494 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag '27 December 1920.
begrooting te plaatsen omdat dit, eerlijk gezegd, nu
niet op den weg van den Raad ligt. Burgemeester en
Wethouders hebben toegezegd een nader onderzoek
te zullen instellen; bij de behandeling van dit punt is
dit nu hier al ten deele gedaan, door wat mevrouw
Besuijen en de heer Schoondermark beiden naar voren
hebben gebracht. Als Burgemeester en Wethouders
nu nadere inlichtingen hebben ingewonnen, dan zullen
die te zijner tijd aan den Raad worden overgelegd. Het
is echter niet goed voor die zaak nu reeds een memorie-
post op de begrooting te plaatsen. Er schijnen meer
gemeenten te zijn waar het overhaast is gebeurd en
daarmee is men hier ook op weg. De Wethouder van
Onderwijs heeft de zaak al onderzocht en wat hij mee
deelt pleit er tegen, mevrouw Besuijen is er vóór en
haar argumenten pleiten er ook voor. Waar de zaak
dus nog in onderzoek is en waar nog bij komt dat de
in bespreking zijnde verordening, zooals die is gea
mendeerd door de heeren Zandstra en De Boer, naar
de heer De Boer zegt niet uitvoerbaar is zonder een
schoolverpleegster, zou spreker zeggen: laat nu de
memorie-post er af. Spreker weet wel, dat een me
morie-post geen geld kost, maar het is ten slotte toch
de bedoeling om er een uitspraak van den Raad mee
uit te lokken en om dien post, wanneer de Raad er mee
accoord gaat, te zijner tijd in een cijferpost om te zetten.
Als dat niet het geval is, dan heeft een memorie-post
geen zin, dan is het alleen maar wat lawaai. Dat is
toch ook niet de bedoeling. Als er een memorie-post
op de begrooting komt dan beteekent dit, dat de Raad
hiermee in principe uitspreekt dat er een schoolver
pleegster komt en dat hij van dezen post later een cijfer
post wil maken.
Spreker wil nu den Raad verzoeken deze zaak voor-
loopig in handen van Burgemeester en Wethouders te
laten. Namens Burgemeester en Wethouders meenl
spreker wel te kunnen toezeggen, dat het college het
onderzoek gaarne zal bespoedigen, ook omdat daarbij
komt dat deze kwestie samenhangt met de amende
menten van de heeren De Boer en Zandstra.
Spreker zou nu willen voorstellen eerst de wijziging
der verordening te behandelen.
Mevrouw BesuijenLindeboom zegt dat als Burge
meester en Wethouders een spoedig onderzoek toe
zeggen, zij haar voorstel tot het uittrekken van een me
morie-post wel wil intrekken.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Is het dan ook
beter het voorstel van Burgemeester en Wethouders
n.et de amendementen van de heeren De Boer en Zand
stra aan te houden tot het prae-advies van Burgemees
ter en Wethouders op de kwestie-schoolverpleegster
binnen komt?
De Voorzitter: Mij best, maar ik durfde het niet lan
ger uitstellen.
De heer Schoondermark (wethouder) kan heel goed
met het idee van mevrouw Buisman meegaan, maar
één ding heeft hem eenige vrees aangejaagd, n.l. een
uitdrukking van mevrouw Besuijen. Ik las, aldus spre
ker, zoopas voor het advies van onzen ambtenaar en
nu komt mevrouw Besuijen en zegt ambtenaren uit
andere gemeenten zeggen dit en dat en die hebben
ervaring en de onze heeft geen ervaring. Wat iedereen
hier in den Raad gedaan zal hebben, heeft spreker ook
gedaan, n.l. uit die woorden de conclusie getrokken,
dat mevrouw Besuijen meer waarde hecht aan de ad
viezen van ambtenaren in andere gemeenten dan aan
het advies van den eigen ambtenaar.
Nu zegt spreker juist dat, wanneer het voorstel van
mevrouw Buisman wordt aangenomen, hij dan niet de
amendementen van den heer De Boer, maar het advies
van den schoolarts in aanmerking zal nemen. Hoe zal
dus het antwoord luiden? Het advies van den school
arts. Als men echter vooruit weet dat de leden van den
Raad zich daar niet aan storen, dan is daar ook weinig
waarde aan te hechten.
De heer Jansen zou, nu hier zoo een en ander in
debat is gebracht, het voorstel willen doen om het in-
slituut-schoolverpleegster, waarvan de Raad op de be-
toogen van mevrouw Besuijen en den heer Schoonder
mark na, niet het voor en tegen heeft gezien, nog eens
in de volle lengte en breedte onder de oogen te zien.
Hij wil daarom in overweging geven om de zaak in
handen van Burgemeester en Wethouders terug te
geven, de behandeling uit te stellen en de zaak de eerst
volgende vergadering aan de orde te stellen.
De heer Tulp: Hei, hei, volgende vergadering! Zoo
spoedig mogelijk dan.
De heer Visser vraagt in hoeverre het voorstel van
mevrouw Buisman verschilt van dat van den heer Jan
sen. Spreker begrijpt de zaak niet goed. Wat moet hij
nu stemmen het voorstel-Jansen of het voorstel-
Buisman?
De Voorzitter: Beide voorstellers zijn het roerend
met elkaar eens, als ik het goed begrijp.
De heer De Boer gelooft dat het onderzoek, dat zal
worden ingesteld, nooit erg vruchtdragend kan worden
op deze wijze. Zooals reeds is opgemerkt hangt er zeer
veel van af welke bepalingen in de verordening worden
opgenomen. Spreker meent dat het voorstel van
mevrouw Buisman en den heer Jansen is om de veror
dening aan te houden. Doch men moet eerst juist een
grondslag hebben en daarom moet de Raad nu eerst
de verordening afhandelen, en dan onderzoeken of een
schoolverpleegster noodig is.
De heer Jansen: Wanneer wij gaan doen wat de heer
De Boer zegt, dan krijgen we dit, dat we eerst het ge-
heele arbeidsveld voor de schoolverpleegster klaar
maken en dat de Raad dan noodgedwongen een school
verpleegster zal moeten aanstellen.
De heer De Boer heeft het wel heel handig gezegd,
maar 't gaat toch niet. De geheele zaak moet worden
aangehouden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Buisman-Jansen, om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, tot wijziging der
verordening regelende de aanstelling en den
werkkring van schoolartsen enz., met de daarop
ingediende amendementen van de heeren De Boer en
Zandstra, aan te houden, wordt met algemeene stem
men aangenomen.
Het voorstel van mevrouw Besuijen is ingetrokken.
Volgno. 171 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 172.178 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 179. Uitgaven ter bestrijding van het be
smettelijk hoofdzeerf 200.
De Voorzitter merkt op, dat deze post abusievelijk
is uitgetrokken op 200.Het bedrag is zoo overge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 27 December 1920. 495
nomen van de begrooting van verleden jaar, doch wordt
nu door Burgemeester en Wethouders gebracht op
800.—.
Volgno. 179 wordt, verhoogd tot ƒ800.aldus
vastgesteld.
Volgno. 180. Subsidie aan de Vereeniging tot bestrij
ding van de tuberculose te Leeuwarden f 2,000.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BesuijenLindeboom behoeft maar kort
het woord te voeren, omdat zij heelemaal kan meegaan
in het antwoord van Burgemester en Wethouders.
Alleen zou zij het college willen verzoeken zooveel
mogelijk spoed achter de zaak te zetten.
De Voorzitter doet toezegging hieromtrent.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 180 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 181 en 182 worden onveranderd vastge-
Bij volgno. 182 merkt de Voorzitter op, dat straks
door mevrouw Besuijen is voorgesteld een me
morie-post voor „Moederschapszorg" uit te trekken.
Indien deze post op de begrooting zal worden aange
bracht, stelt spreker voor dit te doen onder volgno.
182a.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BesuijenLindeboom: De post stond al
op de begrooting, Burgemeester en Wethouders hebben
dus alle recht om hem er weer op te plaatsen.
De Voorzitter: Dit jaar is het niet voorgesteld door
Burgemeester en Wethouders. De post staat er niet op,
hij zal er dus op gebracht moeten worden.
Mevrouw BesuijenLindeboom: Is het vergeten?
De Voorzitter: Ik denk het wel.
Spreker kan den Raad echter thans meedeelen, dat
Burgemeester en Wethouders het voorstel van
mevrouw Besuijen, om een post pro-memorie onder den
naam „Moederschapszorg" uit te trekken, overnemen.
De heer IJ. de Vries zou in den loop van het volgend
eerst prae-advies over deze zaak wenschen. Dan kan
de Raad de heele zaak bekijken en zien hoe de kwestie
geschikt wordt en dan kan spreker er zich ook mede
vereenigen dat de discussies hierover tot later worden
uitgesteld.
De beraadslagingen worden gesloten.
Onder Hoofdstuk VII der Uitgaven is door Burge
meester en Wethouders een nieuw artikel (23) als me
morie-post onder volgno. 182a op de begrooting ge
bracht onder den naam „Moederschapszorg".
Volgno. 182a wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 183. Jaarwedden der onderwijzers aan de
openbare scholenf 403,000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries heeft straks de kwestie van het
aantal boventallige onderwijzers al aangeroerd en had
van den wethouder van Onderwijs een antwoord ver
wacht. Hier zijn 45 boventallige onderwijzers. Spreker
kan dat goedvinden voor zoover het dient om het
onderwijs zoo goed mogelijk in te richten, maar hij is
er gloeiend tegen dat er onderwijzers zijn, die omloo-
pen en die we dus kunnen missen, te meer waar de be
grooting al zulke hooge sommen aanwijst. Als die 45
menschen door mekaar ieder een 1500.verdienen,
dan komt dit de gemeente al over een halve ton. En
waar zitten die onderwijzers, ook voor een gedeelte
hij het middelbaar onderwijs, of alleen bij het lager
onderwijs? Eerst heeft men daarbij natuurlijk de ambu
lante hoofden, maar verder zijn het dan toch overtollige
onderwijzers. Spieker wil nu zijn vraag aan den wet
houder van Onderwijs herhalen, of hierop niet aanmer
kelijk is te bezuinigen, zonder dat aan het onderwijs
vrij wat schade wordt toegebracht.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
vraag, die de heer IJ. de Vries tot spreker heeft gericht,
zeker is bedoeld aan het college van Burgemeester en
Wethouders. Maar spreker wil ze wel beantwoorden.
Spreker moet dan de vraag, zooals deze gesteld
wordt, met „neen" beantwoorden. Kan er niet een
kolossale bezuiniging komen, zoo vraagt de heer De
Vries, zonder nadeel voor het onderwijs? Daarop moet
spreker zeggen „neen". Maar als de heer De Vries het
laatste gedeelte van zijn vraag wil weglaten, dan kan
spreker de vraag bevestigend beantwoorden, dan kan
men met minder onderwijzers toe en dan kan men dus
goedkooper. De kwestie is echter deze, dat de geest
van den tijd en het oordeel van deskundigen op -het
gebied van 't onderwijs is, dat de klassen kleiner
moeten zijn dan de wet voorschrijft, wil het onderwijs
vruchtdragend zijn.
De heer IJ. de Vries: Mag ik daar dan tegenover
stellen dat er dan schijnbaar ook menschen zijn, die er
wel over kunnen oordeelen en die beweren dat de
boventallige onderwijzers niet noodig zijn? Dan zijn
die 45 boventallige hier ook niet noodig. Als de wet
gever voorschrijft: met zoo- en zooveel onderwijzers
kan er voldoende onderwijs worden gegeven, dan moet
men er niet meer nemen. Er zijn anderen, die oor
deelen, dat er kleiner klassen moeten zijn, misschien
vinden nog anderen het zelfs beter om hoofdelijk onder
wijs te doen geven, maar „zoete lieve Gerritje,
wie zal dat betalen?
De heer De Boer: Dat is een slecht liedje.
De heer IJ. de Vries: Maar tegenwoordig nog van
toepassing.
Spreker merkt verder nog op, dat hij de vraag heeft
gesteld of bezuiniging in dit opzicht het onderwijs niet
al te zeer zou schaden. De kwestie is maar dat, als er
een dertig a veertig duizend gulden bespaard kon wor
den, spreker hiervoor ten zeerste zou zijn te vinden.
De heer Schoondermark (wethouder) wil nog even
dit antwoorden, dat hier niet op bezuinigd kan worden.
Als de regeering al beweert, dat met een zeker aantal
onderwijzers voldoende onderwijs kan worden gegeven,
dan is het aantal boventallige onderwijzers hier nog