406 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920. De Voorzitter: Wenscht U het woord, mijnheer Visser De heer VisserJa, mijnheer de Voorzitter, niet aanhouden. De VoorzitterDoet een van de leden een voor stel tot aanhouding De heer De Boer doet dit voorstel. De VoorzttterWordt dit voorstel ondersteund De heer Zandstra ondersteunt het voorstel. De beraadslagingen worden gesloten. Bij stemming over het voorstel-De Boer, om de benoeming 14 dagen aan te houden, heeft staking van stemmen plaats (12 tegen 12 stemmen), zoodat het voorstel-De Boer met dat van Burgemeester en Wethouders tot de volgende vergadering wordt aan gehouden. Vóór stemmen de heeren Zandstra, Dijkstra, Tie- mersma, Terpstra, De Vos, mevrouw Besuijen-Linde- boom, de heeren Van Weideren baron Rengers, De Boer, Jansen, Fransen, Collet en Oosterhoff. Tegen stemmen de heeren Schaafsma, Visser, Tulp, Postma, Van der Werff, Berghuis, Dijstra, Lauten- bach, O. F. de Vries, IJ. de Vries, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi en de heer Schooudermark. 4. (Agenda no. 6). Rapport der commissie, heiast met het onderzoek der gemeente-rekeningdienst 1919, met de verantwoording van Burgemeester en Wethouders (bijlage no. 50). De gemeenterekeniug, dienst 1919, wordt met alge- meene stemmen onveranderd vastgesteld. De Wet houders onthouden zich van medewerking. 5. (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan 1). M. Iloageveen op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als leeraar aan het gymnasium. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. S. Bottema en aan L. van Tuinen te verhuren eene stelphuizinge en perceelen iceiland aan den Poppeweg alhier. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van 27 Januari 1920, no 29R/24 werden gronden, gelegen aan den Poppeweg ten Noorden van het Vliet met daarop staande gebouwen, aangekocht van den heer J. J. H. van Weyhrother, thans wonende te Blaricum. Van deze landerijen waren verhuurd aan L. van Tuinen de perceelen kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie G nos. 10004 en 9250, samen 2 83.45 H.A. en aan J. S. Bottema de perceelen dier Sectie nos. 4417 (huis) 2865, 2866, 2867, 2878, 2879, 9252, 7738, 10008, 8245 en 9403, samen 12.26.30 H.A. De huur voor de gronden van Van Tuinen loopt af 12 November 1920, die voor de gronden van Bottema 5 Maart 1921 en wat het daarop staande huis betreft 12 Mei 1921. De huursommen bedroegen respectievelijk 1050.en 2762.50. Zooals wij in ons voorstel van 8/15 Januari 1920, dat tot den aankoop van de landerijen heeft geleid, opmerkten, was bij den koop ons oog mede gericht op het inrichten van een sportterrein. Wij hebben daarvoor bestemd de perceelen Sectie G nos. 8245 en 9403, te zamen groot 3.11.90 H.A. en deze aan de huur bij Bottema genoemd, waartoe het bestaande huurcontract de bevoegdheid gaf, onttrokken, zooals U den 23 Maart 1.1. is medegedeeld. De huur ver minderde daardoor met 717.37. De beide genoemde huurders hebben te kennen gegeven na afloop van den tegenwoordigen huurtijd de perceelen gaarne weder te willen inhuren. De des kundige over de gemeentelanderijen adviseert aan dat verzoek tegemoet te komen, daar de huurders de gronden met de noodige zorg behandelen. Hij acht een huur van 960.voor de landen van Van Tuinen, dit is f 120.per pondemaat, billijk en stelt die voor Bottema op 2200.per jaar. Wel is dit laatste bedrag vergeleken met de huur van Van Tuinen laag, doch de kwaliteit van den grond in huur bij Bottema is veel minder dan van die in huur bij Van Tuinen. Het is de bedoeling de huur voor 5 jaar aan te gaan, onder voorbehoud dat te allen tijde de landerijen of het huis aan de huur kunnen worden ontrokken. Geschiedt deze onttrekking in het tijdvak van 5 Maart tot 1 October van eenig jaar, dan wordt over het onttrokken gedeelte voor het loopende en volgende huurjaren eene vermindering van huur toegestaan. Heeft onttrekking plaats op een ander tijdstip van het huurjaar dan wordt voor dat jaar geen vermindering gegeven, echter wel voor de eventueel nog volgende huurjaren. Wordt het huis aan de huur onttrokken dan zal de huur slechts verschuldigd zijn tot respectievelijk den 12en Mei of 12en November aan het tijdstip der onttrekking voorafgaande. Voor het schoonhouden der slooten en de bemesting zullen bepalingen in het contract worden opgenomen. Overigens gelden voor de huur de gebruikelijke voorwaarden. De belanghebbenden kunnen zich met deze regeling vereenigen. Wij stellen daarom voor te besluiten A. ondershands aan L. van Tuinen alhier voor den tijd van 5 achtereenvolgende jaren, ingaande 12 November 1920, te verhuren de perceelen weiland gelegen aan en nabij den Poppeweg, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G nos. 10004 en 9250 resp. groot 2.81.20 en 0.02.25 H.A. voor 880.per jaar. B. ondershands aan J. S. Bottema alhier voor den tijd van 5 achtereenvolgende jaren, ingaande voor wat het huis betreft 12 Mei 1921 en voor wat het weiland aangaat 5 Maart 1921, de volgende perceelen gelegen aan en nabij den Poppeweg: Sectie G nos. 4417 (huis), 2865,. 2866, 2867, 2878, 2879, 9252, 7738 en 10008, respectievelijk groot 0.11.85, 1.23.40, 1.45.50, 0.82.60, 1.80.70, 0.01.95, 0.45.21, 0.22.15 en 3 02.04 H.A, samen 9.15.40 H.A., voor 2200.per jaar, een en ander onder voorwaarden, dat de landen of een gedeelte daarvan of het huis te allen tijde aan de huur kunnen worden onttrokken, waarbij alsdan het volgende geldt a. indien het huis aan de huur wordt onttrokken zal de huur slechts verschuldigd zijn tot respectievelijk den 12en Mei of 12en November aan het tijdstip der onttrekking voorafgaande h. indien weiland aan de huur wordt onttrokken in het tijdvak van 5 Maart tot 1 October van eenig jaar dan wordt over het onttrokken gedeelte voor het loopende en volgende huurjaren voor Van Tuinen eene vermindering van huur toegestaan van 32/5 cent per M2. en voor Bottema van 23/10 cent per M2. heeft de onttrekking plaats op een ander tijdstip van Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920. 407 het huurjaar dan wordt deze vermindering van huur alleen toegestaan voor de eventueel nog volgende huurjaren en voorts op de gebruikelijke en nader door Burge meester en Wethouders noodig geachte bepalingen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff wou een paar vragen doen omtrent de bedragen, waarvoor de perceelen verhuurd worden Burgemeester en Wethouders deelen mede dat de oorspronkelijke huursommen van Van Tuinen en Bjttema bedroegen 1,050.en f 2,762.60. Van het tweede pand is nu ongeveer x/4 deel afgegaan, doordat het aan de huur is onttrokken. Wanneer men het bedrag, dat tegenwoordig voor het tweede perceel betaald wordt, verlaagt met de huurvermindering, wordt daarvoor op 't oogenblik betaald een huur van 2,045.— Nu stellen Burgemeester en Wethouders voor, het eerste perceel, volgens taxatie van den deskundige, te verhuren voor 960.—, dat is dus voor minder dan waarvoor het verhuurd was, terwijl voor het tweede perceel een huur wordt gevraagd van 2200. dat is dus voor het resteerend gedeelte voor meer dan waarvoor het verhuurd was, en dit niettegen staande er in het voorstel staat, dat de kwaliteit van het land bij Bottema in gebruik veel minder is dan dat van Van Tuinen. Dit komt spreker wat eigen aardig voor en daarom zou hij naar de oorzaak hiervan willen vragen. In de tweede plaats wijken Burgemeester en Wet houders nog af van het advies van den deskundige. Deze stelt voor de huur van Van Tuinen te bepalen op f 960.en Burgemeester en Wethouders stellen voor deze te brengen op f 880.dus nog f 80. lager. De Voorzitter zegt dat het zijns inziens in de eerste plaats niet goed is, om de verhouding in de huren der perceelen maar over te nemen, zooals die vroeger was. De gemeente hal daarop vroeger geen invloed, maar die verhouding tusschen de huren onderling deugde vroeger positief niet. Van Tuinen heeft indertijd veel te duur gehuurd, omdat hij wel een huis had maar geen land, terwijl de huur van Bottema niet met de algemeene verhooging der huren is gestegen. Daarom is die laatste huur verhoogd. De deskundige heeft echter uitdrukkelijk gezegd, dat hij de tegen woordige huur van Van Tuinen te hoog achtte. Omdat hij in nood zat, wel een huis, maar geen land, had Van Tuinen die huur geboden. Dat is de oorzaak van de verlaging van diens huur. Spreker zegt net bezig te zijn met het opschrijven op den brief van den deskundige wat hij er reeds met inktpotlood op geschreven had, maar wat ter secretarie weer is uitgevlakt dat nader met den deskundige is besloten te adviseeren om het land niet voor ƒ120.maar voor 110. per pondemaat te verhuren, omdat de huur nog aan den hoogen kant was. Do zaak is met den deskundige nog nader besproken en met dezen is het college ook tot overeenstemming gekomen om de huur op 110.te stellen. De onderlinge verhouding der huren is vroeger niet goed geweest, dat is enkel de oorzaak dat de verhouding nu anders is, maar volgens 't inzicht van Burgemeester en Wethouders verbeterd is. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. (Agenda no. 8.) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de ontruiming van door de gemeente per dag of per week verhuurde kleine woningen zoo noodig voor den rechter te eischen, e.g. bij hooger be roep verwerend of eischend op te treden. Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit van .5 September 1916 werd aan ons college een algemeene machtiging verstrekt om de vereischte stappen te doen, ten einde in voor komende gevallen op grond van wanbetaling der huurpenningen, zoowel als wanneer op andere gronden tot ontruiming van het gehuurde moet worden over gegaan, ontbinding der huur, al of niet met ontruiming, van door de gemeente in verband met den heerschenden woningnood per week verhuurde kleinere woningen voor den rechter te eischen. Gedeputeerde Staten hebben aan dit besluit destijds hunne goedkeuring onthouden, uit overweging, dat artikel 199 der gemeentewet bepaalt dat het voeren van een rechts geding door de gemeente, door Gedeputeerde Staten niet wordt toegestaan of geweigerd dan nadat hun het rechtskundig onderzoek te dien aanzien (en dus voor elk speciaal geval) door het gemeentebestuur in te stellen, is medegedeeld. Intusschen kwamen wij uit de bladen op de hoogte van een raadsbesluit van de gemeente Rotterdam van ongeveer dezelfde algemeene strekking als het bovengenoemde en dat de goedkeuring van het betrokken gewestelijk bestuur had kunnen erlangen. Wij hebben met overlegging van de Rotterdamsche stukken ons daarom nogmaals tot Gedeputeerde Staten gewend met het verzoek na te gaan of de kennisneming daarvan het college niet tot een andere gevolgtrekking zou leiden. Blijkens ontvangen bericht blijven Gedeputeerde Staten echter hun eenmaal vastgesteld standpunt handhaven. Wij vinden in dezen loop van zaken aanleiding deze aangelegenheid nogmaals aan Uwe overweging te onderwerpen met de bedoeling dat, indien een opnieuw te nemen raadsbesluit, dat dan wellicht een eenigszins andere formuleering moet krijgen dan dat van 1916, wederom de vereischte goedkeuring zal derven, een uitspraak in hoogste instantie, dus van de Kroon, zal worden uitgelokt. Wij zinspelen hier op een andere inkleeding van het te nemen raadsbesluit, omdat het wenschelijk is het besluit tevens te doen strekken voor het optreden der gemeente bij hoogere rechterlijke instanties en dus ook als zij bij hooger beroep een verwerende positie inneemt. Voorts is de eisch bij den rechter tot ont binding der huur vervallen, omdat het betreft op korten termijn verhuurde woningen, waarbij geen ontbinding te pas komt, daar de huur na de opzegging toch reeds is vervallen. Eindelijk is de beperking geschrapt dat de verhuring bij den dag of bij de week geschied moet zijn ,,in verband met den heerschenden woningnood", alsmede de machtiging aan Burgemeester en Wethouders om de vereischte stappen te doen, omdat de wet ter zake reeds voorziet. Wij hebben daarom de eer U voor te stellen, met intrekking van Uw besluit van 5 September 1916 no. 379r/ 186 te besluiten tot een procedure tot huurontruiming van op korten termijn verhuurde kleinere gemeentewoningen en daartoe vast te stellen het in ontwerp bijgaand besluit. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet houders om hen te machtigen in rechten de ontruiming

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 3