444 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 November 1920.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 November 1920. 445
oplossing zal zoeken, meenen dat thans eerst principieel
de vraag aan de orde moet worden gesteld of het
gewenscht is, het water langs de Handelskade van de
Meelbrug tot de Turfmarkt te dempen ten einde den
verkeersweg aldaar te verbeteren. Hiervan zou niet
het minst belangrijke gevolg zijn, dat het doorgaande
automobielverkeer van den Groninger-naar den Over-
ijselschen Straatweg, dat thans langs Voorstreek,
Wortelhaven, Eewal, St. Jacobstraat, Wirdumerdijk
gaat, verlegd zou worden langs Tuinen, Tweebaksmarkt
en Nieuweweg en dus, na afbraak mettertijd der aan de
gemeente toebehoorende pan den hoek Nieuwe weg, tegen
over het ziekenhuis, langs breede straten. Technische
bezwaren staan, naar de Directeur der Gemeentewerken
reeds heeft verzekerd, aan de aansluiting der straat-
vlakken van Amelandspijp, Tuinen en Voorstreek, na
afbraak der Meelbrug, niet in den weg, terwijl de
demping van het water niet verder dan langs de
Handelskade o.i. het stadsbeeld aldaar niet zal scha
den, mits men er zorg voor drage, dat de daar ont
worpen gevels aan bepaalde eischen voldoen. De blinde
muur, die daar thans langs het water staat, kan
toch zeker ook niet op schoonheid bogen. De vrees
van de schoonheidscommissie, dat men, eenmaal met
dempen begonnen, daarmee door zal gaan, deelen
wij niet. Het is bovendien niet het water alleen, dat
het bekoorlijke van een bepaald stadsdeel uitmaakt,
het is de gracht met de naaste omgeving en wij
blijven van meening dat het geheele aanzicht daar
ter plaatse niet behoeft te verminderen, mits bij
nieuwbouw met schoonheidseischen wordt rekening
gehouden. Om te beginnen zal de afstand tot de
huizen aan den overkant goed bepaald moeten worden
en met oog hierop is op de teekening de rooilijn
aangegeven. Voor het geval echter Uwe Vergadering
het voorstel tot demping der Tuinen niet zou willen
aannemen, is nog een andere lijn op de teekening ge
trokken. Wij komen hier terug bij het punt van uitgang:
de plannen van verbouwing der firma Jager en Wierda
hiervoor moet, gaat men niet tot demping over, langs
de Handelskade in ieder geval een rooilijn aangegeven
worden. Van den eisch, in art. 8 der bouwverordening
gesteld, meenen wij in dit geval vrijstelling te mogen
geven, als de toestand daar blijft zooals hij is het
vei keer is daar dan van weinig belang en voor het
gebouw zou te ver achteruitbrenging der rooilijn te
veel terreinverlies beteekenen wel dient van deze
gelegenheid gebruik gemaakt te worden om te zorgen,
dat de rooiïng recht loopt. Dat de rooilijn bij demping
verder westwaarts wordt gelegd, vindt zijn oorzaak hier
in, dat het leiden van den verkeersweg langs de zaak
van Jager en Wierda van zoo groot belang is, zonder
dat door belanghebbenden in de kosten, die de ge
meente heeft, iets wordt bijgedragen, dat de firma zich
daarvoor wel eene opoffering van terrein kan getroosten.
Hoewel dus, althans in den eersten tijd, met de demping
aldaar nog niet zal kunnen worden begonnen, kan toch
reeds thans een principieel besluit dienaangaande ge
nomen worden nu de bepaling van de rooilijn, met
het oog op de verbouwingsplannen aldaar, urgent is.
Wij hebben dus de eer U voor te stellen te be
sluiten, op den duur over te gaan tot demping
der Tuinen van de Meelbrug tot de Turfmarkt, zooals
nader op bijgaande teekening, gemerkt A, is aange
geven, met uitnoodiging aan Burgemeester en Wet
houders te zijnertijd de uitgewerkte voorstellen daartoe
aan den Raad te doen, en voorts als rooilijn langs de
Handelskade te bepalen de lijn A C op de teekening
gemerkt C,
subsidiair als rooilijn langs de Handelskade te be
palen de lijn B C op de teekening gemerkt C.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wet
houders voor dit punt aan te houden tot een volgende
vergadering.
De heer Oosterhoff kan de reden waarom Burge
meester en Wethouders dit voorstellen, niet beoor-
deelen. Maar hij meent nu wel dat er aanleiding is
tot de vraag of het college van deze gelegenheid
geen gebruik zou willen maken om de kwestie te
onderwerpen aan het oordeel van den hoogsten
„schoonheidsrechter". Indertijd is er, omdat er meer
malen kwestie was tusschen de schoonheidscommissie
en het college van Burgemeester en Wethouders, nog
een commissie van beroep is ingesteld. Aan deze
commissie zou spreker nu willen vragen, hoe die
tegenover deze plannen staat en hoe men er in hoogere
instantie over denkt.
De Voorzitter zegt dat juist, omdat de stemming
zeer verdeeld is en speciaal de Tuinen een oude
typische gracht wordt genoemd, die nu dicht gemaakt
of gedempt zou worden, Burgemeester en Wethouders
opnieuw de zaak onder de oogen wenschen te zien
en verder op onderzoek uit te gaan. Waar dit precies
zal gebeuren weten zij nog niet. Het blijkt echter
dat het voor heel veel menschen een zeer gewichtige
kwestie is.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
aan te houden.
Ter behandeling van
10. Agenda no. 11.) Rapport der commissie voor
de reclames omtrent bezwaarschriften zoo in beroep als
in eersten aanleg tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, onderscheidenlijk
diensten 1919 en 1980,
wordt in geheime zitting overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering wordt
aan de orde gesteld
11. (Agenda no. 12.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening tot regeling van
de brandweer (gemeenteblad 1913 no. 22, 1919 nos. 23
en 43) bijlage no. 52).
De Voorzitter deelt mede dat aan dit voorstel nog
moet worden toegevoegd
In artikel 14, eerste lid, vervallen de woorden
„gedurende den tijd van 's avonds tien uur tot
,,'s morgens zeven uur".
Dit is, omdat die woorden in strijd zijn met de
practijk. Spreker vermoedt dat geen van de raads
leden hiertegen eenig bezwaar zal hebben.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het door den Voorzitter nog nader aange
vulde voorstel van Burgemeester en Wethouders.
12. Agenda no. 13.) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, regelende de
samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de commissie
van toezicht op het lager onderwijs (gemeenteblad 1917
no. 46 en 1919 no. 4) (bijlage no. 55) en e.g. benoeming
van de leden der nieuwe commissie.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Zandstra kan niet zeggen dat het voorstel,
zooals dit op 't oogenblik voor hem ligt, hem erg
sympathiek is. In de eerste plaats had hij verwacht
dat Burgemeester en Wethouders een enkel woord
zouden hebben gewijd aan het voorstel, dat spre
ker e. a. het vorig jaar bij de begrooting hebben
ingediend en waarover Burgemeester en Wethouders
prae-advies zouden uitbrengen, n 1. of de vergaderingen
van de schoolcommissie openbaar dan wel gesloten
zouden zijn. Daarop heeft de Raad tot nog toe geen
prae-advies gehad en ook in dit voorstel vindt spreker
geen woord daarover. Dat valt hem wel een klein
beetje tegen hij had gedacht dat men daarover nu
iets zou hooren.
Verder moet spreker zeggen dat het voorstel, zooals
het hier ligt, hem ook niet erg bevalt. Hij betreurt
het ten zeerste dat in dezen de vakvereenigingen
niet zijn gehoord, de onderwijzers-vereenigingen be
doelt spreker. Het is toch in de eerste plaats gewenscht
zich te wenden tot de menschen uit die kringen,
opdat de verordening de goedkeuring van de organi
saties zal wegdragen.
Verder komt het spreker voor dat het niet in den
haak is dat de leden der politieke fracties niet zijn
gevraagd. Hij meent dat men alleen langs dien weg
democratisch handelt, dat men, alvorens met dit
voorstel bij den Raad te komen aan de fracties had
moeten vragen welke mannen of vrouwen volgens
haar oordeel in de commissie zitting moesten nemen.
Dan merkt spreker nog op dat er een lijst van
20 personen wordt aanbevolen, doch dat er van die
20 personen, zoo goed als spreker weet, geen enkele
is gevraagd of men zich voor een benoeming beschik
baar stelt, 't Is een gevaarlijk weik als men niet
weet dat degenen, die benoemd zullen worden, deze
benoeming zullen aanvaarden. Men kan nu besluiten
deze personen te kiezen, maar de volgende vergadering
kan men weer voor 't feit komen te staan dat men
er weer nieuwe moet kiezen, omdat de benoemden
hebben bedankt Spreker weet dat er onder de aan-
bevolenen personen zijn, die bezwaren hebben.
Alles saam genomen wil het spreker voorkomen,
om de zaak in het rechte spoor te leiden, dat het
wenschelijk is, vandaag dit punt aan te houden en
de volgende vergadering met voorstellen te komen.
Spreker wenscht Burgemeester en Wethouders in de
gelegenheid te stellen zich alsnog te overtuigen of
de personen, die op de aanbeveling staan, een be
noeming zullen aannemen. Dan behoeft de Raad geen
monnikenwerk te verrichten, door straks weer te
moeten stemmen over de leden van de schoolcommissie.
De heer De Boer wenscht één opmerking te maken.
Hij kan volledig het voorstel van den heer Zandstra
ondersteunen om dit punt heden aan te houden.
Spreker verkeert in deze omstandigheid en dat
zal met de meeste raadsleden ook wel het geval zijn
dezen groote bundel stukken, dien hij Zaterdag heeft
thuis gekregen, heeft hij in deze paar dagen niet
kunnen doorstudeeren, daartoe heeft hij niet de ge
legenheid gehad. Hij zou het dan ook zeer op prijs
stellen de verklaring van Burgemeester en Wethouders
te kunnen kiijgen dat de regeling zoo wordt, dat
voortaan een week van te voren de stukken bij de
leden aan huis worden bezorgd. Dan heeft de Raad
tenminste gelegenheid om de voorstellen en prae-ad-
viezen voldoende te bestudeeren. Deze zaak is een,
die in verband staat met de nieuwe wet, zoodat ook
ten opzichte daarvan de kwestie onder de oogen
moet worden gezien. Spreker heeft nu op 't oogenblik
geen gelegenheid gehad om dat te bestudeeren.
De heer Fransen kan niet het bezwaar van den
heer Zandstra deelen, wat betreft de aanbeveling der
personen en dat men, omdat hun niet is gevraagd of
zij een benoeming zouden aanvaarden, misschien voor
het feit zal komen te staan dat men nog een keer
moet stemmen. Dat is toch niet zoo erg. 't Is meer
malen gebeurd dat er door Burgemeester en Wet
houders voorstellen zijn gedaan ten opzichte van
personen die waren gevraagd en zich beschikbaar
stelden en dat de Raad dan toch heenging met anderen
te benoemen, waarvan men dat niet wist. Als er nu
enkelen van de benoemden mochten bedanken gaat
de Raad er een volgenden keer nog maar eens
dunnetjes overheen, dan stemt hij nog maar eens.
Den heer Schoondermark (wethouder) spijt het dat
de heer Zandstra zooveel bezwaren heeft tegen deze
verordening die toch eigenlijk niets om 't lijf heeft
en enkel een gevolg is van de nieuwe wet. De heer
Zandstra wil het punt op het oogenblik niet behan
delen en dit voorstel wordt ondersteund door den
heer De Boer, die zegt dat hij Zaterdag de stukken
heeft gekregen en ze niet heeft kunnen bestudeeren.
Spreker weet niet dat er aan dit punt zooveel haken
en oogen vast zitten, dat er een bepaalde studie voor
noodig is. Zijns inziens is de zaak zoo doodeenvoudig
mogelijk, als de heer De Boer het voorstel had door
gelezen, was hij op de hoogte geweest van de kwestie.
Dan de opmerkingen van den heer Zandstra. Deze
verwondert er zich over dat Burgemeester en Wet
houders niet hebben gesproken over de openbaarheid
der vergaderingen. Zij hebben dat echter expres
achterwege gelaten om de doodeenvoudige reden dat
het niet meer dan beleefd is, dat aan de nieuwe
commissie, die nu wordt samengesteld, wordt gevraagd:
hoe denken jullie over de openbaarheid der vergade
ringen Daarom moet men daar niet op vooruit-
loopen. De heer Zandstra wil ook zelf altijd anderen
hooren, zal dus ook zeker met dit idee mee kunnen
gaan om de commissie zelf te hooren.
Dan heeft de heer Zandstra zijn verwondering te
kennen gegeven dat de vakorganisaties niet zijn ge
hoord. Spreker moet zeggen dat hij zoo zachtjes
aan de kluts kwijt raakthij weet niet meer wat de
onderwijzers willen. Eerst moeten er schoolvergade
ringen komen, en die hebben de heeren gekregen.
Doch toen spreker eens met een vraag bij de school
vergaderingen kwam, kreeg hij ten antwoord dat die
vraag niet bij de schoolvergaderingen thuis hoorde,
maar dat het gevoelen moest worden gevraagd van
het heele personeel. De kwestie ging over de school
tijden, n.l. of die schooltijden tot 1 uur konden worden
gehouden en dan verder geen gewone lessen meer,
maar alleen handenarbeid. Daarop kreeg spreker dit
ten antwoord
,,Waar het hier een kwestie betrof van diep in
grijpenden aard voor het geheele O L. O. in deze
„gemeente, wenschte de vergadering Uw college be
leefd in overweging te geven in dezen de meening
„in te winnen van het gezamenlijke personeel".
Dus moesten daarvoor weer alle onderwijzers bij
mekaar komen. Nu zijn het weer de vakorganisaties,
die moeten worden gehoord. Spreker weet niet meer
wat ze willen den eenen keer zijn het de schoolver
gaderingen, dan weer het geheele personeel en nu
weer de vakorganisaties. Hij gelooft inmiddels dat
dit zaakje een heel kleinen omvang heeft. De Raad
heeft hier doodeenvoudig uit te maken of volgens
hem bij de aanbeveling, die Burgemeester en Wet
houders geven, een ieders belang in acht genomen is.
Zijn niet alle mogelijke fracties er in vertegenwoordigd
naar een billijke verhouding Als die vraag is beant
woord rest alleen de verdeeling van de openbare
onderwijzers, die zitting zullen nemen in de school
commissie. Daarbij zijn er 2 van den Bond en 2 niet
van den Bond. Wanneer de Raad nu zegt, dat dit
een billijke verdeeling is, behoeft men de vakorgani
saties daarvoor niet te hooren, omdat iedere organisatie
op zichzelf natuurlijk zal zeggen onze heele fractie
moet er in en de andere niet Zoo rest dan alleen
nog de vraag of de 2 personen, die genoemd zijn
voor den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, aan
de organisatie bevallen, ja of neen. Dat zou men