388 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 192Ó. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1920. 389 afgesloten, waarvan de teekening aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring moet worden ingezonden; 2. dat de vóór den voortuin gelegen strook grond, ter breedte van gemiddeid 4.60 M., op de bijbehoorende teekening aangegeven, voor ƒ1.aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen en verder op de onder A 3 tot 7 aangegeven voor waarden C aan Th. Nauta alhier vergunning te verleenen tot het dempen van de sloot voor het perceel Sectie E no. 3043 over eene lengte van I6V2 M-, onder de volgende voorwaarden: 1. dat de voortuinen niet dieper worden dan 7 M., gemeten uit den voorgevel van de huizen en door een hek worden afgesloten, waarvan de teekening aan Burge meester en Wethouders ter goedkeuring moet worden ingezonden; 2. dat de vóór den voortuin gelegen strook grond ter breedte van 4.60 M. op de bijbehoorende teekening aangegeven, voor ƒ1.aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen en verder op de onder A 3 tot 7 aangegeven voor waarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries zal hier gaarne voor stemmen, maar wenscht toch in verband met dit punt enkele opmerkingen te maken. De Raad krijgt hier zoo nu en dan dingen ter goedkeuring, waarvan blijkt dat het werk reeds is ver richt. Zoo ook weer bij dit geval; bij drie van de woon huizen, waarvoor de sloot moet worden gedempt, is het bij het eene al in orde, bij het tweede zoowat en bij het derde moet het in hoofdzaak nog geschieden. Zoo is in de vergadering van 17 Augustus ook door den Raad goed gekeurd de verkoop van grond aan de Gedempte Keizers gracht aan Tuininga en overneming van een stoep aan het Heerenwaltje van Joustra, terwijl dit alles al gebeurd was. Op die manier wordt de Raad geplaatst voor feiten, waarvan de goedkeuring eigenlijk niets meer is dan een wassen neus. Het komt spreker voor dat al deze dingen moeten behooren tot de competentie van Burgemeester cn Wethouders. Als het zoo wordt beschouwd en de Raad daarin meegaat, kan al het schrijf- en drukwerk over die dingen ook worden bespaard en kunnen Burgemeester en Wethouders het maar laten doen door hun ambtenaar. Het vragen van goedkeuring bij den Raad staat nu gelijk met het komen met zout als het ei op is. De heer Fransen zegt dat als het waar is wat de heer De Vries zegt, zijn opmerking niet veel doel meer heeft. Spreker weet niet hoever men met de demping is, doch zou de aandacht willen vestigen op punt 7 onder letter A. Hij meent dat bij dergelijke werken als voorwaarde moet worden gesteld dat ze „ten genoegen van Burge meester en Wethouders worden uitgevoerd". Burgemeester en Wethouders kunnen dan hun ambtenaar opdragen om toezicht te houden. De heer 0. F. de Vries (wethouder) wil den heer IJ. de Vries met een enkel woord antwoorden, dat dit voorstel niet is gedaan om de goedkeuring te verkrijgen tot de demping der slooten, maar wel tot de overneming van den vrijkomenden grond. Die overname moet door den Raad worden goedgekeurd. Spreker vermoedt, dat Burgemeester en Wethouders overigens tegen de voorwaarde, die de heer Fransen wil stellen onder punt 7 van letter A, n.l. dat de werken ten genoegen van Burgemeester en Wethouders worden uit gevoerd, niets geen bezwaar hebben. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. (Agenda no. 5.) Voorstel van Burgemeester en Wet houders om met intrekking van het raadsbesluit d.d. 22 Juni II. aan de zangvereeniging „De Dageraad", alhier, vergunning te verleenen tot het gebruikmaken van slechts één lokaal in het voormalige hotel Weidema voor één avond in de week. Dit voorstel luidt als volgt Bij besluit van Uwe vergadering van 22 Juni j.l. no. 2888 153 werd aan de arbeiderszangvereeniging „de Da geraad" alhier voor drie avonden in de week, Maandag-, Dinsdag- en Woensdagavond van 8 uur tot half elf, tot wederopzeggens toe ondershands verhuurd de eetzaal in het voormalig hotel Weidema (Groot Schavernek no. 9) voor 10.— per week en verder op bepaald aangegeven voorwaarden. De Vereeniging wenscht gaarne van de huur, in den vorm waarin deze is aangegaan, ontheven te worden en het lokaal alleen voor den Maandagavond te huren. Wij meenen, dat aan dit verlangen tegemoet gekomen moet worden. Zij neemt, met behoud overigens van de gestelde voorwaarden, met een huur van ƒ5.per week ge noegen. Wij geven U alzoo in overweging te besluiten I. in te trekken Uw besluit van 22 Juni 1920 no. 288K 153, te rekenen met ingang van den dag, waarop de nieuwe huur, onder 11 bedoeld, ingaat. II. aan de arbeiderszangvereeniging „de Dageraad" alhier voor één avond in de week (Maandagavond) van 8 uur tot half elf, met ingang van den dag door Burgemeester en Wethouders in overleg met de vereeniging te bepalen, tot wederopzeggens toe ondershands te verhuren de eet zaal in het voormalige hotel Weidema (Groot Schavernek no. 9) voor ƒ5.per week, onder de volgende voor waarden 1. de vereeniging mag op huuravonden, waarop zij zelf van het lokaal geen gebruik maakt, andere zangver- I eenigingen, met goedkeuring van Burgemeester en Wet- houders, toelaten 2. de huur wordt om de vier weken ten kantore van den gemeente-ontvanger betaald 3. het gebruik van het gas voor verlichting wordt door de gemeente betaald, terwijl de vereeniging de beschik king heeft over de kachel en het verder in het vertrek aanwezige meubilair; 4. de kosten van de verwarming komen voor rekening van de vereeniging, terwijl deze eveneens zelf voor de verder nog benoodigde meubels heeft te zorgen 5. de vereeniging dient met den concierge een accoord te treffen voor diens te verleenen diensten 6. de vereeniging gedraagt zich naar hetgeen door Burgemeester en Wethouders voorts ten aanzien van het gebruik van het lokaal mocht worden voorgeschreven. De Voorzitter wil er den Raad nog attent op maken, dat in een van de vorige vergaderingen aan Burgemeester en Wethouders machtiging is verleend om vergunning te verleenen tot slootdemping, onder de voorwaarden, die Burgemeester en Wethouders meenen te moeten stellen. Daarvoor heeft het college dus de goedkeuring van den Raad niet meer noodig. Hierbij komt echter ook over dracht van grond te pas en deze behoeft de goedkeuring van den Raad wel. Dit komt echter lang niet bij elke slootdemping voor, zooals b.v. bij die van Schuiling en Wassenaar; daarbij ging het zonder ruiling of overdracht van grond en daarbij hadden Burgemeester en Wethouders dan ook machtiging om het te doen. Anders had de heer IJ. de Vries volkomen gelijk, maar juist omdat het hier de overdracht van grond betreft, behoeft het voorstel de goed keuring van den Raad. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. (Agenda no. 6.) Voorstel van Burgemeester en Wet houders om een gedeelte van de aanslagen in de plaat selijke directe belasting naar het inkomen, dienst 1920, voorloopig niet in te vorderen (bijlage no. 48). De beraadslagingen worden geopend. De heer Nijholt wou een enkel woord zeggen over de toelichting' van het voorstel. Met het voorstel zelve kan spreker wel accoord gaan, maar de toelichting vindt hij wel wat eigenaardig. Vooraf wenscht hij echter nog zijn verwondering uit te spreken over het feit, dat de financi- eeie commissie over een zaak als deze, die toch eenigs- zins van belang mag worden geacht, niet is gehoord. Zij wordt wel gehoord over alle kleinigheden, maar de groote zaken laat men blijkbaar maar liever buiten haar omgaan; dit is niet de eerste keer, dat bij belangrijke dingen na gelaten is, haar advies te vragen. Wat dan de toelichting betreft, in het voorstel staat, dat de andere heffingen meer zullen opbrengen een som van ƒ29,000.De berekening van deze andere heffingen is zeker wel erg aan den ruimen kant genomen, anders begrijpt spreker ten minste niet, hoe men aan een derge lijk getal komt. Het mag toch bekend zijn, dat die andere heffingen veel meer dan ƒ29,000.meer zullen opbrengen dan het vorige jaar is geraamd. Nu vindt spreker het niet erg, dat men het wat royaal opneemt, maar wanneer men cijfers geeft, dient men toch ook zoo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te blijven. Dat is in dit geval niet gedaan. Als men nagaat, dat de dividendbelasting 23,000. meer opbrengt dan de begrooting opgeeft, dat detonnen- belasting ƒ30,000.— opbrengt, die niet op de begrooting staat en de belasting op de openbare vermakelijkheden zeker wel ƒ20,000.meer opbrengt, dan komt men op een veel grooter bedrag. Dan zou spreker ook gaarne, in verband hiermede, eenige inlichtingen hebben over het cijfer van ƒ581,000.dat nog op de begrooting voorkomt voor onvoorziene uitga ven en waarvan reeds de teruggave van 10 van den hoofdelijken omslag is afgetrokken. Spreker kan de cijfers niet in onderling verband bij elkaar brengen, doch hij krijgt sterk den indruk dat het saldo, dat na aftrek van die 10 zal overblijven, aanmerkelijk veel hooger zal zijn dan Burgemeester en Wethouders aangeven. Spreker zegt nogmaals, dat hij niet precies de cijfers kent, omdat hij niet de noodige gegevens en stukken te zijner beschik king heeft, maar het lijkt hem toch toe dat de cijfers, die Burgemeester en Wethouders aangeven, erglaagzijn geschat. De heer Berghuis (wethouder) hoort, dat de heer Nijholt in de eerste plaats aanhaalt het niet-hooren van de finan- cieele commissie. Dit is voor spreker als voorzitter dier commissie een verrassing, omdat de zaak er wel degelijk is besproken. Spreker geeft toe, dat de inhoud van dit stuk niet in de commissie is geweest, maar de kwestie van de te hooge aanslagen en de teruggave daarvan of wel een mindere invordering is er wel degelijk besproken. De commissie was het er toen mee eens, dat het te veel betaalde terug moest worden gegeven. Dit voorstel is echter, als een gewone becijfering van de secretarie, niet in de commissie geweest. De heer Nijholt spreekt verder over het bedrag van ƒ29,600.en haalt daarbij de tonnenbelasting aan. Spre ker kan daarop antwoorden, dat alle belastingen van de reiniging als de tonnenbelasting enz. vóór deze wijziging reeds op de begrooting zijn verantwoord en verder, dat deze ƒ29,600 alleen betreft de verhooging van de be lasting op de vermakelijkheden en nog enkele andere kleinigheden. De tonnenbelasting is reeds verwerkt in de begrooting van de reiniging, waardoor het deficit van de reiniging zooveel lager wordt. Er is tot dusver voor de reiniging gereserveerd een bedrag van 75,000.— en deze ƒ75,000.had niet behouden kunnen blijven, als niet de tonnenbelasting in de begrooting van de reiniging zelf was opgenomen. De cijfers mogen misschien wat meevallen; spreker wil den Raad ook wel mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders de cijfers zeker niet te hoog nemen. Maar de hoofdzaak van de verhoogde opbrengst der diverse hef fingen zit hier in de belasting op de vermakelijkheden. De heer Nijholt: En de dividend-belasting dan? De heer Berghuis (wethouder) gelooft wel dat de ver hoogde opbrengst daarvan reeds is opgenomen in de begrooting, doch weet het niet zeker. In ieder geval is, al was dit niet zoo, het cijfer van ƒ29,600.nog heel j goed te verantwoorden. Ten opzichte van de meerdere opbrengst der belasting op de vermakelijkheden moet toch ook nog blijken, of het blijft doorgaan zooals het tot dusver is gegaan. De hoofdzaak, de tonnenbelasting ad ƒ60,000.- 's jaars, is reeds laag verantwoord. De heer Nijholt twijfelt verder nog of het bedrag van ƒ581,000.dat voor onvoorzien op de begrooting voor komt, wel juist is. Nu geeft spreker toe dat het voor den heer Nijholt heel moeilijk is om dit bedrag van ƒ581,000. te becijferen, maar hij vergete niet dat er, buiten het werkelijk voor „onvoorzien" bestemde, in dezen post een heeleboel reserves zijn en ook nog meer andere bedragen, voor welker overbrenging naar andere posten het college de toestemming van den Raad noodig heeft. Spreker kan echter verzekeren, dat de cijfers zuiver zijn opgemaakt door de afdeeling financiën, die alle gegevens in haar bezit heeft, en dat er volgens de nu bekende cijfers als naaste cijfer precies ƒ90,200.zal overblijven. De heer Nijholt komt in de eerste plaats nog eens terug op het hooren der financieele commissie. Sprekers bewe ring daaromtrent is volgens den voorzitter dier commissie voor dezen een verrassing. Spreker houdt echter vol dat de commissie niet is gehoord. De zaak is misschien ter loops in de commissie genoemd, maar behandeld is zij niet. De andere leden der commissie kunnen dat met spreker getuigen. Hij is zelf op de commissievergadering geweest, waar de kwestie niet is behandeld, alleen hoog stens even terloops is aangeroerd. Daar is toen niet ge zegd dat er 10% of meer niet zou worden ingevorderd, maar er is alleen gezegd dat van de belasting een deel teruggegeven moest worden. Spreker heeft zoo pas den heer Collet even aangezien en bemerkte toen dat deze vreemd heeft opgezien bij de woorden van den wethou der, dat de financieele commissie de zaak behandeld heeft. En spreker meent te hebben bemerkt dat de heer Dijstra, eveneens lid der financieele commissie, deze bewering eveneens vreemd in de ooren klonk. Wat die ƒ581.000.voor onvoorzien betreft, spreker heeft niet getwijfeld, dat dit bedrag onjuist is, maar hij heeft zich alleen verwonderd dat dit zoo hoog moest zijn. Hij had gaarne gezien, dat Burgemeester en Wethouders nader hadden aangegeven, waarvoor die ƒ581.000.be stemd is en welk saldo bedrag voor werkelijk onvoor zien overblijft. Hij had hieromtrent graag meer licht gehad in de financieele commissie, daar had men de bijzonder heden beter kunnen bespreken dan hier. Voor spreker is het nu verder moeilijk om op het be toog van den heer Berghuis in te gaan, omdat hij geen gegevens heeft. Hij zal niet tegen het voorstel stemmen, doch wenscht toch als zijn indruk te zeggen - en 't eind zal het leeren hoe het is - dat het saldo aanmerkelijk hooger zal zijn dan door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. De heer De Vos veronderstelt dat, als het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen, het dan wel eens zou kunnen zijn dat de belastingbetalers zich blij gaan maken met een dooie musch. Er staat toch in het voorstel om van de belasting voorloopig 9/,„ gedeelte in te vorderen. Daar wenscht spreker wel even de aandacht op te vestigen, opdat men zich direct niet al te blij zal maken. Hij had het beter gevonden, wanneer eenvoudig het overschot van de opbrengst op de nieuwe begrooting was gekomen. Zooals echter den vorigen keer reeds is gezegd, dit zou een schadepost zijn voor de menschen, die dit jaar de stad verlaten. Toch was dit, naar spreker meent, beter geweest, dan dat men veronderstelt slechts 9/,0 te moeten betalen en ten slotte toch nog de volle som of meer dan 7.0 deel moet betalen. Spreker heeft daar alleen even de aandacht op willen vestigen, opdat de belastingbetalers zich niet al te blij maken. Overigens zal hij niet tegen het voorstel stemmen, dan is het hem best. De heer Berghuis (wethouder) voelt zich gedrongen om, nu de heer De Vos op een dergelijke manier de belasting betalers vrees gaat aanjagen, omdat er in het voorstel „voorloopig" staat, nog iets in het midden te brengen. Spreker wil dan de heer De Vos mededeelen dat iedere aanslag voorloopig is. En dat moet wel, omdat als er van Den Haag b.v. een besluit afkomt, dat de minimum salarissen der onderwijzers met zooveel worden verhoogd, misschien met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1919 of 1920, de gemeente dan verplicht is te betalen. Dan is er bij een gewone heffing niet genoeg en zal er een bijhef fing moeten geschieden. Nu de aanslag dan ook eenmaal is vastgesteld, lijkt het verstandiger deze voorloopig zoo te behouden opdat, als dergelijke betalingen van uit Den Haag mochten worden voorgeschreven, de gemeente aan hare verplichtingen zal kunnen voldoen, zonder naderen omslag.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 3