedienst in totaal misschien een geringer bedrag kon worden uitgekeerd. Maar dat is toch zeker geen motief om de loonen beneden een zeker peil te brengen? Spre ker meent ook dat in het particulier bedrijf nog meer intensief en dus voordeeliger kan worden gewerkt, maar dat mag ook niet leiden tot een in gelijke mate verhoogen der loonen. Doch wel meent spreker dat de Raad rekening moet houden met den strijd en de behoeften van het gezin. Het is een feit dat ook Gedeputeerde Staten bij de behandeling van de salarisherziening van de ambte naren en werklieden in provincialen dienst niet die motieven naar voren hebben gebracht, welke zij wel naar voren brengen, nu het de gemeente Leeuwarden geldt. Ook in de Staten heeft men besloten in de eerste plaats de werklieden-salarissen te behandelen en algemeen gingen de verschillende politieke par tijen er mede accoord, dat ten minste als grondslag moest worden genomen een salaris van 1500. Men was het er spoedig over eens, dat een salaris van 30.per week als minimum moest worden beschouwd. De salarissen nu, die de provincie garan deert, zijn van dien aard, dat ze vrijwel parallel loo pen aan de salarissen der gemeente. Vandaar dat het spreker een raadsel is, dat de heeren van het college van Geduputeerde Staten die moeilijkheden niet heb ben geopperd, toen het de provinciale loonen gold, maar wel nu het geldt die der gemeente Leeuwarden, Spreker juicht het toe dat men op deze manier de zaak wil aanvaarden, maar een feit is het dat door het college van Gedeputeerde Staten tal van dingen naar voren zijn gebracht, die oppervlakkig zijn en die het niet aantoont aan de hand van feiten en dat het rapport van dat college aan het gemeentebestuur van Leeuwarden in strijd is met de houding, die Gede puteerde Staten hebben aanvaard, toen de salaris regeling in de Staten aan de orde was. De heer Dijstra gelooft, wat de kwestie van de missive van Gedeputeerde Staten betreft, niet veel meer te zeggen te hebben. Alleen zou hij ten opzichte van de beschouwingen over de loonen willen zeggen dat hij, afgezien van de achting, die men als Raad is verschuldigd aan het hoogere college, veilig hier aan kan toevoegen, dat het college van Gedeputeerde Staten als zoodanig met de loonen in deze gemeente niets heeft uit te staan. Dat college kan daar gevoeg lijk de handen af houden de Raad bepaalt hier de loonen. Een andere kwestie is of het budgetrecht aan Ge deputeerde Staten hier niet van invloed kan zijn. Het is niet te ontkennen, dat men in deze gemeente voor het feit kan komen te staan, dat de verhouding tus schen de verhoogde salarissen en het bedrag van het totaal inkomen der gemeente zoo kan zijn, dat ook het college van Gedeputeerde Staten daarin aanleiding kan vinden om te zeggen, dat die verhouding niet juist is en dat daaruit voor dat college voortvloeit, naar aanleiding daarvan om te zien of men ook eco nomischer kan werken in deze gemeente. Spreker heeft geen aanleiding om te zeggen dat dit zoo is, maar dat zou een motief kunnen zijn. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 October 1920. 383 Spreker gaat mee in wat door het college van Burgemeester en Wethouders is voorgesteld te ant woorden aan het college van Gedeputeerde Staten. Zooals de Voorzitter al heeft gezegd, men kan dubieeren over de kwestie of het college van Burgemeester en Wethouders juist gehandeld heeft of niet. Het komt spreker voor dat dit college niet heelemaal juist heeft gehandeld. De Raad zou ook direct van het besluit van Gede puteerde Staten in beroep kunnen gaan bij de Kroon, maar daarbij aan Burgemeester en Wethouders de risico laten, dat, terwijl men doorging met betalen, ten slotte het college dan zelf het meeidere moest betalen. De zaak is echter door den geheelen Raad geaccepteerd, dien kant moet men dus niet uit, laat staan om een poging te doen om in die richting te handelen. Spreker gaat dan ook mee in het antwoord, dat het college wenscht te richten aan Gedeputeerde Staten. De heer Jansen wenscht ook nog een enkel woord te zeggen naar aanleiding van de missive door Burge meester en Wethouders ontvangen. Hij had gedacht, omdat de goedkeuring zoolang uitbleef, dat er door het college van Gedeputeerde Staten ernstige bezwaren en zeer grondige argumenten tegen het raadsbesluit zouden worden aangevoerd. Maar big het doorlezen van de geheele missive komt het voor spreker hier op neer, dat men op alle mogelijke kleine slakken zout gaat leggen, dat men allerlei kleine spitsvondig heden aanhaalt om de salarisverordening, die door den Raad is vastgesteld, belachelijk te maken en zoo mogelijk geheel weg te redeneeren. Zoo leest men ook in de missive het gewichtig argument dat verhooging der salarissen voor de ge- salarieerden wel aangenaam is. Als spreker dat leest, kan hij niet anders zeggen dan dat, waar die ver hoogingen werkelijk noodzakelijk bleken, een dergelijk argument bepaald schunnig is te noemen. Veraange naming der gesalarieerden, waar de verhooging niets anders was dan een verhooging van het noodzakelijk levensonderhoud! Spreker gelooft dat de provincie met duizenden heeft omgesprongen waar de gemeente slechts enkele guldens heeft besteed voor niets anders dan het hoog noodzakelijke. Hulde aan Burgemeester en Wethouders, dat zij hier een poging doen om de salarissen op het peil te houden, waarop ze eenmaal zijn gesteld. Het is te hopen dat uit het beroep, dat op de Kroon zal worden gedaan, ook mag voort vloeien, dat die salarissen op hetzelfde peil kunnen blijven. De heer Dijkstra heeft na hetgeen er is gezegd niet zooveel meer te zeggen, omdat hij verwacht dat de meeste raadsleden behalve dan de enkele fracties die het schrijven van Gedeputeerde Staten toejuichen er wel ongeveer net zoo over zullen denken als door sprekers rechterbuurman (de heer Collet) is ge sproken. Het is voor de raadsleden moeilijk in alle opzichten om over deze missive te spreken, ook omdat men maar kwalijk de gelegenheid heeft gehad, ze in te zien. Eén enkele opmerking wenscht spreker echter toch te maken en wel naar aanleiding van een in de redactie voorkomende uitdrukking over „hooge sala rissen". Dat is een uitdrukking die, naar sprekers bescheiden meening, van de zijde van het college van Gedeputeerde Staten niet te pas komt. Hier wordt in Leeuwarden, vergeleken bij de salarissen in 't al gemeen, geen enkel „hoog" salaris uitbetaald, vooral niet in de onderste lagen. De laagste werklieden-sala rissen, welke hier worden uitgekeerd, bedragen 30. of ƒ31.Spreker behoort ook tot de arbeidersklasse en die zijn er hier meer in den Raad dus hij weet er een klein beetje van. De reden, waarom de sociaal-democraten indertijd niet met hooger voor stellen zijn gekomen is, dat ook bij hen de zorg voor de gemeente Leeuwarden op den voorgrond stond, dat zij hebben gezegdmet de financiën staat het er zoo voor. Zij hadden graag gezien dat het loon hooger was geworden dan 31. omdat van zoo'n loon niet behoorlijk geleefd kan worden. Spreker wil dat met nadruk zeggen dat dit leven niet een behoorlijk leven is. In een gemiddeld gezin met 2 of 3 kinderen heeft moeder de vrouw per week minstens 40.noodig, om dat te kunnen geven, wat in de eerste plaats noodig is en om haar huis houden netjes te onderhouden. Hoe Gedeputeerde Staten hier dan ook de brutaliteit kunnen hebben om te spreken van „hooge salarissen" is spreker een raadsel. Hij moet daartegen dan ook als arbeiders raadslid krachtig protesteeren, omdat hij weet wat de stijging van de prijzen der eerste levensbehoeften voor het arbeidersgezin beteekent. Bij de salariskwestie is het spreker kwalijk genomen, dat hij heeft gezegd dat, wanneer men met de eene hand een rijksdaalder gaf, men er met de ander twee terugnam. Dat houdt hij echter nog staande. Spreker wenscht ook hulde te brengen aan Burge meester en Wethouders, omdat zij de hoogere salaris sen hebben uitbetaald. Zij verdienen die hulde, om dat de menschen het noodig hebben. Spreker sprak gister nog een huismoeder en die zei alleen deze een voudige woorden „alleen de verhooging van de prijzen van melk en boter kost mij 1.50 meer in de week vergeleken bij een paar weken geleden". Dat zegt genoeg. Spreker wil niet klein zijn, maar hij wenscht met kracht op te treden tegen dergelijke beweringen van Gedeputeerde Staten. Er wordt in de missive ook gesproken over een niet zuinig gemeentelijk beheer. We hebben hier pas een actie gehad met een woningvereeniging, die óók niet goed werd beheerd. Als een gemeentebedrijf niet goed wordt beheerd is 't ook niet goed. Dat zijn allemaal maar van die smoesjes waar men niets mee opschiet. Als het college van Gedeputeerde Staten nog meer van dergelijke tractaties heeft, zal de Raad goed doen, zijn besluiten met klem te verdedigen. De heer OosterhofF had niet het plan gehad om een woord van deze zaak te zeggen, omdat hij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders accoord kan gaan. Hij gevoelt zich ook niet gedrongen om op te treden als verdediger van het beleid van Ge deputeerde Staten, maar bet komt spreker toch voor dat er aan het adres van dat college eenige onjuist heden en onbillijkheden zijn gezegd. In de eerste plaats is gezegd dat Gedeputeerde Staten een klein beleid voeren, omdat zij den financieel ongunstigen toestand alleen toeschrijven aan de hooge loonen. Hier is willens en willens een onjuistheid gezegd. Als Gedeputeerde Staten nooit een ander raadsbesluit weigerden, dan had men recht om dit te beweren. Maar Gedeputeerde Staten hebben bij de kwestie over het abattoir en ook bij andere dingen wel als hun meening te kennen gegeven, dat hier in Leeuwarden niet voorzichtig genoeg met de financiën wordt omgesprongen. Mod heeft dus niet het recht, te beweren, dat Gedeputeerden Staten den financiëelen toestand alleen toeschrijven aan de hooge loonenmen weet wel beter. In de tweede plaats zou spreker er op willen wijzen, als de heer Dijkstra, zegt, dat hier werkelijk geen hooge loonen worden uitgekeerd, maar deze alleen voldoende zijn voor de allereerste levensbehoeften, dat men dan van die zijde krachtig had moeten protes teeren tegen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Spreker heeft toen daarop speciaal zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 3