408 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920.
te vorderen van door de gemeente op korteren termijn
verhuurde kleinere woningen
Overwegende dat de wenschelijkheid van een
handelwijze als door Burgemeester en Wethouders
voorgesteld in de practijk is gebleken, waar onder
de bedoelde huurders herhaaldelijk wanbetalers
voorkomen of personen, wien, omdat zij de hun ver
huurde perceelen niet behoorlijk bewonen, de huur
moet worden opgezegd en dezerzijds alsdan, bij de
dadelijke ontruiming van het gehuurde, moeilijkheden
worden ondervonden, wat niet in het belang der
gemeente is
dat ter vermijding van schadelijk oponthoud Burge
meester en Wethouders daarom een algemeene machti
ging dient te worden verstrekt om in dergelijke
gevallen de ontruiming te kunnen bewerkstelligen
Gelet op de bepalingen der Gemeentewet, alsmede
op he^ advies van den rechtsgeleerden raadsman der
gemeente
Besluit
wanneer tot ontruiming van het gehuurde moet
worden overgegaan, de ontruiming van door de
gemeente per dag of per week verhuurde kleinere
woningen voor den rechter te eischen, of ingeval van
hooger beroep te dier zake verwerend op te treden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der iconingbouic-verordening
1917 (gemeenteblad 1919 no. 12) (bijlage no. 49).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Collet wil, waar Burgemeester en Wethou
ders voorstellen artikel 2 te lezen „De rente bedraagt
van 5 tot 6V2 °/o>enz.", voorstellen, dit artikel
te lezen als volgt„De rente bedraagt 5 en daar
boven, enz. enz."
Het kan gebeuren dat het rentetype zich weer
wijzigt en dan zouden Burgemeester en Wethouders
weer met een wijziging der verordening moeten komen.
Als men nu zegt „5 en daarboven" behoeft dit niet.
Ds heer Berghuis (wethouder) meent dat, wanneer
de Raad zich met dit voorstel kan vereenigen, Bur
gemeester en Wethouders het gerust kunnen over
nemen. De bedoeling van het college is geweest dat,
wanneer particuliere personen een huis gaan bouwen
voor eigen gebruik, Burgemeester en Wethouders de
hoogste rente a ö1^ zouden kunnen nemen. Als
er echter in de verordening staat „5 en daarboven",
dan is de grens voor Burgemeester en Wethouders
natuurlijk ruimer.
Als de Raad wil dat Burgemeester en Wethouders
in dien geest handelen, dan is 't het beste dat het
college met den heer Collet meegaat. Het is dan
meteen gemakkelijk als het rentetype blijkt hooger
te worden.
De Voorzitter deelt namens Burgemeester en Wet
houders mede dat deze het voorstel van den heer
Collet overnemen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het nader gewijzigde voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
9. Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst
1920.
De heer Berghuis (wethouder) zegt dat, alvorens
een van de leden het woord krijgt, de Raad hem zal
excuseeren dat hij namens het college eerst een mede-
deeling doet, die hij eigenlijk als verrassing aan den
Raad gaat mededeelen, evenals dit voor het college
een verrassing was.
Het zal aan den Raad bekend zijn, dat dezer dagen
aan den Raad is medegedeeld, dat het college nog
steeds op goedkeuring wachtte van het besluit ten
opzichte van de school voor achterlijke kinderen en
zelfs was het college eenigszins vreesachtig, dat die
goedkeuring niet zou worden verkregen. Nu in de
afgeloopen vergadering van Burgemeester en Wet
houders hoorde men echter met verrassing (ook aan
de secretarie was dit geheel ontgaan, zoo zelfs dat
ook daar steeds op de goedkeuring werd gewacht) de
mededeeling, dat abusievelijk vergeten was, tegelijk met
het raadsbesluit een begrootingswijziging aan te nemen
en nader ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten
in te zenden. Daarom komt het college nu zoo gauw
mogelijk met deze begrotingswijziging in den Raad
om daardoor zoo spoedig mogelijk de goedkeuring
van Gedeputeerde Staten daarop te krijgen, 't Is
sprekers bedoeling om te herstellen de verklaring die
door het college is afgelegd in onwetendheid, waar
voor excuus aan den Raad.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10 Agenda no. 11). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van B. van Huissteden c.s.
om bij den Minister van Landbouw aan te dringen op
het vaststellen van een maximumprijs voor consumptie-
melk.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij U is reeds onder dagteekening van 8 September
1.1. ingekomen een adres van B. van Huissteden en
J. S. Bijlsma, die zeggen, op te treden namens 2000
gezinnen uit de gemeente, met verzoek, het daarheen
te willen leiden, dat opnieuw een maximumprijs van
melk wordt vastgesteld, zulks op grond van eene
bereidverklaring van den Minister van Landbouw
jegens adressanten om wederom maximumprijzen voor
consumptiemelk in het leven te roepen, als dit door
het bestuur der gemeente wordt gevraagd. Een
soortgelijke uitspraak was ook door den Minister,
blijkens mededeeling aan ons van het hoofdbestuur
der Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen,
hier aan gedaan.
In Uwe Vergadering van 14 September is genoemd
adres nog nader aangehouden, met hot oog op een
toen pas ingekomen circulaire van den Minister vau
Landbouw van 11 September 1920 no. 82188, welke
destijds door ons college nog niet in behandeling' was
genomen.
Deze circulaire is in dit verband van belang, wijl
daarin de wenk gegeven wordt, om voor artikelen,
die niet meer bestreken worden door art. 1 der Dis-
tributiewet en dat is met melk het geval zoo
noodig krachtens art. 135 der Gemeentewet een prijs
zetting te bevorderen.
Het wil ons, in tegenstelling met 's Ministers inzicht,
toeschijnen, dat het aan de hand gedane middel on
deugdelijk is, meer bepaaldelijk voor het artikel melk,
omdat desnoods een maximumprijs nog wel zal zijn
te handhaven, maar de gemeente de leveranciers, wien
die prijs niet aanstaat, onmogelijk zal kunnen weer
houden hun melk achter te houden, uit te voeren, of
voor andere producten te verwerken.
Alvorens wij ons dus overeenkomstig het gedane
verzoek tot den Minister kunnen wenden om zijnerzijds
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920. 409
een algemeenen maximumprijs vast te stellen met de
daarbij behoorende maatregelen, die een goede werking
van deze regeling zullen waarborgen inderdaad is
de prijs van de melk (23 ct.) hoog te noemen zal
dienen vast te staan, dat door den Gemeenteraad de
hom bij het aangehaalde artikel 135 der Gemeentewet
gegeven verordenende bevoegdheid niet zal worden
gehanteerd, zoodat wij U vooistellen, aldus een uit
spraak te geven en het adres vervolgens naar Burge
meester en Wethouders te zenden ter afdoening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer gelooft dat Burgemeester en
Wethouders in hun prae-advies op het verzoek, dat
bij den Raad is ingekomen, het juiste antwoord hebben
gegeven, n.l. dit, dat de gemeente geen gebruik moet
maken van hare bevoegdheid om een maximumprijs
vast te stellen voor de melk. Doch spreker gelooft,
dat men niet geheel en al kan volstaan met een
dergelijk antwoord. Het gevolg, wanneer de Raad
hier een maximumprijs ging vaststellen, zou zijn,
dat binnen niet al te langen tijd de gemeente Leeu
warden ontbloot zou zijn van consumptiemelk, omdat
die melk dan op een andere manier verwerkt zou
worden. Men heeft dezer dagen in de krant kunnen
lezen, dat de minister heeft toegestaan, dat 50
van de geproduceerde kaas mag worden uitgevoerd.
Als er nu nog meer consumptiemelk wordt verbruikt
voor het bereiden van kaas, zal er ook nog wel meer
kaas mogen worden uitgevoerd; de minister is althans
altijd zeer bereidwillig in dat opzicht.
Het heeft spreker getroffen dat men de oorzaak
van den lioogen prijs der melk en daar dient ook
over gesproken in dezen huidigen toestand niet
moet zoeken in laatste instantie, maar in eerste in
stantie. Spreker weet niet, of de raadsleden kennis
hebben genomeu van een artikel, dezer dagen van de
hand van den heer Rauwerda verschenen in de Leeu
warder Courant, waarin berekend wordt, dat van 1
Liter melk den landeigenaar 10 cent al« huurprijs
van het land is verschuldigd. Een belangrijke oorzaak
van de duurte der melk zit dus niet bij den boer,
maar bij den landeigenaar. Spreker gelooft dan ook
dat de Raad der gemeente Leeuwarden goed zal doen
er bij den minister op aan te dringen, dat er in deze
richting wordt ingegrepen, hetzij door onteigening
van landerijen en het in productie daarvan geven
zonder huur, hetzij op andere wijze. Het is toch ver
schrikkelijk dat op 1 Liter melk do kooper een
dubbeltje belasting moet betalen aan 't agrarisch
kapitaal.
Het is in dit verband ook goed, niet alleen te letten
op den hoogen prijs van de melk, maar ook op dien
van andere artikelen. Spreker wil hier wijzen op den
geweldig hoogen broodprijs, die nog steeds wordt be
taald, terwijl de kosten van het meel toch reeds be
langrijk zijn gedaald en reeds zijn beneden die van
het regeeringsmeel.
Als voor goed Amerikaansch meel wordt betaald
44.—, terwijl het regeeringsmeel is vermengd met
aardappelmeel, dat van veel lageren prijs is dan ƒ44.
dan schreit het ten hemel dat de regeering voor dien
rommel nog durft komen met een prijs van f 43.
en bovendien gaat publiceeren in de bladen, dat de
schuld van het slechte brood en den hoogen broodprijs
ligt bij de bakkers. Grooter zwendel hebben we wel
nooit gehad. Ook in dezen kan de Raad optreden met het
richten van een adres aan de regeering, zooals het
gemeentebestuur van Amsterdam heeft gedaan, dat
mot het oog op de bereikte prijzen van het meel en
de aanmerkelijke daling daarvan den prijs van het re
geeringsmeel, noodig voor de productie van brood,
belangrijk verlaagd wordt. Op deze manier kan er
wel werk worden verricht door de gemeente, wanneer
de grondoorzaken van de duurte maar worden bena
derd. Maar het gaat niet, zooals de regeering het
wil, door de zaak maar af te wentelen op den rug
der gemeenten, die in dezen niets kunnen doen.
De beraadslagingen word«n gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
11. (Agenda no. 12). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de afdeeling Leeuwar
den der Vereeniging van Staatsburgeressen om kinderen
beneden 18 jaar niet in de bioscopen toe te laten.
Dit prae-advies luidt als volgt
Een d.d. 6 Maart 1920 van de afdeeling Leeuwarden
van de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburge
ressen ontvangen verzoekschrift om maatregelen te
nemen, waardoor de toegang tot de bioscopen aan
kinderen beneden 18 jaar wordt verboden, werd in Uwe
vergadering van 8 Maart in onze handen gesteld om
prae-advies. Het request was vergezeld van een aantal
adhaesie-betuigingen en werd eveneens ondersteund
door een adres d.d. 21 Maart d a.v. van de Leeuwarder
Jeugdcommissie, welke echter aan hare adhaesie-be-
tuiging toevoegde, dat de maatregel, welke door de
Vereeniging van Staatsburgeressen gevraagd werd,
zou moeten samengaan met de organisatie door de
gemeente van keur-biöscoopvertooningen voor de jeugd
tot 18 jaar, op te dragen aan de Commissie voor de
school-bioscoop, uitgebreid met vertegenwoordigers
van plaatselijke vereenigingen, welke zich de jeugd-
ontwikkeling ten doel stellen.
In de bioscoopcommissie, die den Burgemeester
adviseert over films waartoe kinderen van 16 jaar en
jonger kunnen worden toegelaten en die over deze aan
gelegenheid haar advies heeft uitgebracht, bleek eene
groote meerderheid het verzoek te willen inwilligen
eene minderheid achtte echter de gevaren welke,
althans bij keuring, de jeugd door het bezoeken der
bioscopen dreigen, zoo groot niet. De Commissie heeft
echter eenstemmig als haar oordeel te kennen gegeven,
dat het in ieder geval wenschelijk is de te nemen maat
regelen niet te beperken tot 16 jaar, zoodat, mocht
op het verzoek der Vereeniging van Staatsburgeressen
afwijzend worden beschikt, de keuring in het vervolg
zou moeten geschieden voor kindereu tot 18 jaar.
Ook de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs
heeft het adres in een harer vergaderingen besproken
en haar oordeel te onzer kennis gebracht. Het blijkt
dat zij een maatregel, om de bioscopen voor kinderen
te sluiten, eveneens wenschelijk acht, doch do mogelijk
heid tot ontheffing van een dergelijk verbod wil
openlaten. In de eerste plaats zou deze natuurlijk
de schoolfilms gelden, doch bovendien wil zij aan de
kinderen het genot om de bioscoop te bezoeken niet
ontzeggen, mits daar in allen deele onschuldige films
worden vertoond. Daartoe moet het karakter der
keuring eene wijziging ondergaan; niet slechts bestaan
in het weren van het absoluut ontoelaatbare, maar in
de goedkeuring van voor kinderen geschikte films,
waarbij echter niet als eisch behoeft te worden ge
steld, dat zij bepaald nut voor hen behoeven op te
leveren.
Het advies van den Commissaris van Politie ten
slotte is afwijzend; hem is niet gebleken, dat bioscopen
misdadigers kweeken en deze ambtenaar is van oordeel
dat het bijwonen eener bioscoopvoorstelling minder
schadelijk is dan het „flaneeren op de straat waar de
clandestiene prostitutie hoogtij viert".
Wij meenen met hem (en met het blijkens bericht
in de bladen dezer dagen verschenen verslag der