490 Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. De vier wethouders onthouden zich van stemming. Vóór stemmen: de heeren Tiemersma, Lautenbach, Van der Werff, Dijkstra, Zandstra, Visser, Tulp, De Boer, mevrouw BesuijenLindeboom, de heer Van Weideren baron Rengers, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Postma, De Vos, Collet, IJ. de Vries, Jansen en Nijholt. Tegen stemmen: de heeren Fransen en Dijstra. De Voorzitter merkt nog op, dat deze post voorloopig nog zoo moet blijven, omdat er thans alleen is beslo ten, dat er van wege den Raad een verzoek uitgaat naar het college van Gedeputeerde Staten om alsnog de jaarwedden der vier wethouders op het door den Raad voorgestelde bedrag te willen vaststellen. Volgno. 92 wordt, in afwachting van de beslissing van Gedeputeerde Staten, onveranderd vastgesteld. Volgnos. 93 en 94 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 95. Presentie,eld van de leden van den Raadf 3000.— De Voorzitter merkt op, dat ook hierbij een voorstel is van de commissie van rapporteurs om het presentie geld te verhoogen van 5.tot 7.50 per zitting. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (algemeen rapporteur) heeft niet veel aan dit voorstel toe te voegen. Men staat thans voor het feit, dat men leden krijgt, aan wie het bijwonen van sommige raadszittingen geld moet kosten. Om dat te voorkomen heeft de commissie van rapporteurs ge meend het presentiegeld te moeten stellen op 7.50. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de commissie van rapporteurs, waarvan de bedoeling is om aan Gedeputeerde Staten te verzoeken het presentiegeld van de leden van den Raad te verhoogen van 5.tot 7.50 per zitting, wordt met 20 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Schaafsma, Tiemersma, Lautenbach, Van der Werff, Dijkstra, Zandstra, Tulp, De Boer, mevrouw BesuijenLindeboom, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Berghuis, O. F. de Vries, Postma, De Vos, Collet, IJ. de Vries, Jansen Schoondermark, Dijstra en Nijholt. Tegen stemmen: de heeren Fransen, Visser en Van Weideren baron Rengers. Volgno. 95 wordt, in afwachting van de beslissing van Gedeputeerde Staten, onveranderd vastgesteld. Volgnos. 96154 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 155. Jaarwedden van inspecteurs en agenten van politie158,500. - De Voorzitter wil namens Burgemeester en Wethou ders bij dezen post voorstellen de verordening, rege lende de inrichting van het personeel der politie, in overeenstemming te brengen met de begrooting. In artikel 1 dier verordening dienen dan de woorden „1 inspecteur van politie 3e klasse" en ,,74 politiedienaren 3e klasse" te worden vervangen door ,,2 inspecteurs van politie 3e klasse" en ,,84 politiedienaren 3e klasse", terwijl Burgemeester en Wethouders verder dienen te worden gemachtigd de volledige gewijzigde tekst dier verordening bekend te maken, met vernummering der artikelen. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. Volgno. 155 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 156160 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 161. Jaarwedden van de keurmeesters van vleesch, visch en garnalenf 1,600. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tiemersma zegt dat in de sectie de opmer king is gemaakt dat, nu de stichting van een abattoir door de Kroon niet is goedgekeurd, deze post een be langrijke verbetering zal moeten ondergaan.- Spreker veronderstelt dat de Raad nu van het college van Bur gemeester en Wethouders wel zal vernemen wat er nog moet worden gedaan. De heer Nijholt wou vragen of Burgemeester en Wethouders ook hebben overwogen, nu de verhoogde kosten tot stichting van een abattoir a ƒ110,000. door de Kroon niet zijn goedgekeurd, wat met het cre- diet van 550,000.— kan worden gedaan. Zou daarmee nog niet een abattoir kunnen worden voltooid? Vooral nu de bouwkosten wat lager beginnen te worden, meent spreker, dat er nog wel een mogelijkheid is dat voor dit lagere bedrag nog wel een abattoir kan wor den gesticht, dat goede diensten kan bewijzen. Hebben Burgemeester en Wethouders deze vraag ook over wogen? Men kan nu direct wel van de zaak afstappen, maar dat behoeft de Raad niet te doen. De Voorzitter kan wel namens Burgemeester en Wet houders toezeggen, dat ook in de vergadering van Bur gemeester en Wethouders reeds over deze zaak gespro ken is. Spreker acht het echter beter op 't oogenblik niet te veel te praten over die 550,000.Maar Bur gemeester en Wethouders zullen trachten met een ander plan te komen dat uitvoerbaar is. De heer Collet: Zijn de motieven van Gedeputeerde Staten ook bekend? De Voorzitter heeft tot zijn grooten spijt vergeten mede te deelen het besluit van de Kroon, dat aan Gede puteerde Staten is medegedeeld. Het lag abusievelijk ook niet bij de stukken. Er staat in het stuk van de beslissing van de Kroon eigenlijk geen ander motief, dan dat wordt gemeend, dat het op een andere manier goedkooper kan, dus dat een abattoir niet noodig is. Eigenlijk is het besluit dus niet gemotiveerd. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 161 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 162170 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 171. Kosten van het schoolartsen-insti tuut 4,375.—. De Voorzitter merkt op dat hierbij aanhangig is sub c van punt 2 (agenda no. 3) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijzi ging der verordeningregelende de aanstelling en den werkkring van schoolartsen hij hef Lager Onderwijs en het bewaarschoolonder wijs (gemeenteblad 1918 no. 22 en 1919 no. 43) enz. (bijlagen nos. 15 en 33 van 1920). Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. 491 De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BesuijenLindeboom juicht het toe dat Burgemeester en Wethouders het instituut-schoolarts zoo volledig mogelijk willen maken, door hier voor te stellen voor een school-tandarts een memorie-post uit te trekken. Spreekster vindt dit heel mooi, maar zij wil het college afvragen of het ook niet zeer noodig zal zijn om daarnaast een memorie-post voor een school- verpleegster te plaatsen. Spreekster heeft geen onder zoek meer kunnen doen omdat de tijd te kort was naar de taak van den schoolarts, maar men kan wel na gaan dat deze zeer omvangrijk is. Als men bovendien in verschillende bladen leest wat de taak van de school- verpleegster elders is, dan vraagt spreekster zich af of we in Leeuwarden nog langer zonder verpleegster kunnen. Dat spreekster een verpleegster zoo gewenscht acht, wil echter volstrekt niet zeggen dat dit wantrou wen is tegen den schoolarts, integendeel gelooft spreekster dat Dr. de Vries een zeer ijverig man is. Alaar toch, bepaalde feiten heeft men nu niet; men kan nu niet constateeren of, wanneer hier eerst een school- verpleegster was, het instituut hier niet beter resultaten zou opleveren. Spreekster moet dan nu ook alleen af gaan op de verklaringen, die haar dezer dagen in han den kwamen, van verschillende autoriteiten op dit ge bied. Die verklaringen bewijzen dat de resultaten mèt een schoolverpleegster oneindig veel grooter zijn dan zónder. Er is geen enkele gemeente waar een verpleeg ster werkzaam is, of hare arbeid wordt door de doc toren geroemd. Daarom vraagt spreekster of het niet beter is ook onder dezen post een memorie-post voor een schoolverpleegster te plaatsen. Wanneer Burge meester en Wethouders dan een onderzoek instellen, dan komt men er misschien wel toe een verpleegster aan te stellen, maar toch zou spreekster dan al vast de memorie-post op de begrooting willen plaatsen, opdat, wanneer blijkt dat het noodig is, men des te gemakke lijker tot aanstelling kan overgaan. Spreekster wil nu enkele uitspraken van autoriteiten in verband hiermede naar voren brengen. In het rapport, samengesteld door het bureau voor kinderbescherming, wordt gezegd: ,,De omschrijving van de taak doet al reeds zien, dat de schoolverpleegster onschatbare diensten kan bewijzen aan het werken van den schoolarts. De schoolartsen, aan wie een schoolverpleegster is toe gevoegd, laten dan ook niet na, er telkens weer op te wijzen, van hoe groot nut dit instituut is. De jaarver slagen getuigen, hoe veel meer resultaten bereikt worden, nu de adviezen gecontroleerd worden." Dit laatste is het ook, aldus spreekster, wat voor onzen schoolarts van groot belang zou zijn, n.l. wanneer hij iemand naast zich wist, die de ouders controleerde, door op huisbezoek te gaan bij de ouders der kinderen. Het is duidelijk, dat den schoolarts daarmee vrij wat werk van de schouders werd genomen. Dit blijkt ook vooral, als men nagaat de rapporten van de school artsen zelf. Spreekster citeert: „Zoo lezen we in het Amsterdamsche jaarverslag over 1919 o. a.: „Men kan zeggen, dat in ruim 25 het schoolarts-advies niet werd opgevolgd; in 60 konden deze weigeraars door de schoolver pleegster nog worden overreed. Bovendien werd de indruk verkregen, dat reeds de bekendheid met het feit, dat de controle bestaat, het aantal gevallen van onmiddellijk gevolg geven aan den raad van den schoolarts heeft doen toenemen." En aan het slot: „Het nuttig effect van al dit werk is niet gemakkelijk in cijfers uit te drukken, mede ook omdat de verpleegster niet geacht kan worden onmiddellijk in staat te zijn, haar dagelijksch werk in cijfers te registreeren." Hieruit blijkt dat door de controle van de verpleeg ster de resultaten veel beter zijn en ook, wat betreft de tevredenheid der verschillende schoolartsen, blijkt uit de korte uitspraken in de jaarverslagen, dat de school artsen met de verpleegsters zeer zijn ingenomen. Spreekster heeft ook vóór zich het verslag der school artsen van Dordrecht over 1919. Een enkele clausule wil zij daaruit aanhalen: „Gelukkig is na 't in functie treden van de school verpleegster de pediculosis en 't verwaarloosde hoofdeczeem veel verbeterd, 't Percentage pedicu losis, voorkomende bij de onderzochte kinderen, is maar 4 bij hen, die voor 't eerst onderzocht zijn, tegen 7j^ bij verleden jaar." Spreekster heeft nog meer jaarverslagen bij zich, doch zal ze niet alle voorlezen. Dit alles bij elkaar genomen doet echter al denken dat er mèt een school verpleegster veel meer te bereiken is. Spreekster kan er heel goed in meegaan, wanneer Burgemeester en Wethouders eerst nog eens willen onderzoeken. Zij zal het resultaat van dit onderzoek dan afwachten, maar zou toch gaarne zien, dat nu reeds een memorie-post op de begrooting werd geplaatst en stelt daarom voor: „Op de begrooting voor 1921 een memorie-post te plaatsen voor een eventueel aan te stellen schoolver pleegster." De heer Visser meent dat, als hij mevrouw Besuijen goed begrijpt, deze naast den schoolarts een school verpleegster wenscht. Wat moet die echter doen? De ouders controleeren of zoo iets? Spreker moet zeggen dat hij het niet goed begrijpt. Kan het ook wenschelijk zijn dat het college hierop prae-advies zal geven? De heer Berghuis (wethouder)Dat is toegezegd. De heer De Boer zegt dat, als hij het wel heeft, bij dezen post ook aanhangig is de wijziging der verorde ning regelende de aanstelling en den werkkring van schoolartsen, zooals die door het college van Burge meester en Wethouders is voorgesteld en waarop door den heer Zandstra en spreker eenige amendementen zijn ingediend. In de eerste plaats wil spreker nu be ginnen met te zeggen dat het prae-advies, dat Burge meester en Wethouders hebben uitgebracht, over de voorstellen van den heer Zandstra en spreker, nu niet bepaald overeenkomt, waar het college een aanhaling heeft gedaan uit of verwezen heeft naar het raadsver- slag der vergadering, waar de zaak eerder is behandeld, met hetgeen daar door spreker is gezegd. Toen deze zaak aan de orde was in de raadsvergadering van 25 Mei, is door spreker woordelijk gezegd: „Ook wij, aldus spreker, meenen, dat wanneer den schoolarts dergelijke werkzaamheden worden opge dragen, een groot deel van zijn tijd in beslag zal worden genomen, dien hij op een nuttiger wijze in het belang van het schoolkind kan aanwenden dan als behandelend geneesheer. In de tweede plaats hebben de heer Zandstra en spreker een amendement op art. 2, dat de mogelijk heid zal scheppen, dat de werkzaamheden van den schoolarts eenige uitbreiding ondergaan in het be lang van het schoolkind. Burgemeester en Wet houders hebben zelf bij dit artikel geen wijziging voorgesteld." Dit wordt, zegt spreker, in het prae-advies aldus weergegeven: „Consequent lijken ons deze voorstellen niet, omdat, zooals uit de discussies is op te maken, van de zijde der voorstellers juist werd opgekomen tegen uitbreiding van de werkzaamheden van den school arts. Zij toch verklaarden zich tegen hoofdzeer- behandeling, een zaak, waarmede de schoolarts in enkele uren, onder zijn gewone bezigheden door, gereed kan zijn enz."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1920 | | pagina 12