466 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1920. beneden 16 jaar. Nu wenscht „Voor Eer en Deugd" wat nu gebeurt voor kinderen ook in toepassing te brengen voor groote menschen. De meerderheid der keuringscommissie heeft onlangs voorgesteld een algeheel verbod uit te vaardigen voor kinderen beneden 18 jaar. Burgemeester en Wethouders zijn hierin niet meegegaan, maar zij hebben het voorstel gedaan om de tegenwoordige keuring, dus niet die voor films met een opvoedende kracht maar die der toelaatbaarheid, uit te breiden tot voor kinderen beneden 18 jaar, m. a. w. dus de commissie te vragen van 16 jaar te maken 18 jaar. Toen dit voorstel in den Raad is gekomen, is hierop een amendement ingediend met de strekking om kinderen beneden 18 jaar bij alle bioscoopvoorstel lingen te weren, tenzij er bepaalde kindervoorstel lingen werden gegeven. Hoe zou nu de commissie, die daarvoor was ingesteld, weten of het een kinder voorstelling was Zij had zich daarbij de vraag te stellengaat er van de film een opvoedende kracht uit, is zij goed en nuttig voor het kind, is het een opbouwende film? Er zal dus thans niet worden gekeurd of de film toelaatbaar is, maar of er voor het kind in welke richting ook een opvoedende kracht in zit. Dit is het wat toen in den Raad is aangenomen en van.dit besluit is deze wijziging het zuivere uitvloeisel. Spreker gelooft nu wel dat de bestaande commissie hiermee in 't algemeen zal vervallen. We krijgen nu alleen een keuring wanneer een bioscoophouder zegt: ik wensch een kinderdag te arrangeeren. Dan kunnen er b.v. films worden vertoond als: de mijnen in Limburghet maken van een zeeschip de Oran jesluizen de vischvangst op de Zuiderzee, enz., of wel andere films b.v. het jokken leelijk voorgesteld, enz. Wanneer de bioscoophouder zoo'n kinderdag wil arrangeeren, door films te vertoonen, waarvan een opvoedende kracht uitgaat, dan vraagt hij de commissie, daarnaar te willen kijken en dan komt de commissie. Deze zal dus nog wel degelijk zoo tusschenbeide haar werk doen, zij krijgt wel heel weinig te doen, maar toch zal ze haar invloed doen gelden op het gehalte der films, tenzij de bioscoop houders zeer sterk in hun schoenen staan tegenover het publiek. Al stelt spreker het peil van de bioscoop op zichzelf niet zoo hoog, toch stelt hij zich voor dat het gehalte hier wel op hetzelfde peil zal blijven en niet zal zakken. Het request van „Voor Eer en Deugd" is er hier dus eigenlijk een beetje naast. Wat Burgemeester en Wethouders hebben voorgesteld is slechts zuiver de toepassing van het amendement, dat indertijd is aangenomen. Spreker moet dus aannemen' dat óf „Voor Eer en Deugd" de zaak niet begrijpt óf dat de vereeniging alleen aan haar eigen keuring heeft gedacht. De heer Fransen vindt het eenigszins moeilijk, omdat dit besluit in October is aangenomen. Zijn beweren is echter dat de filmkeuring thans in een mindere conditie komt te staan dan voorheen. Het staat voor hem vast dat, wanneer deze keuringscom missie wordt afgedankt zij het dan dat zij nog enkele dingen ter keuring krijgt, wat spreker uit stekend vindt het er met de keuring minder op wordt dan op 't oogenblik. Dit vindt hij jammer. Spreker ziet geen kans in deze verordening wijziging te brengen, maar gelooft goed te doen er bij de behandeling der begrooting op terug te komen en dan voor te stellen een keuringscommissie in te stellen, die alle films keurt, zoowel voor jongeren als voor ouderen. De Voorzitter denkt misschien den Raad dan een groot debat te kunnen besparen door den heer Fransen in overweging te geven kennis te nemen van het ontwerp-wet op de keuring van films, ingediend door de Staatscommissie. De keuring zal daarbij plaats hebben in drie categorieën, n.l. voor personen boven 18 jaar, voor kinderen van 14 tot 18 jaar en voor kinderen beneden 14 jaar. Er zal dan voor die drie categorieën een centrale en niets anders dan een centrale keuring plaats hebben. En dat is het wat de heer Fransen ook wil. De heer De Boer wenscht nog een opmerking te maken. De heer Fransen maakt, nu er niet meer gekeurd zal worden voor kinderen beneden 16 jaar, het bezwaar dat de toestand minder zal worden. Spreker gelooft daar niet veel van. Hij gelooft in tegendeel dat de aankondiging„niet toegankelijk voor kinderen beneden 16 jaar", juist attractioneel was voor het publiek, hij meent dat zooiets de beste reclame is voor sommige bioscopen. Dat opschrift komt nu te vervallen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Op voorstel van den Voorzitter wordt de volgorde der agendapunten 14 en 15 verwisseld. Ter behandeling van 13. Agenda no. 15.) Rapport der commissie voor de bezwaar schriftenn tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, omtrent reclames in eersten aanlegdiensten 1919 en 1920 wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt aan de orde gesteld 14. Agenda no. 14.) Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op de adressen van de vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs en van de vereeniging de Leeuwarder Industrie- en Huishoud school, betreffende het verleenen van een extra subsidie in het tekort over 1920 op de exploitatie der onder haar beheer staande inrichtingen van onderwijs. Dit prae-advies luidt als volgt Om praeadvies is in onze handen gesteld een adres van het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs van 26 October 1.1., waarbij wordt medegedeeld, dat voor 1920 het Rijks subsidie voor de beide scholen met f 12,500.(A. B. S.) en f 12,000.(M. T. S.) is verhoogd en het provin ciaal subsidie met onderscheidenlijk 4,429.50 en f 3,283.20, doch dat, om de salarissen te betalen, f 9,916.53 en 6,086.66 over dat jaar nog niet is gedekt, welke bedragen over 1920 als extra subsidies worden gevraagd boven de vaste van 7,500.en 11,000.—. Wij brengen U hierbij in herinnering Uw beslui- van 23 Maart van dit jaar no. 158n/74, waarbij nat drukkelijk is uitgesproken dat de gemeente zich in het vervolg niet weder aansprakelijk wenscht te stel len voor eventueele kosten der beide scholen. Met deze uitspraak voor oogen zou althans voor dit jaar (met 1921 treedt de Nijverheidsonderwijswet in wer king en daarbij is een bepaald stelsel van subsidiee- ring geregeld) van ons een afwijzend prae-advies op het adres mogen worden verwacht, ook al meent het adresseerende bestuur goed te doen deze, ook aan hem medegedeelde clausule, in zijn verzoekschrift met stii- zwijgen te moeten voorbijgaan. Toch gelooven wij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1920. 467 dat deze niet in al hare consequentie moet worden toegepast. Blijkens door het bestuur aan ons gedane mede- deeling, het blijkt niet uit de in het adres vermelde cijfers zou het Rijk 20 °/o meer in de verhoogde salarissen eene verhooging door den minister voor geschreven nadat door hem reeds 50 °/o subsidie in uitzicht was gesteld hebben toegezegd, maar nog niet verleend. Voor de overblijvende 30 °/0 zou de provincie voor 1920 de helft hebben toegekend. Het ongedekte bedrag tot de cijfers, als door adressant opgegeven, is dus de nog overblijvende 15 °/0 plus de nog niet ontvangen 20 vau het Rijk waar omtrent, niettegenstaande de toezegging, ook nog geen zekerheid bestaat. Een tekort van 15 is dus met stelligheid te ver wachten en op denzelfden grond als waarop Uw be sluit van 23 Maart j.l. rustte, n.l. deze dat de leeraren en ten slotte de school de dupe zouden worden, zouden wij U in overweging willen geven om, nu deze wijze van subsidieering voor de laatste maal kan worden toegepast, de tekortschietende 15 °/0 in de salarisver- hoogingen der beide inrichtingen boven de bestaande subsidies voor 1920 alsnog ten laste der gemeente te nemen. Een zelfde besluit kan dan gelden voor de Indus trie- en Huishoudschool. Het bestuur van deze school heeft zich d.d. 1 October tot ons college gewend. Ook dat vraagt aan de gemeente 35 °/0 in de restee- rende helft van het tekort der over 1920 verhoogde bezoldigingen, waarvan het Rijk de andere helft bij past. Over 1919 is bij Uw besluit van 22 Juni 1.1. no. 281R/150, behalve het vaste subsidie van 4,000.— per jaar, voor hetzelfde doel 4,590.(waaronder f 1,800.bij een eerder besluit toegekend) verleend. Op denzelfden voet als wij voor de beide bovenge noemde onderwijsinrichtingen voorstellen, ware ook deze school voor het loopende jaar te helpen Wij teekenen hierbij aan dat reeds nu van de zijde van het bestuur is medegedeeld, dat vermoedelijk nogmaals een verhooging over 1920 van de wedden zal afko men de hier bedoelde is een verhooging voor 1920 naar den grondslag van de bezoldigingen over 1919. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan de Vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs en aan het bestuur der Leeu warder Industrie- en Huishoudschool, boven de ge wone subsidies, over 1920 alsnog uit te( keeren 15 °/0 van het tekort op de exploitatie der onder hun beheer staande inrichtingen van onderwijs, voor zoover dit tekort, naar de aan Burgemeester en Wethouders te hunnen genoegen te verstrekken gegevens, voortvloeit uit de thans reeds plaats gevonden verhooging van de bezoldigingen voor 1920 van het onderwijzend personeel aan die instellingen. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wet houders, naar aanleiding van een ingekomen voorstel van de heeren De Boer en Collet, hun voorstel wen- schen aan te vullen door voor het bestaande dictum te plaatsena. en daaraan als onderdeel b toe te voegen bBurgemeester en Wethouders te machtigen een kasgeldleening aan te gaan met het bestuur voor de resteerende procenten der achterstallige salarissen voor 1919 en 1920, op de door Burgemeester en Wethou ders te stellen voorwaarden". Met algemeene stemmen wordt het aldus gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. VI. Aan de orde zijn de vragen van den heer Oosterhoff (punt IV). De interpellatie wordt geopend. De heer Oosterhoff heeft zeer weinig aan zijn vragen toe te voegen. Hem was er de aandacht op gevestigd dat op het terrein aan den Groninger Straatweg een gedeelte van het materiaal, dat daar ligt opgeslagen voor den bouw van de cementsteenen woningen, in zeer deplorabelen toestand verkeerde. Spreker is er toen zelf naar toegegaan vóór de natuur er het kleed der liefde over had uitgespreid het ligt nu onder de sneeuw bedolven en is er toen werkelijk van geschrokken. Hij had gedacht dat de zaak eenigszins overdreven zou zijn voorgesteld, maar het is wer kelijk heel erg. Spreker vond daar behalve heele steenen, een hoop brokstukken en steenen die barsten vertoonen of waar stukken af missen. Bij hem rees dan ook werkelijk de vraag of een materiaal, dat zich bij een voorloopige behandeling zóó gedroeg, wel ge schikt is om er woningen van te bouwen. Zijn eerste indruk was dat er met de steenen een ongeluk ge beurd was, een spoorwegramp, of dat de wagens die met de steenen waren geladen, waren omgevallen. Later heeft hij echter gedacht't Kan ook zijn dat dit materiaal wel gebruikt kan worden op de plaats, waar het gemaakt is, maar dat het niet tegen een langdurig vervoer bestand is, dat het niet berekend is op een voortdurend overladen van wagens in treinen en van treinen in wagens, 't Resultaat is geweest, dat spreker deze vragen heeft gesteld. De heer 0. F. de Vries (wethouder) kan de vragen van den heer Oosterhoff heel kort beantwoorden. De firma heeft het materiaal hier geheel op eigen risico aangevoerd er is nog geen contract met de firma afgesloten en het materiaal is ook nog niet gekeurd. Maar wanneer het contract zal worden afgesloten dit wacht nog steeds op de subsidie-aanvraag in Den Haag dan moeten de steenen ook voldoen aan de eischen, die bij de rapporten zijn overgelegd. Is dat niet het geval, dan worden ze eenvoudig afgekeurd. Het materiaal is niet door de gemeente ontvangen en ook nog niet door de opzichters gekeurd. Spreker heeft ook den slechten toestand gezien, doch heeft direct gezegd, dat deze steen niet werd goedgekeurd. Ze ligt daar geheel voor risico van de firma. De heer De BoerDan moet er ook heel wat aan verdiend worden De heer Oosterhoff dankt Burgemeester en Wet houders voor de gegeven inlichtingen. Het antwoord bevredigt hem echter niet heelemaal. Het doet hem pleizier dat de steen er niet ligt voor risico der ge meente, dat gevaar heeft de gemeente dus niet. Hij twijfelt er verder ook geen oogenblik aan dat deze steen wel niet zal worden goedgekeurd. Maar dit was niet sprekers eenige vraag. Hoofdzaak is is het feit, dat deze steen zoo aankomt, voor Burgemeester en Wethouders geen aanleiding om nog eens ernstig te onderzoeken of dit materiaal werkelijk wel van de kwaliteit is als welke men er van veronderstelde? Dit was sprekers laatste vraag en daarop heeft hij geen antwoord gekregen. Zouden Burgemeester en Wethouders nu niet eerst eens onderzoeken of er na deze zending geen aanleiding bestaat om den Raad voor te stellen op zijn besluit terug te komen? De heer 0. F. de Vries (wethouder) antwoordt dat die zaak nog onderzocht wordt. De cijfers moeten op de verschillende bureaux voor bouwmaterialen worden onderzocht en ook het materiaal is daarheen reeds opgezonden. De interpellatie wordt gesloten. Niets meer te behandelen zijnde wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 7