456 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1920. c. een onderwijzeres aan gemeenteschool no. 10 (vacature mej. A. de Vries). 1. Mej. R. de Haan te Nieuw-Beets. 2. A. Advocaat te Herbaijum. 3. E. Dikken te Hijum. De punten sub 3—8 zullen in een volgende ver gadering worden behandeld. III. De Voorzitter kan den Raad nog meedeelen dat is ingekomen een voorstel van den heer Nijholt, lui dende als volgt „Naar aanleiding van het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende aftrek bij den Hoofdelij ken Omslag, stelt ondergeteekende voor den kinderaftrek te bepalen op 100.per kind". Spreker stelt voor dit voorstel bij de desbetreffende stukken te voegen en het te zijner tijd tegelijk daarmee te behandelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. IV. De Voorzitter deelt verder nog mede, dat van den heer Oosterhoff het volgende schrijven is ingekomen: „Bijzonder zou het door mij op prijs worden ge steld, indien ik morgen door den gemeenteraad in de gelegenheid werd gesteld tot Burgemeester en Wethouders de navolgende vragen te mogen richten: 1°. Is het aan Burgemeester en Wethouders be kend, dat een gedeelte van het materiaal, benoodigd voor den bouw van de cementsteenen woningen op de terreinen aan den Groninger Straatweg, ligt op geslagen in zoodanigen toestand, dat matig geraamd zeker 30 a 40 procent daarvan voor het gebruik, waar voor het bestemd is, niet meer geschikt moet worden geacht 2°. Kunnen Burgemeester en Wethouders mede- deelen, of de toestand, waarin genoemd materiaal zich bevindt, is toe te schrijven aan buitengewone omstandigheden of dat dit het gevolg daarvan is, dat dit materiaal ongeschikt is gebleken voor vervoer over langeren afstand 3°. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid om, indien dit laatste het geval mocht blijken te zijn of dit materiaal bij nader inzien van mindere kwaliteit mocht zijn, dan oorspronkelijk werd aangenomen, alsnog aan den Raad voorstellen te doen, om op het eens genomen besluit, om daarmede een proef te nemen, terug te komen Spreker zegt dat, als de Raad verlof wil geven tot het stellen dezer vragen, hij voorstelt, deze vragen na afloop der agenda aan de orde te stellen. Dan zal door wethouder De Vries namens Burgemeester en Wethouders antwoord op deze vragen kunnen worden gegeven. De Raad geeft verlof tot het houden der inter pellatie, waarna met algemeene stemmen wordt be sloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Agenda no. 2). Benoeming van een tijdelijk leeraar in de wiskunde aan het gymnasium. Benoemd wordt D. van de Craats, reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam, met algemeene (24) stemmen. 2. Agenda no. 3). Benoeming van een lid der commissie van toezicht op het M. O. wegens periodieke aftreding van K. Eriks. Benoemd wordt K. Eriks, Achter de Hoven, met algemeene stemmen. 3. Agenda no. 4). Benoeming van a. een voogd en b. een voogdes van het Nieuwe Stads-Weeshuis, wegens periodieke aftreding van H. de Jong en mevrouw H. A. FritzlinStraalman. Benoemd worden a. tot voogd H. de Jong, arts, met 22 stemmen. Op T. Kuperus zijn 2 stemmen uitgebracht; b. tot voogdes: mevrouw H. A. FritzlinStraalman met 23 stemmen. Op mevrouw T. J. L. Sissingh- Kutsch Lojenga is 1 stem uitgebracht. 4. (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan mej. S. J. Stoett op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan ge meenteschool no. 4. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verpachting van de op komsten der rechten, geheven voor het overvaren met een tweetal ponten over de stadsgrachten. Dit voorstel luidt als volgt In 1916 werden bij openbare inschrijving verpacht de opkomsten der belasting, geheven wordende onder den naam van veergeld, voor het met de pont over varen der stadsgracht voor het tijdvak van 12 Mei 1916 tot 12 Mei 1921. Het pontveer bij het Stads ziekenhuis werd gegund aan H. Tijhuis te Rijssen voor f 366.per jaar en dat bij den Prinsentuin aan Pieter de Vries alhier voor f 104.per jaar. Met Uw goedvinden (verg. het raadsbesluit van 11 Februari 1919 no. 53R/26) werd Tijhuis, gerekend met ingang van 1 Januari 1919, van de pacht ont heven en deze overgedragen aan Jeen Eppinga alhier op de bestaande voorwaarden en tegen dezelfde pachtsom. Sedert de vorige verpachting is de heffing verhoogd en bij Uw besluit van 25 Juni 1918 (Gemeenteblad no. 36 van 1918) gebracht op 1 cent per overvaart per persoon en voor een weekabonnement op 10 cent per persoon. Voor de beide genoemde ponten mag de hoogere heffing met 12 Mei 1921 worden geheven. Wij hebben den Directeur der gemeentewerken gevraagd, omtrent de nieuwe verpachting voorstellen aan ons te doen. In zijn schrijven van 16 November j.l. no. 1890 ter zake geeft hij in overweging met de tegenwoordige pachters, die daartoe genegen zijn, op de bestaande voorwaarden een nieuw contract aan te gaan voor den tijd van één jaar, met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar, behoudens opzegging. Wij verwachten, evenmin als de Directeur, van eene nieuwe openbare verpachting een gunstiger resultaat voor de gemeente dan de geldende pachtsommen. Wel mag met 12 Mei a.s. het dubbele geheven worden van het tegenwoordige veergeld, maar dat zal naar de grootste waarschijnlijkheid niemand verlokken hooger in te schrijven dan vroeger, omdat het publiek reeds toen evenals nu voor het meerendeel toch reeds naar het hoogere tarief betaalt. Wij kunnen ons daarom met het advies van den Directeur vereenigen. Volledigheidshalve deelen wij U mede, dat wij bij Uw besluit van 13 Maart 1917 no. 96«/66 zijn ge machtigd om de bediening van het pontveer aan den Westersingel ondershands op door ons goed te vinden voorwaarden op te dragen. Als gevolg van die mach tiging is de bediening van deze pont, bij ons besluit van 23 October 1919, laatstelijk tot wederopzeggens toe opgedragen aan G. de Jong alhier. Die opdracht - t" Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1920. 457 is nog loopende, zoodat de pont aan den Westersingel thans buiten de verpachting blijft. Wij stellen U voor te besluiten I. tot onderhandsche verpachting op de voor waarden, welke thans gelden, behalve wat het tarief van heffing betreft, waarvoor zal gelden het bedrag, toegestaan ingevolge raadsbesluit van 25 Juni 1918 (Gemeenteblad no. 36 van 1918), met ingang van 12 Mei 1921, voor den tijd van één jaar, met stilzwij gende verlenging van jaar tot jaar, uiterlijk tot 12 Mei 1924, wanneer niet door een der partijen, met inachtneming van een termijn van drie maanden, opzegging plaats heeft a. van de opkomsten van het pontveer voor het overvaren van de stadsgracht bij het Stadsziekenhuis aan Jeen Eppinga alhier voor f 366.per jaar; b. van de opkomsten van het pontveer voor het overvaren van de stadsgracht bij den Prinsentuin aan Pieter de Vries alhier voor f 104.per jaar II. Burgemeester en Wethouders te machtigen om na afloop van de contracten sub I ten aanzien van deze op gelijke wijze te handelen als met betrekking tot het pontveer aan den Westersingel. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verpachting van de brug gelden, geheven bij de bruggen over het Vliet, de Vlietster- brug en de Oosterbrug. Dit voorstel luidt als volgt Het vorige jaar werden bij openbare inschrijving verpacht de opkomsten van de Oosterbrug, de Vlietster- en Boomsbruggen, de Blauwebrug, de Wittebrug en de Poppebrug voor het tijdvak van 1 October 1919 tot 1 Januari 1921. De gunning had als volgt plaats a. de Oosterbrug aan Chr. Split voor 125.per jaar b. de Vlietster- en Boomsbruggen, met het gebruik van de daarbij behoorende dienstwoning, aan L. van der Wal voor 140.per jaar; c. de Blauwebrug aan B. van der Meer voor f 2. per jaar met eene wekelijksche toelage uit de ge meentekas van 7. d. de Wittebrug, met het gebruik van de dienst woning, aan H. Renses, voor f 5.per jaar met eene wekelijksche toelage uit de gemeentekas van 5. e. de Poppebrug aan G. van der Veer voor f 2. per jaar met eene wekelijksche toelage uit de ge meentekas van f 7. Deze verpachting loopt alzoo binnenkort af. Wij hebben daarom den Directeur der Gemeentewerken gevraagd, ons omtrent de nadere verpachting voor stellen te doen. Diens schrijven van 11/13 November j.l. no. 1865 is daarvan het gevolg. De Directeur meent eene nieuwe openbare verpach ting te moeten ontraden, omdat het steeds moeite gekost heeft voor de bruggen over het Vliet pachters te vinden. Dit laatste is inderdaad het vorige jaar bij de openbare verpachting weder gebleken. Niettegen staande toen op grond van de nieuwe verordening op het heffen van bruggelden (Gemeenteblad no. 35 van 1919) eene hoogere heffing mogelijk was dan voor dien tijd, schreven behalve voor de Boomsbrug slechts de oude pachters in. Van eene nadere openbare verpachting zal geen ander resultaat te verwachten zijn. De Directeur, die met de pachters in overleg is getreden over de verdere bediening der bruggen en deze bereid heeft gevonden tegen nader overeen te komen voorwaarden de pacht te verlengen, adviseert daarom dien weg in te slaan. Wij kunnen ons met dat advies vereenigen. Ook ten opzichte van het inrichten van eene nieuwe brugwachterswoning bij de Poppebrug, welke noodig is geworden, omdat de pachter Van der Veer met 12 Mei 1921 zijn tegenwoordige woning moet verla ten, deelen wij de inzichten van den Directeur der Gemeentewerken. De bestaande voorwaarden kunnen blijven gelden. Wij geven U alzoo, onder overlegging van stukken, in overweging te besluiten a. ondershands te verpachten voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Januari 1921, behoudens opzeg ging van de zijde der gemeente met inachtneming van een termijn van 3 maanden, de opkomsten van de Oosterbrug aan Christiaan Split alhier voor een pachtsom van f 125.over het geheele jaar of, bij tusschentijdsche opzegging door de gemeente, voor een evenredig deel daarvan b. ondershands te verpachten voor het jaar 1921 de opkomsten van de Vlietster- en Boomsbruggen, met het gebruik van de daarbij behoorende dienst woning Oostersingel no. 2, aan Leendert van der Wal alhier, onder bijbetaling door de gemeente van eene toelage van f 140. c. ondershands te verpachten voor het jaar 1921 de opkomsten van de Blauwebrug aan Bartholomeus van der Meer alhier, onder bijbetaling door de ge meente van eene toelage van f 10.per week; d. ondershands te verpachten voor het jaar 1921 de opkomsten van de Wittebrug, met het gebruik van de daarbij behoorende dienstwoning Zuidvliet no. 262, aan Hendrik Renses alhier, onder bijbetaling door de gemeente van eene toelage van 8.per week en onder bepaling, dat bij ziekte van den pachter van gemeentewege in den dienst wordt voorzien, doch dat de pachter voor eiken dag dienst van den ver vanger 1.50 aan de gemeente zal betalen; e. ondershands te verpachten voor het jaar 1921 de opkomsten van de Poppebrug, met het gebruik van 12 Mei 1921 af van de bij die brug in te richten wachterswoning, aan G. van der Veer alhier, onder bijbetaling door de gemeente van eene toelage van 10.per week tot 12 Mei 1921 en van 8.per week van dien datum, een en ander op de bestaande voorwaarden en be palingen f. voor de inrichting van den stal op het land, verhuurd aan J. S. Bottema alhier en gelegen aan het Vliet, tot brugwachterswoning bij de Poppebrug, aan Burgemeester en Wethouders het noodige crediet te verleenen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Postma kan zich met het voorstel vereeni gen met uitzondering van punt fwaarin gesproken wordt dat men voor den brugwachter aan de Poppe brug een nieuwe woning wil bouwen. Daarvoor wordt door Burgemeester en Wethouders het „noodige crediet" aangevraagd. Spreker zou nu gaarne willen dat, als het mogelijk is, Burgemeester en Wethouders wat meer licht over die zaak lieten uitgaan, opdat de Raad zal weten, wat deze verbouwing ongeveer zal moeten kosten. De Raad wordt hier in den laatsten tijd telkens voor vraagstukken geplaatst, waarbij hem wordt gevraagd een blanco crediet toe te staan, terwijl hij later veelal tot de conclusie komt, dat de zaak ont zettend duur oploopt. En waar de bouwwerken van de gemeente gewoonlijk nog al duur zijn, had spreker gaarne meer licht in dit gedeelte van het voorstel. Hij zou dan ook willen vragen of dit gedeelte van het voorstel niet tot zoolang zou kunnen worden aangehouden, waarna dan de raadsleden hierover hün oordeel konden uitspreken. Uit de stukken meent spreker gelezen te hebben dat de directeur der ge meentewerken zegt dat er straks een wachthuisje voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 2