416 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920.
van Politie over deze aangelegenheid. Deze adviseert
bij brief van 30 September j.l. no 814 niet op het
verzoek in te gaan. Wij onderschrijven ten volle de
piactische bezwaren door den Commissaris voorzien,
welke bij toepassing van eene bepaling, als gevraagd,
zich zullen voordoen. Hoe zal de politieman uitmaken,
wie het verbod overtreedt, als de verzameling bestaat
uit beschouwers van de etalage, kooplustigen, lezers
van bulletins, straatpubliek e. d.
Men kan de bezwaren van adressant erkennen en
nochtans meenen, dat tegemoetkoming daaraan op de
wijze als wordt verzocht niet wel mogelijk is. In dezen
naast de bepaling van art. 21b der algemeene politie
verordening het staan op hoeken van straten te ver
bieden, lijkt ons niet wenschelijk. Volgens die bepaling
is het reeds verboden, zich op een straat zoodanig
op te houden of te gedragen, dat een ander daardoor
hinder of last ondervindt en hieruit storing van de
openbare orde zou kunnen voortkomen. In het algemeen
heeft men hieraan, in verband met de in art. 28 der poli
tieverordening vastgelegde bepaling, genoeg. Volgens
dat voorschrift toch is ieder verplicht, wanneer hij zich
op straat in een geval als boven bedoeld bevindt, of bij
eenige andere tot samenloop van menschen aanleiding
gevende gebeurtenis aanwezig is, zijn weg te vervolgen
of in een bepaalde richting te gaan, als dit door een
ambtenaar van politie wordt gelast.
Het is dus ondoenlijk en in het algemeen ten
behoeve van de openbare orde ook niet wenschelijk
verder te gaan dan de regelingen in deze artikelen
vervat.
Wij geven U alzoo in overweging op het boven
omschreven verzoek van adressant eene afwijzende
beschikking te nemen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Ter behandeling van
13. Agenda no. 14.) Suppletoire kohieren van de
plaatselijke directe belasting naar het inkomen
a. het vijfde, dienst 1918
b. derde, 1919
c. eerste, 1920
wordt in geheime vergadering overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering worden
de suppletoire kohieren vastgesteld met de volgende
cijfers
a. het vijfde, dienst 1918 met een cijfer van aan
slag van 283,622 en een cijfer der aanslagen van
9,784.47
b. het derde, dienst 1919 met een cijfer van aan
slag van 234,920 en een cijfer der aanslagen van
11,831.38;
c. het eerste, dienst 1920 met een cijfer van aan
slag van 2,928,179 en een cijfer der aanslagen van
194,827.19. Hiervan voorloopig invorderbaar 9/10
gedeelte is 175,344.37.
14. Agenda no. 15.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van het ontwerp-uitbreidings-
plan der gemeente bijlagen nos. 19 van 1919 en 26 en
47 van 1920).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer OosterhofF heeft bij vorige gelegenheden
reeds enkele bezwaren geopperd, doch zal dat nu
niet weer doen. Die bezwaren zijn trouwens ook niet
van zoo overwegenden aard, dat spreker daarom zijn
stem niet aan het voorstel kan geven.
Hij zou echter wel een vraag willen stellen en wel
dezeWanneer het uitbreidingsplan nu wordt vast
gesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd,
is het dan de bedoeling van hot college van Burge
meester en Wethouders om dit plan enkel en alleen
als handleiding te gebruiken bij de verdere uitbreiding
der gemeente, of is het ook de bedoeling om aan
stonds tot uitvoering over te gtan van enkele groote
werken Spreker heeft met dit laatste het oog op
de ontworpen havenwerken en dergelijke. Hij zou er
bijzonder veel prijs op stellen op deze vraag een
antwoord van Burgemeester en Wethouders te ont
vangen.
De Voorzitter kan hierop antwoorden dat Burge
meester en Wethouders zich voorstellen dat het uit
breidingsplan, zooals het daar ligt, zal worden gevolgd,
tenzij hier en daar overwegende bezwaren daartegen
zijn. Als het noodig is dat men er van moet afwijken,
zal men er ook van afwijken in zooverre wordt het
dus als handleiding beschouwd. Het college zal niet
maar door alles heen gaan zeggendaar is een straat
geprojecteerd, dus die straat moet er komen er
kunnen toch utiliteitsgronden zijn, die doen oordeelen
dat zoo'n straat er niet moet komen. Voor ons, aldus
spreker, en voor de gemeentebesturen, die na ons
komen, moet het uitbreidingsplan zooveel mogelijk
een richtsnoer zijn.
Of Burgemeester en Wethouders ten opzichte van
de havens en het ringkanaal direct met voorstellen
bij den Raad zullen komen, is volgens sprekers in
zicht niet te zeggen. Die werken zijn wel op de
teekening geprojecteerd en men denkt ook wel, dat
ze er in de toekomst zullen komen, maar wanneer
is niet met eenige zekerheid te zeggen.
Wat de gevolgen zullen zijn van aanneming van
dit plan, weten Burgemeester en Wethouders op het
oogenblik ook niet. En wanneer de verschillende
onderdeelen van het plan tot uitvoering zullen worden
gebracht, is zeer afhankelijk van allerlei omstandig
heden.
De heer Oosterhoff veronderstelt dat zijn vraag
misschien niet heelemaal duidelijk is geweest, althans
het antwoord van den Voorzitter bevredigt hem niet
geheel. Spreker begrijpt dat het plan zooveel mogelijk
als handleiding zal worden gebruikt en dat men alleen
bij gevallen, waar dit noodig blijkt, er van zal af
wijken. De bedoeling van sprekers vraag was echter
dezezal men nu aanstonds beginnen met de uit
voering der groote werken of zal men daarmee wachten
tot wanneer de noodzakelijkheid daarvan zal blijken?
Spreker stelt zich n.l. voor, dat enkele belangrijke
punten uit het plan, b.v. de havens, in de toekomst
niet noodig zullen zijn. Als Burgemeester en Wet
houders nu zeggen, dat met de uitvoering daarvan
aanstonds zal worden begonnen, zal dit voor spreker
een motief zijn om tegen het uitbreidingsplan te
stemmen. Zegt het college echter dat de toekomst
zal moeten leeren of de havens noodzakelijk zijn,
dan bestaat daaromtrent voor spreker heelemaal geen
gevaar en kan hij gerust in de vaststelling van het
plan meegaan.
De Voorzitter kan den heer OosterhofF op zijn vraag
alleen dit antwoorden, dat op het oogenblik de nood
zakelijkheid van die havens voor het college niet
vaststaat. Daaromtrent is bij Burgemeester en Wet
houders nog nooit iets besloten. Hoe dit echter over
een of twee jaar zal zijn weet spreker niet. Zijns
inziens staat echter de geheele zaak daar buiten. Het
is de bedoeling om met het uitbreidingsplan als richt
snoer utiliteitsgronden te laten gelden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1920. 417
Het ontwerp-uitbreidingsplan wordt, overeenkomstig
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders, met
algemeene stemmen onveranderd vastgesteld.
De Voorzitter wenscht nog even te memoreeren,
wat thans ten opzichte van bijlage no. 19 van 1919
onder 2°. is besloten n.l. een dankzegging aan de
voormalige Commissie voor het uitbreidingsplan.
Spreker wenscht dat nu nog even in het openbaar
te zeggen, opdat daarop de attentie worde gevestigd.
Aangezien bijlage no. 19 van 1919 al een oud stuk
is en het al heel lang is geleden dat dit de wereld
is ingezonden, meende spreker dit even in herinnering
te moeten brengen, opdat het niet aan de aandacht
ontsnapt en het in het openbaar worde vastgelegd.
Hiermee wordt dan nogmaals 's Raads dank uitge
sproken aan de voormalige Commissie voor het uit
breidingsplan voor de belangrijke werkzaamheden,
die zij voor de gemeente heeft verricht.
15. Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders
I. tot stichting van een gemeentelijke hoogere burger
school met 3-jarigen cursus, met daaraan verbonden
daghandelsschool van 2 leerjaren
II. tot reorganisatie van de school voor Middelbaar
Ondencijs voor meisjes. Bijlage no. 32).
Aan de orde is punt I (bijlage 32 sub A.)
De Voorzitter merkt op dat bij dit punt is gevoegd
het voorstel van de heeren Zandstra en De Boer
(mededeelingen sub 12).
Dit voorstel luidt als volgt
„Ondergeteekenden zijn van meening, nu er een
belangrijk punt staat op het program der gemeen
telijke onderwijsbemoeiïngen in den vorm van het
oprichten van een 3-jarige H. B. S., waarbij aan zal
sluiten een 2-jarige middelbare handelsschool, het aan
beveling verdient, de geheele organisatie van het ge
meentelijk handelsonderwijs onder de oogen te zien.
Het komt hun dan ook voor, dat bij dezen belang
rijke stap niet halt kan worden gehouden, doch dat
er meer moet gebeuren en dat het te stichtene èn
bestaande met elkaar in organisch verband moet worden
gebracht, zoodat 't niet alleen voldoet aan de eischen
die het maatschappelijk leven van den tegenwoordigen
tijd vraagt, maar ook dat het een organisch geheel
vormt, waarvan de 2-jarige middelbare handelsschool
de bekroning zal zijn.
't Is hun meening, dat door de H. B. S. plus han
delsschool niet kan worden voorzien in de opleiding
van het leidende en dienende leger van personen, die
in het bedrijfsleven werkzaam zullen zijn. Naast de
H. B. S., die opleiden zal voor de technisch moeilijk
ste functies in het bedrijfsleven, is opleiding voor de
meer gewone functies eveneens een dringend vereischte.
't Komt ondergeteekenden daarom noodzakelijk voor,
dat naast de driejarige H. B. S. met 2-jarige middel
bare handelsschool moet worden opgericht een u. 1. o.
school met handelsprogram en dat de middelbare han
delsschool een reorganisatie behoort te ondergaan,
tengevolge waarvan niet alleen het program met eenige
noodzakelijke vakken wordt uitgebreid zooals b.v.
natuurkennis, handelsaardrijkskunde en warenkennis
en verder staathuishoudkunde en staatsinrichting, maar
ook het aantal leerjaren een uitbreiding ondergaat.
We stellen ons voor, dat een 3-jarige handelsavond
school met een daaraan voorafgaande 2-jarige voorbe
reidende cursus zal aansluiten bij de zesde klasse van
de lagere school. Voor kinderen van ouders, wien
het thans nog onmogelijk valt, een dagschool te doen
bezoeken, zal de weg openstaan zich voldoende theo
retisch te bekwamen in het vak, dat ze dagelijks uit
oefenen.
Verder dient te worden bepaald, dat de leerlingen
van de 3-jarige H. B, S. zonder examen kunnen worden
bevorderd tot de 2-jarige middelbare handelsschool,
maar ook, dat de weg voor de leerlingen van andere
handelsonderwijsinrichtingen tot deze school niet is
afgesloten, doch door middel van een examen ook
voor deze leerlingen openstaat.
Ondergeteekenden stellen u daarom voor, te be
sluiten
1. Dat de bestaande avond-handelscursus worde
gereorganiseerd en uitgebreid.
2. Dat er worde opgericht een U. L. O. met han
delsprogram.
3. Dat er worde opgericht een 3-jarige H. B. S.,
gevolgd door een 2-jarige middelbare handelsschool.
4. Dat deze middelbare handelsschool toegankelijk
zal zijn na een afgelegd voldoend examen door de
leerlingen van de onder 1 en 2 genoemde scholen en
de leerlingen van de 3-jarige H. B. S., die tot deze
school worden bevorderd.
5. Dat deze scholen gelijkelijk toegankelijk zullen
zijn voor jongens en meisjes, betalende en niet be
talende leerlingen.
6. Dat het schoolgeld, voor zoover dit geheven
wordt, evenredig zal zijn met het inkomen der ouders
der schoolgaande kinderen, terwijl er bij vermeerde
ring van het aantal kinderen, dat deze of andere ge
meentelijke inrichtingen van voortgezet onderwijs be
zoeken uit een huisgezin, een progressieve reductie
op het schoolgeld zal worden toegestaan.
7. Dat deze scholen, behoudens hoogere goedkeu
ring in 1921 zullen worden geopend."
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer meent, dat men ook uit de voor
stellen, die de heer Zandstra en spreker hebben in
gediend, wel den indruk zal hebben gekregen, dat de
voorstellers over 't algemeen de voorstellen van Bur
gemeester en Wethouders om een 3-jarige hoogere
burgerschool met daaraan verbonden 2-jarige middel
bare handelsschool te stichten, wel kunnen toejuichen.
Spreker weet niet in hoeverre de plannen vaststaan
om de leeraren der 3-jarige hoogere burgerschool
meteen te benoemen tot leeraren aan de middelbare
handelsschoolhij weet ook niet of zulks wel uitvoer
baar is. Naar zijn meening dient men het geven van
onderwijs aan de 2-jarige middelbare-handelsschool
aan speciale leeraren op te dragen en niet aan die
van de 3-jarige H. B. S. Een en ander zal echter in
de meeste gevallen afhankelijk zijn van de bevoegd
heden der leeraren, die worden opgeroepen.
Wanneer de 3-jarige H. B. S. en de 2-jarige
middelbare handelsschool tot stand komen is er
echter, naar de meening van spreker en partijgenooten
nog bij lange na niet voldaan aan de groote be
hoefte aan handelsonderwijs in deze gemeente. We
hebben hier een of twee handelsinrichtingen en een
hoeveelheid cursussen, die wel tot op zekere hoogte,
maar niet geheel in de behoefte kunnen voorzien.
Verder wordt hier nog wel zeer veel privaat onderwijs
gegeven, maar scholen, die het onderwijs krachtig
doen opleven en die de jongelui geschikt maken tot
en opleiden voor kantoorwerkzaamheden, hebben we
hier niet. Toch is er ook hier een groote behoefte
aan opleidingsscholen voor deze categorie van menschen
in het maatschappelijk leven. Als voorbeeld, hoe
groot ook elders de behoefte is aan goed handels
onderwijs, haalt spreker aan een artikel uit het Poli-
technisch Weekblad, waarin wordt gezegd, dat van