414 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920. nog al eens tegenspreken. Wel is daarin naar voren gekomen en dat is het eenige, wat hier nog niet is gezegd het grootste gevaar, dat kinderen naar de bioscoop willen en, daarvoor geen centen hebbende, deze op een oneerlijke manier trachten te krijgen. Spreker gelooft ook, dat dit het eenige groote gevaar van de bioscoop is. Als men de antwoorden leest onder de rubriek „Misdrijf uit navolging" en spreker dan terwijl de kinderen toch wel sterke staaltjes op het doek zullen hebben gezien die rij van antwoorden nagaat en er zoo hier en daar maar eens een uitpikt, dan blijkt, dat de Commissaris van Po litie te Dordrecht antwoordt: geen gevallen bekend die te Zierikzeegeen gevallen bekend die te Harlingengeen gevallen bekend die te Helle- voetsluisBioscoop kan leerschool voor 't kwaad zijn. Men ziet vaak in de film hoe de misdadiger ontdekt werd, m. a. w. waarin de misdager te kort schoot, zoodat ontdekking volgde dus, aldus spreker, zij zien, hoe het niet moet en als men dan de kindervoorstelling hier bij rekent, moet men niet overdrijven de Commissaris van Politie te Middelburg antwoordtnimmer gebleken de Directeur van het Rijksopvoedingsgesticht te Leiden zegtNiet licht uit te maken. Gewoonlijk arrestatie alvorens het kwaad kan voortwoekeren. In één geval mishandeling met doodelijken afloop staat het verband vast de Commissaris van Politie te SchiedamFeiten niet bekend, doch acht verband mogelijk. Zoo zijn er verschillende commissarissen van politie, wien nooit iets gebleken is en dan komt in eens de Commissaris van Politie te Alkmaar met het antwoord: Vele gevallen bekend, vooral door het zien van de- tectieve-films Op die manier heeft men een hutspot van allerlei antwoorden gekregen de een kent geen, de andere vele gevallen, maar het grootste gevaar komt hieruit voort, dat den kinderen geen geld wordt gegeven voor het bezoeken van de bioscoop. Dat is wel het groote motief en daarover zeggen ook ver schillende commissarissen van politie en opvoedings ambtenaren zoo zal spreker de anderen maar kortweg noemen dat hun meermalen is gebleken, dat kinderen geld uit een la trachtten te lichten, of thuis trachtten te stelen of uit zakken van jassen trachtten te halen, om daarvoor naar de bioscoop te gaan. Dit komt vrij veel voor. Ten opzichte van „misdrijf uit navolging" zijn de antwoorden echter vrij algemeen: geen gevallen bekend. Ook onder de rubriek „Verkeerde handelingen tijdens bioscoopvoorstellingen'', waarvan de heer Visser sprak, worden wel vermoedens geuit, maar geconstateerd heeft men het niet behoudens een paar gevallen, waar het wel is gebeurd. Eigenlijk wordt er met dit alles dus dit gezegd, dat de films, die de kinderen zien, niet een slechten indruk op hen hebben. Daar komt voor Leeuwarden nog dit bij, dat we hier tot nog toe hebben gehad een keuring van films voor kinderen tot 16 jaar, een keuring die geschiedt op verschillende punten. En spreker meent wel aan de bioscoophouders gemerkt te hebben, dat het werkelijk de bedoeling van de bioscoopcommissie is, de sensatiefilms er buiten te houden. We kunnen daar wel niet altijd aan ont komen, zoodat spreker niet wil zeggen dat er niet wel eens een sensatiefilm is vertoond, maar dan is het nog altijd de kwestie of deze ook een slechten mo- reelen invloed heeft gehad En dat weet men niet. Spreker gelooft dat dit heel weinig voorkomt. Spreker zou dan ook zeggen, indien de Raad toch in de lijn van de Staatscommissie wil welke een rijkskeuring voorstelt voor jonge menschen beneden 14 jaar, voor een tweede groep van 1418 jaar en voor een derde groep boven de 18 jaar hij dan veel beter kan doen, met op het oogenblik niet absoluut de kinderen tot 18 jaar uit de bioscoop te weren. De Staatscommissie zegt ook „De vraag is nu welke maatregelen de overheid te „treffen heeft. Allereerst zou kunnen worden gedacht „aan een absoluut verbod van bioscoopbezoek voor „alle personen beneden zekeren leeftijd (b.v. 18 „jaren), waardoor het thans reeds in enkele gemeenten „bestaande plaatselijk verbod zou worden uitgebreid „over het geheele land. Tegen een dergelijk absoluut „verbod ware echter reeds dadelijk dit bezwaar aan „te voeren, dat het bij algemeene geldigheid voor „het geheele land de gedachte zou impliceeren, dat „de overheid filmvertoomngen voor de jeugd op zich „zelve afkeurde, terwijl deze laatste toch haar recht „op bestaan wel voldoende bewezen hebben. Zoowel „voor instructieve als ontspanningsdoeleinden is de „bioscoop langzamerhand in een behoefte van de „jeugd gaan voorzien en het zou zeker niet gewenscht „zijn haar de plaats, die zij zich in dit opzicht heeft „verworven, door een maatregel van boven af weder „te ontnemen. Bovendien zou een dergelijk verbod „indruischen tegen ons volkskarakter, het zou zonder „grond een odium leggen op de bioscoopvoorstellingen „als zoodanig en ten slotte op groote schaal worden „ontdoken. „Waar derhalve bij de bestrijding van het bioscoop- „kwaad van overheidswege een absoluut verbod van „bioscoopbezoek voor niet-volwassenen niet in aan- „merking komt, beveelt zich vanzelve aan een centrale „keuring van Rijkswege van alle voor openbare ver- „tooning aan niet-volwassenen bestemde films. „De staat kiest hierbij eenvoudig een vorm van „controle, die reeds in verschillende gemeenten ge bruikelijk is". De staatscommissie is unaniem met uitzondering van één lid, dat een afzonderlijke nota heeft inge diend tot de conclusie gekomen, dat er controle moet zijn op de te vertoonen films, maar niet een absoluut verbod tot het bezoeken van de bioscopen voor kinderen beneden de 18 jaar. Wat betreft de kwestie van positieve en negatieve keuring, zou spreker ook zoggen, dat de positieve keuring de beste is. Hij vreest echter dat men dan na eenigen tijd van goede keuring uitgeput ismevrouw Buisman heeft dit met een voorbeeld ook bevestigd. Het is altijd de bedoeling van de bioscoopcommissie geweest om de films te weren, die een slechten invloed konden hebben, maar het is niet de bedoeling geweest om alleen die films toe te laten, waaraan werkelijk een opvoedende kracht ten grondslag ligt. Als men de verschillende commissieleden daarover hoort, zeggen zijer is geen één film met opvoedende kracht, dan zullen ze allen afgekeurd moeten worden. Nu is de groote vraag hier maar: zullen aan de kinderen hier alleen films worden vertoond waar opvoedende kracht in zit of geen films, of zal men het laten gaan zooals tot nu toe, dat is, niet bepaald films met opvoedende kracht maar die, welke ook geen kwaad kunnen? Burgemeester en Wethouders nu hebben het laatste standpunt ingenomenzij zeggen: als wij maar zorgen dat de films, die men hier laat afdraaien, niet een slechten invloed kunnen hebben, dan hebben in de eerste plaats de ouders te zorgen dat hun kinderen niet in de bioscoop komen. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi moet naar aan leiding van de laatste woorden van den Voorzitter nog iets zeggen. Spreekster heeft uit het prae-advies den indruk gekregen, dat er voortaan een positieve keuring zou worden gehouden. Als echter het plan van Burgemeester en Wethouders is, om een negatieve keuring te houden, zooals tot nog toe is gebeurd, moet zij zich nog sterker voor een volkoming sluiting der bioscopen voor kinderen beneden 18 jaar verklaren. De leden van de bioscoopcommissie zeggen zelf, dat e^n negatieve keuring heel weinig te beteekenen heeft. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920. 415 Als men de bioscoop voortdurend bezoekt met het oog op de keuring, stompt zoo langzamerhand de smaak ook af. Een van de leden verklaart daaromtrent, dat verschillende films, die de commissie nu goedkeurt of toelaatbaar acht, door haar in het begin zeker zouden zijn afgekeurd. Bij negatieve keuring begrijpt men zelf hoe het gaatde films worden eenvoudig toe laatbaar verklaard zonder meer, een strenge keuring is dan niet door te voeren. De bioscoopcommissie bestaat uit menschen, die weliswaar geen oogenblik rekening zullen houden met de belangen van den bioscoophouder zij zullen dat niet doen, daaraan twijfelt spreekster niet maar wanneer door haar één of twee films zijn afgekeurd, is zij eerder ge negen de derde goed te keuren, dan wanneer zij deze het eerst onder de oogen had gehad. Dit gebeurt niet, als er een positieve keuring plaats heeft. Spreekster wil daarom den Raad nogmaals ernstig in overweging geven in te gaan op het adres van de Vereeniging van Staatsburgeressen, door de bioscopen te sluiten voor kinderen beneden 18 jaar. Alleen zou spreekster dan dit adres zoodanig willen amendeeren, dat ontheffing van dit verbod mogelijk wordt ten opzichte van speciale kindervoorstellingen, waarin kinderfilms worden vertoond, die door een daartoe te benoemen commissie na positieve keuring geschikt worden geacht. De Voorzitter zegt dat de bedoeling van het voor stel van Burgemeester en Wethouders is, de keuring te behouden zooals tot nu toe, alleen den leeftijds grens te stellen op 18 jaar. De bedoeling van het voorstel van mevrouw Buis man is, dat er een verordering in het leven wordt geroepen want al wordt dit voorstel aangenomen, daarom geldt het nog niet waarin wordt bepaald dat kinderen beneden de 18 jaar de bioscopen niet meer mogen bezoeken, tenzij door een speciaal daar voor ingestelde commissie is verklaard, dat die of die film opvoedende kracht heeft, welke filmen dan in kindervoorstellingen kunnen worden vertoond. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi acht het beter dat het eerste deel van haar voorstel, om de biosco pen te sluiten voor kinderen beneden 18 jaar, het eerst in stemming wordt gebracht. De Voorzitter: U wenscht dus Uw voorstel gesplitst in stemming te doen brengen Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Ja, mijnheer de Voorzitter. In stemming komt thans het eerste gedeelte van het voorstel van mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, te weten „Ondergeteekende stelt voor, om de bioscopen te sluiten voor kinderen beneden de 18 jaar". Dit voorstel wordt met 15 tegen 9 stemmen aan genomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Zandstra, Dijkstra, Tiemersma, Postma, Van der Werff, mevrouw Besuijen Lindeboom, de heeren Dijstra, De Boer, Jansen, Fransen, Collet, Lautenbach, IJ. de Vries en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi. Tegen stemmen de heeren Schaafsma, Tulp, Terp stra, De Vos, Berghuis, Van Weideren baron Rengers, O. F. de Vries, Oosterhoff en Schoondermark. De Voorzitter meent dat de bedoeling van het tweede deel van het voorstel van mevrouw Buisman is, dat in de verordening de mogelijkheid wordt gemaakt tot ontheffing van het verbod. Als mevrouw Buisman het nu nog maar even wil omschrijven, wat precies de bedoeling is? Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi dient hierop het volgende voorstel in „In de verordening worde de mogelijkheid vastgelegd tot ontheffing van dit verbod voor speciale kinder voorstellingen, waar alleen films worden vertoond, die door een daartoe te benoemen commissie goed en geschikt worden geacht". Het tweede deel van het eerste voorstel van mevrouw Buisman is hiermede ingetrokken. De Voorzitter doet lecture van het nieuwe voorstel. De heer De Boer zou mevrouw Buisman alleen nog in overweging willen geven het woord „kindervoor stellingen" te veranderen in „jeugdvoorstellingen". Het blijven tot 18 jaar nog wel altijd kinderen, maar jeugd lijkt spreker hier toch een beter woord toe. Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi gaat met deze wijziging accoord. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, waarin het woord „kindervoorstellingen" nader is ge wijzigd in „jeugdvoorstellingen" wordt met algemeene stemmen aangenomen. De beide voorstellen van mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, die door den Raad zijn aangenomen, luiden thans, tot een geheel vereenigd „Ondergeteekende stelt voor om de bioscopen te sluiten voor kinderen beneden de 18 jaar, maar de gelegenheid te openen tot ontheffing van dit verbod voor speciale jeugdvoorstellingen, waar alleen films worden vertoond, die door een daartoe te benoemen commissie goed en geschikt worden geacht". 12. (Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van W. Salomon om in de algemeene politieverordening een artikel op te nemen, waarbij strafbaar wordt gesteld dat op hoeken van straten in de gemeente zich personen verzamelen. Dit prae-advies luidt als volgt Bij adres (ingekomen den lOen September j.l.) wendt W. Salomon, Directeur der N. V. Holland American Tobacco Comp., alhier, huurder van den winkel in het hoekhuis Peperstraat 2/Wirdumerdijk, zich tot Uwe Vergadering met het verzoek in de algemeene politieverordening eene bepaling op te nemen, waarbij het verboden wordt, dat publiek zich op hoeken van straten verzamelt. Adressant vindt den grond voor zijn verzoek in de omstandigheid, dat winkeliers door de aanwezigheid van veel menschen, geen kooplustigen, op de stoep voor den winkel, schade lijden, omdat het winkelend publiek deze winkels met het oog op de moeite om ze te bereiken, voorbij gaat en voorts de onreinheid der stoepen als gevolg van die aanwezigheid, het winkelbezoek niet bevordert. Dit adres, aan den inhoud waarvan verschillende winkeliers, lotgenooten van den heer Salomon, bij een schrijven van 29 September 1920 adhaesie hebben betuigd, werd in Uwe vergadering van 14 September j.l. om prae-advies in onze handen gesteld. Alvorens tot het uitbrengen daarvan over te gaan, hebben wij het oordeel gevraagd van den Commissaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7