464 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1920.
dit voorstel, maar wenscht niet zoo ver te gaan als
de heer De Vries, die Burgemeester en Wethouders
wil machtigen een andere plek te zoeken. Spreker
vindt dat de Raad van deze zaak niet een voldoend
overzicht heeft gekregen. Er wordt enkel voorgesteld
een stuk grond, ook naar sprekers oordeel voor te
hoogen prijs, aan te koopen, zonder dat de Raad van
de verdere plannen en kosten iets komt te weten.
Spreker acht dit minder juist. Het zou kunnen zijn
dat voor het bovenhuis een huur betaald wordt, die
de andere kosten eenigszins goed maakt en daarvan
heeft de Raad nu nog niets gehoord. Daarom zou
spreker graag willen dat er een volledig plan van de
kosten, ook van het brandspuithuisje en de woning, en
van den huurprijs wordt overgelegd, teneinde dan te
beslissen of men tot koop van den grond zal overgaan.
Haast is er niet bij, omdat het terrein ongegadigd
is; dat het verkocht zal worden, daarvoor bestaat
geen vrees. Men kan dus gerust zoo lang wachten
en dit voorstel eenvoudig aanhouden, totdat Burge
meester en Wethouders den Raad nader hebben in
gelicht omtrent de totale kosten en de exploitatie.
De heer Jansen moet zich tegen dit voorstel ver
klaren, omdat hij het gevoel heeft dat hier klakkeloos
met het geld wordt omgegooid. Het is nutteloos dit
terrein te koopen voor een som van ƒ2625.Spreker
vraagt zich af wat het gebouwtje zal moeten kosten.
Dit komt al gauw op f 8000.zoodat men dan in
totaal op 11000.komt. De zaak kan dan niet
rendabel worden.
De heer Tulp heeft zeer terecht naar voren ge
bracht dat er op de begraafplaats een zeer geschikt
gebouw is, dat daar anders toch renteloos staat.
Spreker gelooft dat het heel wel mogelijk is het
materiaal daar onder dak te laten en daar doet men
beter aan, dan eigenlijk duizenden weg te gooien,
waar niemand iets aan heeft. Als de zaak toch ren
dabel zal zijn, zal het gebouwtje een 1000.moeten
opbrengen. Spreker ziet daar geen kans toe, tenzij
de wethouder hem overtuigt, dat er een dergelijke
huur van de bovenverdieping is te maken. Hij wil
Burgemeester en Wethouders ernstig in overweging
geven het voorstel terug te nemen en moet zich
daartegen verklaren.
De heer Dijkstra kan kort zijn, omdat hij zich in
hoofdzaak kan aansluiten bij wat door den heer
Oosterhoff is gezegd. Hij wenscht geen voet te geven
aan de houding van die leden, die meenen, dat hier
roekeloos met het geld wordt omgeslagen, daar wenscht
hij tegen op te komen. Het is hier zoo gemakkelijk
nietmen kan wel tegen het college zeggen om een
ander plaatsje of een geschikter terrein te zoeken,
maar men zal in die bunrt lang moeten zoeken als
men een goedkooper terrein wil vinden. Het terrein
aan den overkant van de Spanjaardslaan is ook niet
voor de poes, afgescheiden nog van de vraag of men
het zou kunnen krijgen.
Spreker wil zich daarom aansluiten bij de woorden
van den heer Oosterhoff. Hij is van oordeel, dat,
wanneer de Raad een overzicht had van wat de ge-
heele zaak moet kosten, het plan misschien nog
genoeg kon meevallen. Is het mogelijk dat het mate
riaal kan blijven waar het nu is, dan heeft spreker
daar niets op tegen. Maar hij meent ook dat men in
dit centrum wel een huis kan bouwen, dat tegen een
vrij hoogen prijs kan worden verhuurd. Hij wil
daarom ook het college vragen dit voorstel thans
aan zich te houden en den Raad een overzicht te
geven van het geheele plan.
De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet
houders meedeelen, dat deze het voorstel wel willen
aanhouden. Met het voorstel loopt het echter geheel
anders dan Burgemeester en Wethouders zich hadden
voorgesteld. Dat deze prijs vrij hoog zou zijn was
ver vooruit wel bekend, doch Burgemeester en Wet
houders waren van oordeel al gelooft spreker ook
wel dat er wel „scheeve tippen" over zullen blijven
dat er van het plan wel wat was te maken, zoowel
van het brandspuithuisje als van de woning. Burge
meester en Wethouders hebben de zaak onderzocht,
beueden voor de plaats der brandspuiten en boven
voor de bovenwoning en meenen dat er voor die
woning heel wel een fatsoenlijke huur zou te bedin
gen zijn. Het perceel voor de rooilijn kon dan voor
de bovenverdieping beschikbaar blijven als tuin, waar
uit dan, door een dubbel hek, de brandspuiten konden
uitrijden. Dat was de bedoeling.
Burgemeester en Wethouders nu hadden iets anders
verwacht, n.l. dat de Raad het zou apprecieeren, dat
zoo gauw mogelijk het materiaal van het kerkhof zou
worden verwijderd. Nu gaan er stemmen op uit den
Raadlaat het daar maar staan. Dit is Burge
meester en Wethouders bestals het den Raad en
dus ook de gemeente goed is, dat het materiaal daar
blijft staan en dat daar tusschenbeide 's nachts herrie
wordt gemaakt, dan is dit Burgemeester en Wet
houders ook best. Zij meenden echter dat men het
materiaal daar zoo spoedig mogelijk vandaan moest
zien te krijgenhier gaf bij hen eenvoudig deze
kwestie den doorslag, dat zij de begraafplaats enkel
als een tijdelijke bergplaats beschouwden. Het oude
huisje was afgebroken in verband met den nieuwen
straataanlegomdat er op de begraafplaats ruimte
was is er gezegd we bergen het hier zoolang
maar nu hadden Burgemeester en Wethouders het
idee dat, hoe eerder het van daar verwijderd werd,
hoe beter. Misschien zal, als het materiaal op hot
kerkhof blijft, nog een kleinigheid aan de bergplaats
daar moeten worden veranderd, maar verder is het
daar ruim genoeg.
Wat de ruimte op het voorgestelde terrein betreft,
deze valt wat mee. In tegenstelling met de woorden
van den heer IJ. de Vries, die meent dat er hoogstens
2 ouderwetsche spuiten kunnen staan, wil spreker
verklaren, dat de heer De Vries dan de tegenwoordige
spuiten maar eens moet vergelijken met die van voor
100 jaar en dat de heer De Vries dan zal zien, dat
deze laatste de helft meer plaats innemen dan de
tegenwoordige spuiten, terwijl de motorspuiten ver
moedelijk nog iets minder ruimte innemen dan de
tegenwoordige brandspuiten. Hij zal zien dat men
een motorspuit en een slangenwagen kan bergen in
een betrekkelijk kleine ruimte. Het drogen van de
slangen geschiedt, zooals vele leden zullen weten,
niet in de brandspuithuisjes, maar op een andere
plaats, n.l. in de St.-Anthoniestraat.
Burgemeester en Wethouders willen nu dit voorstel
wel weer tot zich nemen. Zij waren graag, zooals
de heer Oosterhoff reeds vroeg, met een volledige
begrooting van het plan bij den Raad gekomen, maar
dit is afgestuit op de drukte bij Gemeentewerken.
Aan het verzoek van het college, om de plannen
spoedig in te dienen, heeft Gemeentewerken niet
kunnen voldoen en omdat Burgemeester en Wet
houders meenden, dat er nog al eenige haast bij de
zaak was, stelden zij voor het terrein maar te koopen.
Doch, als werkelijk de Raad geen bezwaar maakt
om voorloopig het materiaal op het kerkhof te laten,
dan achten Burgemeester en Wethouders dat een
oplossing. Ofschoon men daarbij ook onder de oogen
moet zien, dat, wanneer er te zijner tijd eens weer
verandering moest komen, het dan moeilijk zal worden
een andere geschikte plek te vinden. Burgemeester
en Wethouders willen nu echter het voorstel wel
weer tot zich nemen en de spuiten voorloopig op de
begraafplaats laten staan.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1920. 465
De heer Dijkslra wil nog een kleine opmerking
maken. Hij waardeert het in Burgemeester en Wet
houders dat deze hebben willen trachten het brand
weermateriaal zoo spoedig mogelijk van het kerkhof
te verwijderen. Dat hóórt daar niet; uit piëteit moet
men het daar vandaan halen. Spreker voelt dat het
daar niet hoort.
De heer Tulp moet opkomen tegen de overgevoe
ligheid van den Voorzitter en den heer Dijkstra, 't Is
of er een heele drukte op het kerkhof zal worden
gemaakt. Dat was, zegt spreker, in onze jeugd wel
zoo, toen we wakker werden getrompet bij brand.
Maar tegenwoordig wordt de brandweer geheel door
middel van de telefoon gewaarschuwd en de spuit
wordt doodstil uit het huisje gehaald. Wat voor bij
zondere gevoelens daar dus bij te pas komen, begrijpt
spreker niet.
De heer Jansen zou ook uit piëteit het materiaal
van de begraafplaats willen verwijderen, alleen al,
zooals de heer Dijkstra zegt, omdat het daar niet
hoort. De zuinigheid is echter ook een motiefals
men er ettelijke duizenden mee kan besparen zou
spreker het er voorloopig wel willen laten. Hij zou
daarom het college willen verzoeken om te zien of
men geen goedkooper gelegenheid zou kunnen krijgen.
Om aan zooiets een elf of twaalf duizend gulden te
besteden, dat kan de bedoeling van den Raad niet zijn.
De heer Berghuis (wethouder) zou aan den Raad
nu deze vraag willen stellenIs het de bedoeling
van den Raad dat het college ten opzichte van het
terrein, dat het heeft gevonden, nog met uitgewerkte
voorstellen bij den Raad komt, of niet
Op bevestigende antwoorden van verschillende zijden
uit den Raad antwoordt spreker dat hij gelooft dat
er meer een misverstand heerscht. Als dat het geval
is zou hij stemming willen vragen over de kwestie of
de brandspuit op de begraafplaats zal blijven, al dan
niet. Wil de Raad nu dat er aan het college opdracht
wordt gegeven dat het met meer uitgebreide plannen
omtrent dit voorstel komt of wil hij dat het materiaal
of de begraafplaats zal blijven?
De Voorzitter deelt nu namens Burgemeester en
Wethouders mede dat dezen thans zelf voorstellen
dit punt aan te houden om later met nader uitge
werkte voorstellen te komen. Mocht een van de leden
daarover stemming verlangen, dan zal spreker dit
voorstel in stemming brengen.
De heer De Vos wenscht niet tegen dit voorstel,
dat de heer Oosterhoff oorspronkelijk heeft geopperd,
in te gaan, maar wenscht wel daarbij uitdrukkelijk
vast te leggen dat de prijs van den grond a 12.50
per M2. veel te duur is. De grond is vrijwel waar
deloos, niemand wil ze hebben, alleen de gemeente
is er goed voor. Een prijs van f 12.50 is veel te
duur.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten dit punt
aan te houden en dat nader uitgewerkte plannen aan
den Raad zullen worden overgelegd.
11. (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot vaststelling van eene verordening be
treffende het centraal kasbeheer bijlage no. 56).
De artt. 14 worden goedgekeurd.
De heer Berghuis (wethouder) merkt op dat een
van de leden er hem opmerkzaam op heeft gemaakt
dat er in artikel 5 een omzetting moet plaats hebben
van de beide alinea's. De laatste zin„In verband
met het bepaalde enz." moet eerst worden ge
lezen en daarna volgt de eerste zin„Bij storting
van gelden enz." Anders zou de redactie een
misverstand kunnen geven, de bedoeling is. zcoals
het hier staat, niet juist weergegeven. Als beide
zinnen worden omgezet, wordt het artikel duidelijker.
De Voorzitter deelt mede dat door Burgemeester
en Wethouders artikel 5 wordt gewijzigd, zooals door
wethouder Berghuis is voorgesteld.
Met algemeene stemmen worden art. 6 als gewij
zigd en de artt. 69 onveranderd aangenomen en
daarna de verordening in haar geheel vastgesteld.
12. (Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot wijziging der verordeningregelende
de politie op de openbare vermakelijkheden en plaatsen
van vereeniging Gemeentebladen 1914 nos. 6 en 21 en
1918 no. 27) bijlage no. 63).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen merkt op dat punt I van het
voorstel zegt
„Het is verboden tot openbare bioscoopvoorstellin
gen kinderen toe te laten beneden den leeftijd van
„18 jaar.
„Dit verbod is niet van toepassing voor zoover
„daarvan door den burgemeester ontheffing is ver
leend op grond, dat een door hem te benoemen com-
„missie de in een bepaalde voorstelling te vertoonen
„films heeft verklaard te zijn goed en geschikt voor
„kinderen".
Spreker vraagt of hij nu hieruit moet opmaken dat
de tegenwoordige keuringscommissie zoowat heeft af
gedaan, dat deze niet meer de films zal keuren voor
menschen boven 18 jaar, dat er geen andere keuring
zal plaats hebben dan voor kindervoorstellingen Als
dat de bedoeling is dan maakt men daarmee de zaak
minder dan zij op het oogenbllk is. Spreker gelooft
dat in dat verband ook het adres van de vereeniging
„Voor Eer en Deugd" is ingekomen. Is het de be
doeling zooals spreker heeft gevraagd, dan is hij van
van oordeel dat thans de toestand minder wordt dan
voor dien tijd.
De Voorzitter memoreert dat de bioscoopcommissie,
die op 't oogenblik de films keurt, is ingesteld onder
zijn ambtsvoorganger. Deze is het geweest, die aan
de in te stellen commissie heeft gevrwagd of men zoo
goed wilde zijn in het algemeen belang na te gaan,
welke van de door bioscoophouders voorgestelde
films toelaatbaar waren voor kinderen. Zoodoende
werden de films voor ouderen, voor groote menschen,
niet gekeurd. Nu zal het op het gehalte van alle
films wel niet heelemaal zonder invloed zijn geweest
dat hier een commissie was men kan toch niet ont
kennen dat die allergeweldigst sensationeele films
hier nooit geweest zijn zij 't dan misschien ook
dat de bioscoophouders deze hier zelf nooit hebben
willen brengen Spreker veronderstelt, dat het
werk der commissie, al had ze dan ook enkel de
zorg voor de films voor de kinderen tot 16 jaar,
daarop wel van invloed is geweest. Een keuring voor
iedereen bestond dus niet en dat is het wat „Voor
Eer en Deugd" thans vraagt. Zij vraagt veel meer
dan hier ooit bestaan heeft. Het is mogelijk dat
„Voor Eer en Deugd" dat zelf doet, maar de ge
meentelijke commissie keurde alleen de films, die,
naar haar oordeel, toelaatbaar waren voor kinderen