392 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad vnn Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1920. zullen hebben op uitstalling op hun stoepen, omdat dit in strijd zou zijn met de uitoefening van hare publiek rechtelijke taak. Evenwel is toegezegd dat dergelijke aan vragen in gunstige overweging zouden worden genomen. Zal echter een dergelijke toezegging iets meer zijn dan een fraze, dan beteekent dat, dat de aanvragen ook zullen worden toegestaan. En gaat het college dan heen dat niet aan de aanvragen in zooverre wordt voldaan, dat hierop zeer beperkende bepalingen van toepassing zijn en dat kan men niet doen dan komt de publieke dienst weer in 't gedrang. Het wil spreker voorkomen dat het college inlichtingen dient te verschaffen, hoe de twijfelaars er over denken, nl. of men kan verwachten dat zij genegen zijn hun stoepen over te dragen. Spreker zou niet willen uitgaan van de uitdrukking van den directeur der gemeentewerken maar vraagt of er ook eenige gegevens voor zijn. Wanneer men er mee begint, hoopt spreker, dat op een zeer klein aantal na de stoepen zijn overgenomen, dat dan ten minste de heele Wirdumerdijk op de stoepen van de kelderwoningen en van enkele stijfkoppigen na in orde kan worden gemaakt, zooals het college van Burgemeester en Wethouders dat wenscht. De heer 0. F. de Vries (wethouder) wenscht enkele aan merkingen te maken op het betoog van den heer Tie- mersma. Dit plan is juist opgezet om een beter aanzicht te verkrijgen, vooral om de in hoofdzaak daar aanwezig zijnde winkels een mooier aanzicht te geven en verder om het verkeer, dat in de laatste jaren in Leeuwarden bijna verdubbeld is, in goede banen te leiden. Het plan betreffende de trottoirs is niets anders dan een verhooging van de kleine steentjes, die er nu ook al liggen. Nu had men natuurlijk liever gehad dat de eige naars allemaal hun stoepen hadden overgedragen, maar dat is vooral onmogelijk voor de kelderingangen, waar van er een 4- of 5-tal aanwezig zijn. Verder kan spreker nog meedeelen dat enkele andere stoepen hoogstwaar schijnlijk ook nog wel kunnen worden overgenomen. Spreker meent dat er van morgen ook nog een adres is ingekomen van de weduwe Bootsma, waarin overdracht van haar stoep wordt toegezegd. Spreker herhaalt dat het beter was geweest, indien die toezegging van allen was verkregen. De passage zal echter heelemaal geen bezwaar opleveren; als er voorloopig nog al hier endaar een stoep met een hekje blijft bestaan, hindert dit niet, omdat het troittoir zoo breed wordt, dat men gemakkelijk kan passeeren. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders staat ook nog dat in de Commissie voor de openbare werken een meerderheid aanbeveelt een asphalt-bestrating te maken. Spreker behoorde aanvankelijk ook tot die meer derheid, maar is daar later van teruggekomen in verband met den slechten toestand van de wegen en de toege stane credieten. De toestand van de overige straten hier is zoodanig, dat het thans niet gewettigd is zoo'n hoog bedrag voor de verstrating van den Wirdumerdijk te vo- teeren. Bovendien kan deze verandering zich later even tueel geheel aanpassen bij een asphaltbestrating, waarom spreker dan ook adviseert, nu voorloopig niet tot een asphaltbestrating over te gaan. De heer Tiemersma wil nog even zeggen dat hij volko men meegaat met het plan van het college tot verfraaiing der stad; zulks juicht hij toe. Maar een positief antwoord omtrent de houding van de twijfelaars waarvan uitge zonderd de 4 of 5 eigenaars die door de kelderwoningen beslist tegen overdracht bezwaar moeten maken heeft spreker niet gekregen. Het antwoord van den Wethouder is heel vaag; bij een toezegging van nog enkele twijfelaars resteeren er nog altijd een 13-tal. Nu kan men voor het geval komen te staan dat men zoo tot uitvoering over gaat, de zaak in orde maakt en dat als het zoover in orde is, dat het verhoogde trottoir aansluit aan de stoepen, andere eigenaars dan weer komen met de mededeeling, dat zij wel van hun stoepen afstand wenschen te doen, „omdat het zoo mooi staat". Zal men dan de zaak weer direct aanvatten of zal men dan die aanvankelijke twijfe laars zeggen, dat ze dan zelf de kosten maar moeten dragen? Dat zal een vraag zijn, die men later onder de oogen kan zien. Maar dat geval kan zich voordoen, en dat meende spreker nog even te moeten opmerken. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, onder A 13 nog nader aangevuld met overname van de stoep van de weduwe Bootsma, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Wat betreft punt A 11 onthoudt de heer Tulp zich van stemming. 8. Agenda no. 9.) Voortzetting der behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening regelende de aanstelling en den werkkring van schoolartsen bij het lager onderwijs en het bewaar- schoolonderwijs (gemeenteblad 1918 no. 22 en 1919 no. 43) enz. (bijlagen nos. 15 en 33). De beraadslagingen worden geopend. De heer Zandstra. Ik wensch nog een klein woord in het midden te brengen De Voorzitter: Mag misschien de Wethouder van Onder wijs namens Burgemeester en Wethouders eerst even het woord De heer Schoondermark (wethouder) veronderstelt dat de Raad zich wel in een lachbui zal uiten, wanneer spre ker voorstelt de behandeling van dit punt nogmaals uit te stellen. De kwestie is deze: Sinds een paar dagen is van het bestuur van de school voor christelijk volks onderwijs een verzoek ingekomen of de schoolarts ook daar werkzaam mag zijn. Nu liep juist, zooals de Raad weet, de kwestie tusschen Burgemeester en Wethouders en den Raad hierover, dat Burgemeester en Wethouders de favus-behandeling voor onvermogende kinderen aan den schoolarts wilden opdragen. De schoolarts, daarover gehoord, heeft hierop geantwoord, dat hij daartegen, als zijn werkkring overigens geen uitbreiding onderging, geen bezwaar had. Nu zich echter verschijnselen voordoen, dat die werkkring wèl uitbreiding onderging, zullen Burgemeester en Wethouders de zaak nog eens opnieuw onder de oogen moeten zien. Daarom wil spreker dan ook namens Burgemeester en Wethouders aan den Raad voor stellen om de behandeling van dit punt nogmaals uit te stellen. De heer De Boer wil, nu dit punt nogmaals wordt aan gehouden, voorstellen, het tot bij de behandeling der begrooting aan te houden. Het ligt in de bedoeling van sprekers fractie, te komen met voorstellen omtrent school- verpleegsters en dan is het beter dat die zaak in eens behandeld wordt, dan dat het gebeurt bij stukjes en brokjes. Omdat de begrooting waarschijnlijk niet zoover meer uit 't zicht is, gelooft spreker, dat hiertegen niet veel bezwaar zal bestaan. De heer Schoondermark (wethouder) heeft persoonlijk niets tegen het voorstel-De Boer en hij gelooft van het college van Burgemeester en Wethouders ook niet. Maar op de begrooting staat nog steeds uitgetrokkea de salari- eering van den arts, die de favus behandelt, zooals Bur gemeester en Wethouders die hebben voorgesteld. Dan moet de begrooting van dien tijd gewijzigd worden, anders kan de dokter niet uitbetaald worden. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel, dat door den heer Schoondermark namens Burgemeester en Wethouders is ingediend, zoodat dus het onderwerpelijke punt der agenda bij de begrooting voor 1921 zal worden behandeld. 9. (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhooging van het voorschot enz. aan de woningvereeniging Leeuwardenverleend voor den bouw van 63 woningen aan het Cambuursterpad (bijlage no. 46). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Agenda no. 11.) Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van het hoofdbestuur van het Friesche Volkssanatorium Herema-State tot het bekomen van subsidie uit de gemeentekas. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1920. 393 Dit prae-advies luidt als volgt Bij adres van Juli 1920, ingekomen den 20sten dier maand en den 27en d.a.v. in onze handen om prae-advies gesteld, vraagt het hoofdbestuur van het Friesch Volks sanatorium Herema State te Joure voor 1921 en volgende jaren een subsidie uit de gemeentekas, berekend naar 2 ets. per inwoner of wel een door U vast te stellen som, opdat de instelling haar karakter kan blijven behouden van sanatorium voor behoeftigen. Een dergelijk verzoek kwam in Augustus 1918 in, nadat kort te voren bij raads besluit van 11 Juni van dat jaar de medewerking der gemeente in dezen vorm was toegezegd, dat ons college in voorkomende gevallen, te zijner beoordeeling, bijdragen uit de gemeentekas kan beschikbaar stellen voor behoef tige patiënten uit de gemeente. Het schijnt ons toe, dat hiermee de gemeente heeft vol daan aan wat in dit opzicht redelijker wijze van haar mag worden verlangd; dat met name het gemeentebelang bij het bestaan van een sanatorium als het onderhavige in dit gewest niet in die mate is betrokken, dateenrecht- streeksche jaarlijksche bijdrage voor zijne instandhouding té- rechtvaardigen is, omdat daarmee de mogelijkheid van gestichtsverpleging van behoeftige patiënten uit de gemeente nieïüstaat of valt. Is van overheidsbelang in dezen sprake, dan is veeleer xie provincie tot steun geroepen, gelijk zij dan ook bij, besluit van de laatste zomerzitting der Staten eehu.'Subsidi'e ineens van 100,000.— voor de oprichting te Appelscha van een nieuw sanatorium der adresseerende vereéniging heeft [verleend. Door de evengenoemde ge meentelijke bijdragen in de verplegingskosten wordt de opneming van onderscheidene patiënten van hier mogelijk gemaakt. In een jaar tijds is daarvoor ruim 3,180.— iiitgegeven. Verdere offers achten wij op grond van het voorafgaande niet te verdedigen. Wij geven U daarom in overweging aan adressant te doen weten, dat op haar adres van Juli 1920 (alsmede op het nog niet afgedane van 15 Augustus 1918) afwijzend moet worden beschikt. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw Besuijen=Lindeboom heeft met eenige teleur stelling kennis genomen van dit afwijzend prae-advies ten opzichte van subsidieering van het Friesch Volkssana torium „Herema-State'. Burgemeester en Wethouders motiveeren hun advies in de eerste plaats, door te ver wijzen naar het raadsbesluit van 11 Juni 1918, waarbij de medewerking der gemeente was toegezegd in dezen vorm, dat het college in voorkomende gevallen, te zijner beoor deeling, bijdragen uit de gemeentekas kan beschikbaar stellen voor behoeftige patiënten uit de gemeente; in de tweede plaats verwijzen zij naar de ƒ3,100.—, die in één jaar tijds is uitgegeven voor behoeftige patiënten en ten slotte ligt het huns inziens op den weg der provincie om in deze zaak te steunen. Nu onderschrijft spreekster dit laatste motief voor een deel, n.l. in zooverre, dat het mede op den weg der pro vincie ligt. Daarmee wil zij echter volstrekt niet zeggen, dat de gemeenteraad er verder niets mee te doen heeft. Integendeel wil spreekster nog verder gaan: het ligt op den weg van allen, die een maatschappelijke taak te ver vullen hebben, en dus ook op den weg der overheid, om zich de zorg voor de gemeenschap aan te trekken en dan meent spreekster, dat hiervoor de gemeente het aan gewezen lichaam is om te steunen. Men kan er zich als gemeenteraad dus niet afmaken met te verwijzen naar de 'provincie. Spreekster meent dat de tuberculose-verzor- ging en -bestrijding een gemeenschapsbelang is, omdat het' verwijderen van de zieken uit hun omgeving de ge- heele bevolking vooreen groot besmettingsgevaar behoedt. En wanneer men aan behoeftige patiënten de kans kan geven om beter te worden, dan zal men zeker toestem men, dat dit een gemeenschapsbelang is. Spreekster meent dus, dat de gemeente niet kan vol staan met te verwijzen naar andere lichamen. Daar komt bij, dat men dat altijd een gemakkelijke kapstok vindt. Ook bij de provincie heeft men eerst zoo geredeneerd en gezegd: het ligt op den weg van het Rijk. Doch als men de zaak maar eenmaal aanpakt, ligt ze ook evengoed op den weg der provincie en zoo is het ook voor de gemeente. Spreekster is ten minste van een andere meening dan Burgemeester en Wethouders. Wat die ƒ3,100.betreft, dat klinkt heel mooi en 't lijkt ook een heel bedrag. Maar we weten ook wel hoe enorm hoog in den tegenwoordigen tijd de exploitatiekosten zijn en hoe ontzaglijk duur de levensmiddelen. En dan is die ƒ3,100 nog maar een peulschilletje. Afgescheiden daar van is het echter voor spreekster de vraag, wat voor die ƒ3,100.— wordt gegeven. Zij heeft bij zich een staatje van de over 1919 uit Leeuwarden opgenomen en voor rekening der gemeente verpleegde patiënten. Dat aantal bedroeg 12 en nu komt het spreekster voor, als men wil wijzen op de cijfers, dat de gemeente, het aantal verpleeg- dagen, dat zij voor hare patiënten heeft gekregen in aan merking genomen, nog heel goed uit is. Volgens spreek sters staatje zijn er van die 12 patiënten datzelfde jaar verpleegd: van Januari tot December; van Januari tot Juli; van April tot September; van Januari tot October. Al die verpleegdagen hebben de gemeente gekost ƒ3,100.—, een bewijs, dat de gemeente met dit bedrag nog niet zoo erg slecht af is. Nu kan spreekster zich wel een oogenblik in den ge- dachtengang van Burgemeester en Wethouders indenken. Zij kan zich voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders hebben gezegd: het is al weer de gemeente Leeuwarden, die met haar groot zielenaantal het leeuwenaandeel beta len moet. Die klacht hebben we hier meer gehoord in den Raad, zooals bij de subsidies van de middelbaar technische school en de huishoudschool, waarvan voor een groot deel kinderen uit de buitengemeenten profitee- ren, terwijl Leeuwarden een groot subsidie moet bijdragen. Spreekster wil echter opmerken, dat dit hier een heel andere zaak is, een zaak van te groot gemeenschapsbelang om daarop hetzelfde van toepassing te verklaren. Hoe men het ook beoordeelt en in hoeverre Burgemeester en Wethouders ook gelijk hebben, het Friesch Volkssanato rium „Herema-State" wordt daarmee in haar tekort niet geholpen. Bovendien, wil het volkssanatorium zijn karakter als volkssanatorium behouden, dan moet het in de eerste plaats in de gelegenheid worden gesteld, dat het bestaans zekerheid heeft. Het is niet alleen voldoende, dat derge lijke inrichtingen worden opgericht, maar men moet ook wel degelijk zorgen dat zij kunnen blijven bestaan. En nu meent spreekster, dat ook de gemeente in de eerste plaats het aangewezen lichaam is om in die bestaanszekerheid bij te dragen. Het bestuur van het sanatorium zegt, dat het noodge dwongen is overgegaan tot verhooging van het verpleeg- geld; dit was ƒ1.80 en is nu ƒ2.—. Op onze vingers kun nen we echter wel natellen, dat dit niet voldoende is om den patiënten daarvoor behoorlijk te geven, wat zij noodig hebben. Spreekster meent dan ook, dat men hier als Raad niet mag profiteeren van de goedkoope verpleeggelden, als niet daarnaast een behoorlijk subsidie wordt gezet. Spreekster wil nu niet een betoog houden over de nood zakelijkheid van de tuberculose-bestrijding of-verzorging, omdat ieder lid van den Raad het wel met haar eens zal zijn, dat het vraagstuk van de tuberculosebestrijding zeer actueel is en dat we aan die bestrijding moeten meewer ken, zooveel als we kunnen. Alleen meent spreekster nog even te moeten wijzen op de hoofdzaak: de groote toe name van de sterfte en de toename van de ziekte zelf. Dit wordt in de eerste plaats bewezen door de artikelen, geschreven in het tijdschrift voor tuberculobestrijding, dat bewijst ook het artikel van dr. Sajet. Bovendien heeft spreekster zelf de overtuiging, dat de ziekte toeneemt. Misschien enkele plaatsen uitgezonderd, over 't algemeen neemt ze toe. Spreekster heeft die sterke overtuiging ge kregen uit eigen ervaring, nu art. 99 der Invaliditeitswet in toepassing wordt gebracht Nu komen er tal van aan vragen binnen, waaraan haast niet voldaan kan worden. Dat bewijst dat men hoe langer hoe meer een toename moet constateeren. Door toepassing van art. 99 der Invali diteitswet blijkt, dat het kwaad het meest voorkomt onder de arbeidersklassen, omdat die onder de Invaliditeitswet vallen. Dit neemt ook weer voor een deel de lasten van de gemeente weg. Spreekster wenscht nog enkele woorden te zeggen over het niet alles afwentelen en het niet alleen overlaten aan het particulier initiatief. Men moet maar eens nagaan, wat van de zijde van particulieren hiervoor al gedaan wordt. Men zie maar eens wat door verschillende vereenigingen reeds tot stand wordt gebracht, men zie wat de verkoop van de Emmabloem heeft opgebracht, wat door particu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 5